Direct naar artikelinhoud
InterviewAnnelies Devriendt en Tim Gijselinck

‘Uitwerpselen, dat is voor ons dagelijkse kost. De hygiëne is het eerste wat mensen achterwege laten’

‘Uitwerpselen, dat is voor ons dagelijkse kost. De hygiëne is het eerste wat mensen achterwege laten’
Beeld VTM2

Samen met Tim Gijselinck (40) maakt Annelies Devriendt (42) woningen schoon waar andere reinigingsbedrijven niet aan willen beginnen. Telkens als we hen in De vuilste jobs van Vlaanderen de mouwen zien opstropen, moeten we een gevoel van walging onderdrukken, terwijl de voyeur in ons stiekem een blik werpt op de puinhoop van andermans leven.

Ze is bij momenten niet om aan te zien, de smeerpijperij waarop jullie stoten. En toch trekt het programma wekelijks meer dan 400.000 kijkers.

Annelies Devriendt: “Mensen zijn pottenkijkers, hè. Dat merken we ook als we bezig zijn: dan komen de buren snel even binnenkijken in het huisje waar ze zelden beweging zagen. Wie was de eenzaat die hier woonde?”

Tim Gijselinck: “Of ze komen tegen ons hun beklag doen: ‘Het is hier nogal wat geweest!’ Vaak vindt het ongedierte de weg naar de buren en hebben zij dan muizen.”

Of kakkerlakken.

Devriendt: “Die zien we zelden. Als wij op de proppen komen, staat het pand al zo lang leeg of is het zo onderkomen, dat alle beesten elkaar hebben opgegeten.”

Gijselinck: “Of is alles tot stof vergaan. In het huis waar we vandaag waren, stonden nog yoghurtpotjes. Ze waren nooit geopend en toch zat er niks meer in: alles was opgegeten door de bacteriën. Dat is het stadium van de schimmel ver voorbij.”

Devriendt: “Nemen we iets vast, dan verpulvert het soms, net zoals in een horrorfilm. Zelfs blikjes frisdrank.”

Gijselinck: “In één van de eerste woningen die we moesten leegmaken, stond een koelkast. De hele inhoud was verteerd: behalve wat bruine smurrie bleef er niks meer over. Het was het appartement van een overleden vrouw, op de derde verdieping van een gebouw zonder lift. Het toilet was al een jaar stuk en de vrouw had al die tijd haar gevoeg in tupperwarepotjes gedaan, die ze vervolgens tegen de muur had gestapeld.”

Wat een idee!

Gijselinck: “Tja, wellicht kon ze geen loodgieter betalen of schaamde ze zich te erg voor haar flat om hem binnen te laten. Annelies en ik hebben al die potjes langs een smalle trap naar beneden moeten dragen, bij een temperatuur van 30 graden.”

Devriendt: “Sindsdien schrikken we nergens meer van. Soms moeten we zelfs toneelspelen. Dan belt een eigenaar ons op voor een vervuild pand: ‘Je zult verschieten!’ Maar als we het zien, denken we: valt wel mee, we hebben al ergere gehad.”

Hoe belandt een mens in jullie branche?

Gijselinck: “We komen allebei uit de sociale sector. Ik was directeur van een sociaal verhuurkantoor, waar Annelies als woonbegeleidster werkte. Een sociaal verhuurkantoor huurt panden op de privémarkt, en verhuurt ze daarna door aan mensen die op een wachtlijst staan: kansarmen, mensen die net uit de gevangenis of de psychiatrie komen, slachtoffers van een woningbrand… Het is een tussenstap naar een sociale woning. Bij 90 procent verloopt dat prima, maar soms gaat het fout en ontspoort de huurder. Dan heb je iemand nodig die het vervuilde pand weer leefbaar kan maken.”

Devriendt: “Die zoektocht verliep zelden vlot: ik moest de ene reinigingsfirma na de andere opbellen. Eén bedrijf wilde het afval wel komen verwijderen, maar niet schoonmaken, bij een ander moest ik twee maanden wachten… Het was ontzettend frustrerend. Op den duur had ik zin om zelf de mouwen op te stropen. Toen hebben we een eigen bedrijf opgericht, Clean2Invest.”

Jullie motto prijkt achter op jullie T-shirts: ‘Niets is ons te vuil’. Echt niets?

Devriendt: “We hebben nog nooit een pand geweigerd. Hoe vuiler en voller het is, des te meer er te ontdekken valt.”

Gijselinck: “Onze opdrachtgevers zijn vaak OCMW’s of andere sociale instellingen, maar we reinigen ook privéwoningen waarvan de eigenaar bijvoorbeeld de opdracht van het gemeentebestuur heeft gekregen om er iets aan te doen. Je zou ervan versteld staan hoeveel privé-eigenaars in erbarmelijke omstandigheden leven.”

Dat is niet altijd aan de buitenkant te merken.

Gijselinck: “Precies. Als alleen de postbode aan de deur komt en de brieven niet uit de brievenbus puilen, weet niemand wat zich binnen afspeelt. Dat vind ik het ergst: de sociale controle is weg. Vroeger hielden mensen hun wijk in de gaten, nu is het veeleer ieder voor zich. Ik zie steeds meer mensen die in een compleet isolement leven.”

Devriendt: “Het OCMW brengt maaltijden aan huis, maar door de privacywetgeving zijn ze verplicht die aan de voordeur af te leveren. Waarom kunnen we niet vragen dat ze die tot in de keuken brengen? Dan zouden ze veel leed al vroeger opmerken.”

Gijselinck: “De woning waar we vandaag zijn geweest, is daar een mooi voorbeeld van. De bewoner leefde jarenlang tussen zijn vuilnis, tot onlangs zijn boiler stukging. De loodgieter weigerde er aan het werk te gaan, en toen moest de eigenaar ons wel inschakelen.”

LAAG PER LAAG

Jullie scharrelen elke dag rond in het privéleven van anderen.

Devriendt: “Nog nooit heeft iemand geweigerd ons binnen te laten. Meestal zijn ze wel heel beschaamd, maar ze merken al snel dat we niet op de vuiligheid focussen. We praten over iets anders of proberen toch iets positiefs te benoemen: ‘Ik zie dat je een leuke tuin hebt.’”

Gijselinck: “En niet: ‘In wat voor een stort leef jij!’”

Devriendt: “Ik ben trouwens blij dat De vuilste jobs van Vlaanderen geen kolder- of uitlachtelevisie is geworden. Ik ben geen grote fan van Schoon en meedogenloos met Sien en Maria: ‘Kijk naar die vuilakken!’ Wij proberen net met veel respect en empathie voor de bewoners te werken. We oordelen nooit.

“Vorige week wilde een bewoner ons per se helpen, maar dat hebben we liever niet: wij gaan te werk als bulldozers. Ik heb hem dan maar gevraagd voor muziek te zorgen. Zo voelde hij zich toch een beetje nuttig.”

Gijselinck: “Maar zo’n voorstel krijgen we niet vaak. Meestal zitten ze op een stoel stokstijf toe te kijken. Dan moeten we zelfs vragen of ze even kunnen opstaan, zodat we het afval onder de stoel kunnen verwijderen.”

Devriendt: “Anderen bellen ons achteraf kwaad op: ‘Jullie hebben mijn aardappelmesje weggegooid!’ Tja, we gaan er met de grove borstel door: we hebben geen tijd om een aardappelmesje van tussen het rottende voedsel te pulken.”

Jullie komen vaak terecht bij mensen met een verzamelwoede.

Gijselinck: “Als ze geen afstand kunnen doen van hun verzameling, beginnen we er niet aan. Dat is de voorwaarde.”

Devriendt: “Maar meestal is een woonbegeleider die mensen al jaren aan het bewerken, opdat ze hun verzamelwoede zouden aanpakken en hun huis leegmaken. Vóór wij komen, hebben ze al vijftig kansen gehad om het zelf te doen.”

Wat verzamelen ze zoal?

Gijselinck: “Kranten! Je kunt niet geloven hoeveel mensen thuis tussen de stapels kranten en post leven.”

Devriendt: “Herbruikbare plastic zakjes komen we ook vaak tegen. Vandaag heb ik er duizenden uit dat huis gehaald, allemaal van andere supermarkten. Kennelijk vergeten mensen thuis een zak mee te nemen en kopen ze dan een nieuwe.”

Gijselinck: “Het concept ‘herbruikbaar’ is hen ontgaan (lacht).

“Soms komen we interessantere collecties tegen, zoals in een huis van een oude wijnboer. Hij had duizend flessen wijn liggen. De afspraak was dat wij het huis zouden leegmaken en als vergoeding de wijn mochten meenemen. Er zaten pareltjes tussen: vintage flessen Château Pétrus uit de jaren 30, die doorgaans voor een paar honderd euro per fles worden verkocht.”

Devriendt: “Maar het huis opruimen was een huzarenwerk. Het stond al jaren leeg en alles lag onder een dikke laag stof, die je meteen de adem benam. Het was een gigantische villa, met daarachter koterijen. Er kwam geen einde aan.”

Gijselinck: “We hebben er honderden lege kratten uit gehaald, en een hele container vol lege flessen. We hadden die vintage wijn dubbel en dik verdiend.”

Devriendt: “Eén keer zijn we op een kast vol voorbinddildo’s gestoten, maar dat was geen verzamelwoede: ik denk dat die man, een nette zeventiger, ze nog gebruikte.”

Gijselinck: “We hebben ze naar het stort gebracht. Wat moet je er anders mee?”

Annelies Devriendt: ‘Eén keer zijn we op een kast vol voorbinddildo’s gestoten, maar dat was geen verzamelwoede. Ik denk dat die man, een nette zeventiger, ze nog gebruikte.’Beeld Christophe De Muynck

Vallen er vaak lijken uit de kast?

Devriendt: “Ik vergelijk het soms met archeologie: wij leggen laag na laag iemands leven bloot. Eén keer vond ik in het huis van een overleden vrouw een kast vol pluimen en korsetten. Waarschijnlijk had ze vroeger in burleske variétéshows opgetreden. Er stonden ook kasten vol boeken over vogels. Een rare combinatie.”

Gijselinck: “We diepen van alles op. Porno zien we heel vaak passeren, in alle smaken en soorten: met milfs, oma’s… We lachen daar dan eens mee.”

Devriendt: “Zoals die keer dat je Reinout, onze collega, iets in de handen stopte en vroeg: ‘Is dit niks voor jou?’ Het leek op een kluif, maar dan hol vanbinnen. Het bleek een nepvagina te zijn.”

Gijselinck: “Ik wil niet weten wat daar allemaal mee is gebeurd.”

Devriendt: “Naarmate we ons door de lagen afval en vuilnis werken, begint het almaar meer te stinken. Dat is normaal: de sappen zakken naar de vloer. Opeens blijk je op een bed of een zetel te staan, of je trekt een kast open en ziet netjes opgevouwen handdoeken of washandjes liggen. Dan weet je: toen was het hier nog leefbaar.”

Vraag je je soms af waarom het is ontspoord?

Devriendt: “O, ja. Vaak kantelt het nadat een partner is weggegaan of een ouder is overleden. Dat was ook het geval bij de man van vandaag: sinds zijn vrouw is overleden, laat hij zich compleet gaan. Haar boeken en tijdschriften, vergeelde Flairs en vrouwenromans, mochten we niet weggooien. Aan de muren, die geel van de nicotine zagen, hingen foto’s uit betere tijden: zijn interieur lag er netjes bij en hij keek fris gekapt in de lens. Heel pijnlijk, maar het maakt onze job ook boeiend.”

Gijselinck: “Ik vind het wel tof als ik een lade opentrek en daarin een vergeten portefeuille aantref, met een identiteitskaart en andere papieren erin. En aan de kledij kun je zien wat voor postuur iemand had. Zo komt die bewoner tot leven, maar dat betekent nog niet dat ik een band met hem krijg. Ik kan makkelijk de klik maken.”

Jullie vinden ook schrijfsels.

Gijselinck: “Gisteren nog: een zelfmoordbriefje (lacht). Sorry dat ik lach, het is uit zelfbescherming: als je er te veel bij stilstaat, wordt deze job onmogelijk. ‘Als je dit leest, dan ben ik er niet meer’, stond erop. Gevolgd door allerlei verwijten: ‘Het is jouw schuld!’”

Devriendt: “We vinden ook pagina’s vol met neergekrabbelde complottheorieën. Die paranoia merken we ook als de bewoners nog leven. Dan zeggen ze: ‘Zie je dat kiertje daar aan het raam? Ik ben zeker dat ze me afluisteren.’ Bij mensen die erg vereenzaamd zijn, slaat de fantasie weleens op hol.”

Gijselinck: “Liefdesbrieven vinden we ook vaak. Ze lezen als een dagboek: het ene moment willen ze hun geliefde opeten, het andere spuwen ze hem uit.”

HUID EN HAAR

Het eerste huis dat we jullie in De vuilste jobs zien leegmaken, is van een vrouw die dagenlang dood achter de voordeur heeft gelegen. Zien jullie dat vaker?

Devriendt: “Corona helpt de eenzamen niet.”

Gijselinck (knikt): “Sinds juni worden we overstelpt met werk. In maart en april kwam er niks binnen, maar dat bleek de stilte voor de storm te zijn.”

De vrouw aan de voordeur was amper 54 jaar. Hoe kan iemand van die leeftijd zo plots overlijden?

Devriendt: “Bij een maagbloeding kan het heel snel gaan. Het bloed stroomt dan uit al je lichaamsopeningen. We maken het één keer per jaar mee. Je kunt dan zien hoe het slachtoffer werd verrast: er loopt bijvoorbeeld een bloedspoor van het toilet naar de keuken of naar de woonkamer, waar hij of zij nog naar de telefoon probeerde te grijpen.”

Komen jullie pas op de proppen als het lijk is weggehaald?

Gijselinck: “Ja. Zelfmoordplekken of crime scenes zouden we ook kunnen doen, maar die vraag hebben we nog nooit gekregen. Toch niet voor zover we weten.”

Devriendt: “Als ons wordt gevraagd het huis van een overledene leeg te maken, vertellen ze er niet bij waaraan die is gestorven. Het gaat ons ook niet aan.”

Gijselinck: “Eén keer kon je wel nog goed zien waar de overledene had gelegen: op de vloer kleefden stukjes hoofdhuid en plukjes haar.”

Devriendt: “Net een aureooltje van huid en haar. Dan halen wij een mesje en schrapen we het van de vloer.”

Zomaar?

Devriendt: “Ja. Nog een keer met de aluminiumspons erover en klaar. Ik heb toen wel insecten zien wegkruipen die ik nooit eerder had gezien. Ze zagen eruit als iets tussen een worm en een rups in.”

Gijselinck: “Als er een lijk heeft gelegen, krioelt het van de vliegen. Aan de soort kun je zien in welke ontbindingsfase het lichaam zich bevond. Dat heb ik onthouden uit mijn cursus forensische criminologie – ik heb eigenlijk criminologie gestudeerd.”

Als je zo’n pand onder handen neemt, mag je niet vies zijn van wat bloed.

Gijselinck: “Bloed stinkt verschrikkelijk. Meestal ruim ik dat alleen op. Voor dat soort klussen doe ik wel een masker en een wit pak aan.”

Anders niet?

Gijselinck: “Nee. Zo’n beschermpak is veel te onhandig. Je zweet je te pletter en het scheurt meteen.”

Devriendt: “Het heeft ook geen zin: binnen de kortste keren zit het onder de uitwerpselen en het bloed. Loop je zo naar buiten, dan heb je meteen veel bekijks. Mondmaskers zijn ook onpraktisch: als je zware fysieke arbeid levert, krijg je niet genoeg zuurstof binnen.”

Gijselinck: “Ik trek alleen dikke handschoenen aan als ik een wc moet ontstoppen. Anders draag ik dunne wegwerphandschoenen. En dan nog alleen omdat we met producten werken die de huid van je handen aantast. Tegen het vuil zou ik ze niet aandoen.”

Tim Gijselinck: ‘Kom ik ergens binnen, dan zie ik een stilleven van afval voor me. Ooit wil ik er een tentoonstelling over maken.’Beeld Christophe De Muynck

Je weet toch nooit wat er in het afval zit?

Gijselinck: “Ik heb gelukkig nog nooit een naald vastgegrepen. Vaak liggen er wel, omdat we ook panden van drugsverslaafden opruimen. Dan waarschuwen we elkaar: ‘Pas op, hier liggen naalden.’ We gaan iets omzichtiger te werk en stoppen ze één voor één in een speciale container.”

Hebben jullie voor elke vlek en elk lichaamsvocht een speciaal product?

Devriendt: “We hebben er een viertal. Daarmee krijgen we zo goed als alles schoon. En dan heb ik het niet over soda, bruine zeep of azijn.”

Gijselinck: “Een ontvetter, een ontkalker, een algemene reiniger en een zuur, waarmee je zelfs de ergste roestplekken wegkrijgt. Het vaakst gebruiken we de ontvetter. Daarmee krijg je zeepresten uit een bad, maar ook nicotinevlekken van de muur. De ontkalker gebruiken we voor toiletten, maar die helpt niet tegen urinesteen. Dat is het bruine randje in je toiletpot, dat wordt veroorzaakt door de kalk in je urine. Dat krijg je alleen weg met zuur.”

Devriendt: “Prima producten, maar zonder mankracht ben je er niks mee. Het blijft schrobben.”

Ik stond er versteld van hoe vaak jullie met uitwerpselen te maken krijgen.

Devriendt: “Dat is voor ons dagelijkse kost. De hygiëne is het eerste wat mensen achterwege laten.”

Gijselinck: “De meeste douches die wij tegenkomen, worden niet gebruikt. Of hooguit als toiletpot.”

Devriendt: “En als je naast de toiletpot begint te kakken, is het gedaan. (Tegen Tim) Jij blijft wel heel koelbloedig bij een overvolle toiletpot.”

Gijselinck: “Ik pak gewoon een truweel en een emmer, en ik begin te scheppen. De eerste lagen vallen nog mee, want die zijn opgedroogd, maar daarna kom je aan het vloeibare gedeelte. Dat stinkt als de hel. Voor het bad vol stront en pis dat je me in een volgende aflevering ziet legen, heb ik gewoon een ontstopper genomen en heb ik me een halfuur met de afvoer beziggehouden, tot de smurrie traag begon weg te sijpelen. De ammoniakgeur was niet te harden.

”Ik doe zoiets niet voor mijn plezier, maar ik heb geen moeite met uitwerpselen. Ik ben vooral blij als ik de toiletpot weer proper heb gekregen. Meestal zegt de eigenaar: ‘Ik zal een nieuwe moeten kopen, zeker?’ Neenee, laat mij maar begaan. Ik krijg hem wel weer wit.”

HUID EN HAAR
Beeld VTM2

Was het huis met dat bad jullie zwaarste klus?

Gijselinck: “Nee, dat was een huis in Brugge, waarvan de bewoner de hele eerste verdieping als toilet gebruikte. De houten vloer zat onder een laag sap. Die man liep daar zelfs rond, terwijl wij de troep aan het opscheppen waren. Een verklaring kregen we niet. Hij had het alleszins niet op de hond kunnen steken: er lag wc-papier tussen.”

Jullie moeten over een sterke maag beschikken. Of over een haperende kokhalsreflex.

Devriendt: “Als het koud is, lunchen we zelfs ter plaatse. Dan zitten we onze boterhammen op te eten met de rug tegen de muur en een berg vuil voor onze neus.”

Gijselinck: “Nadat ik een tot de rand gevulde toiletpot heb uitgeschept, kan ik zelfs denken: amai, nu heb ik een hongertje.”

Devriendt: “Maar als ik net een kast vol maden heb opengetrokken, zal ik daarna met weinig animo in mijn slaatje prikken. Die zijn niet te verdelgen. We hebben er al een keer bleekwater over gegoten, maar ze bleven gewoon kronkelen.”

Gijselinck: “Ik vind rottend vlees lastig: het stinkt verschrikkelijk. Als ik een kapotte diepvries opentrek, deins ik achteruit en kan ik het eerste halfuur geen boterham binnenkrijgen.”

Devriendt: “Van uitwerpselen weet je hoe die ruiken. Maar voedsel dat vergaat, kan alle kleuren en vormen aannemen.”

Beginnen mensen die alles hebben losgelaten, als een dier te leven?

Devriendt: “Zo zou je het kunnen stellen, ja. Alsof ze in hun hol kruipen om te sterven. Rond die plek zie je dan de laatste tekens van leven liggen: sigaretten, een aansteker, een busje deodorant… Vaak is het één langgerekte zelfmoord, jammer genoeg.”

Gijselinck: “De levensvreugde is ver te zoeken.”

Devriendt: “Vaak doen ze zelfs niet meer de moeite om te eten. Hooguit drinken ze een pintje en werken ze wat rotzooi naar binnen.”

Zet het je niet aan het denken: eindig ik straks ook zo, eenzaam en alleen?

Gijselinck: “Iedereen kan zich laten gaan na een groot trauma. Maar mijn eigen einde? Daar denk ik niet aan als ik een woning opruim.”

Devriendt: “Al die tristesse doet me eerder beseffen hoe goed ik het heb. Ik kan straks naar huis en in de douche gaan staan. Als je goed in je vel zit, trek je de deur achter je dicht en zet je de miserie van je af.”

‘Naarmate we ons door de lagen afval en vuilnis werken, begint het almaar meer te stinken. Dat is normaal: de sappen zakken naar de vloer.’Beeld vtm

STILLEVEN MET AFVAL

Leveren jullie een huis altijd spic en span af?

Gijselinck: “Dat proberen we toch. Vlekken krijgen we eruit, maar als materialen door urine of lijkvocht zijn aangevreten, helpt schoonmaken niet meer.”

Devriendt: “Je weet ook nooit of iemand niet zal herbeginnen, zodra we onze rug hebben gekeerd. Bij iemand met een alcoholprobleem zijn we al drie keer teruggegaan. De laatste keer had ze het huis in een maand tijd weer in een stort omgetoverd.”

Gijselinck: “Geuren zijn ook moeilijk weg te krijgen. Nicotine kruipt in het pleisterwerk, in de deuren en in elke kier. We werken wel met ontgeurders – dat zijn enzymen die inwerken op de bacteriën die de slechte geur veroorzaken – maar na één keer spuiten is die geur niet plots weg. Dan belt een eigenaar terug: ‘Het stinkt hier nog.’ Een paar dagen na ons vertrek komen de geuren toch weer bovendrijven.”

Straks raken jullie er zelf van doordrongen.

Devriendt (ruikt even aan zichzelf): “Het valt nog mee. Straks recht de douche in en ik ben weer fris.”

Gijselinck: “Dat voelt zo zalig. Ik heb amper haar en toch was ik het soms twee keer.”

Devriendt: “Niks is zo heerlijk als mijn haar insmeren met een lekker ruikende conditioner. Dan kan ik er weer tegenaan.”

We zien jou op tv een koekoeksklok afstoffen: ‘Deze is leuk voor op de kinderkamer.’ Neem je vaak spullen mee naar huis?

Devriendt: “Soms. Maar als ik iets meeneem, gebruik ik het ook meteen. Ik neem geen ‘projectjes voor later’ mee: ik weet waartoe dat kan leiden.”

Hebben jullie last van beroepsmisvorming? Kunnen jullie langs een vervallen huis passeren zonder te denken: ligt hier een lijk achter de deur?

Gijselinck: “Als de rolluiken of gordijnen dichtblijven, moeten er altijd alarmbellen afgaan bij de buren.”

Devriendt: “Dat is als een mededeling: ik doe niet meer mee met de samenleving. Maar ook achter een mooie gevel gaat soms een tragedie schuil. In Brugge hebben we eens een fantastisch huis moeten leegmaken, na een echtscheiding. Het was mijn droomhuis. Buiten klopte het plaatje helemaal, maar binnen hing er een rare sfeer. Het was er niet onoverkomelijk vuil, maar overal vonden we kleine bloedspatten. Dan weet je: hier is iets niet pluis. Terwijl ik opruimde, stootte ik voortdurend op bizarre taferelen. Vijf pakken maandverband leeggestrooid in een hoek van de badkamer, bijvoorbeeld. Alsof het hele huis vol aanwijzingen zat, maar ik de juiste puzzelstukken miste om het mysterie te kunnen ontrafelen.”

Je zult het nooit weten.

Devriendt: “Nee. En toch weet ik wellicht meer dan de mensen die het koppel hadden gekend. Wij hebben een kant van hen gezien die ze voor iedereen verborgen hielden.”

Jullie zijn zelf ook een ex-koppel. Luidt het spreekwoord niet: wie samen uitwerpselen opschept…

Gijselinck (lacht): “...blijft samen? Daar had ik nog niet aan gedacht. Nee, onze job zat er voor niks tussen.”

Devriendt: “Het is wel handig dat we op elkaar ingespeeld zijn. Komen we ergens binnen, dan weten we meteen: jij doet dat, ik begin hiermee.”

Gijselinck: “Ik zal Annelies ook nooit vragen een wc leeg te scheppen. Dat doe ik zelf wel.”

Jullie hebben samen een zoontje van 9 jaar. Is hij trots op wat zijn ouders doen?

Devriendt: “Hij weet dat we huizen schoonmaken, maar nu pas heeft hij daar meer vragen over: ‘Van wie was dat huis? En wat heb je daar precies gedaan?’”

Gijselinck: “Als mensen vragen wat we doen, dan antwoord ik: ‘We hebben een faciliteitenreinigingsbedrijf.’ Meestal zeg ik er ook bij dat we gespecialiseerd zijn in zwaar vervuilde woningen.”

Devriendt: “Anders denken ze dat we voor een dienstenchequebedrijf werken. Dat is toch andere koek.”

Wordt er op jullie job neergekeken?

Gijselinck: “Nee. We krijgen meestal respect. We verdienen goed onze boterham, maar we moeten er wel keihard voor werken, net als elke zelfstandige. We vragen wel minder dan sommige collega’s. Vandaag zag ik de factuur van een loodgieter liggen: 3.800 euro voor een nieuwe boiler.”

Devriendt: “Zoveel verdienen wij niet, terwijl we wel in de stront staan. Wat wij doen, wordt ook niet als een vak gezien. Een loodgieter is een stielman, terwijl wij máár een beetje schoonmaken. Het wordt onderschat. Je zou me eens uit een raam moeten zien balanceren: het zijn bijna acrobatentoeren. Gelukkig halen we veel voldoening uit onze job.”

Krijgen jullie veel dankbaarheid van de bewoners?

Devriendt: “Zelden. Ze betalen de factuur en daarmee is de kous af.”

Gijselinck: “Ze bieden ons ook zelden iets te drinken aan.”

Ik weet niet of ik iets zou wíllen drinken in zo’n pand.

Gijselinck: “Voilà (lacht).”

Devriendt: “Dat lapt Tim mij altijd: als we ergens in een smerige keuken staan, met een aanrecht vol uitwerpselen, en iemand biedt ons een koffie aan, dan zegt hij altijd dat ik graag koffie drink: ‘Komaan, Annelies, drink toch een kopje!’ Dan sta ik daar met rode wangen.”

Gijselinck (lacht): “Onlangs waren we in een huis waar overal frisdrankflessen vol urine stonden. ‘Wil je iets drinken?’ vroeg de bewoner. Ik wimpelde hem af, maar hij zei dat hij blikjes ging halen in de winkel: ‘Awel, doe mij dan maar een Fanta.’ (lacht)

Devriendt: “Hoe minder mensen hebben, des te vrijgeviger ze zijn. Zo gaf een man ons eens elk een rolletje Mentos. Voor ons is het een kleinigheid, maar voor hem was het een groots gebaar.”

Gijselinck: “Ja, maar eerst had hij wel moeilijk gedaan over onze offerte. Die vond hij te duur.”

Wat vinden jullie van de titel van de reeks? Klinkt het niet beledigend?

Devriendt: “Nee. Alleen voor mijn ouders vind ik het wat sneu. Mijn vader is een kunstenaar, een estheet in hart en nieren, terwijl zijn dochter ‘de vuilste job van Vlaanderen’ doet. Het contrast kan niet groter zijn. Hij zal het nooit met zoveel woorden zeggen, maar ik merk wel dat hij daar wat moeite mee heeft.”

Jij komt uit een kunstenaarsmilieu?

Devriendt: “Ja, maar in de kunstwereld had ik nooit willen belanden.”

Gijselinck: “Ik zie onze projecten ook als schilderijtjes. Kom ik ergens binnen, dan zie ik een stilleven van afval voor me. Ooit wil ik er een tentoonstelling over maken, met een reeks foto’s van al onze panden in hun oorspronkelijke staat. Dan kunnen mensen die bloedvlek op de matras met eigen ogen zien.”

Devriendt: “En dan maken we daar een boek bij, met alle zelfmoordbrieven en rare schrijfsels. Of we hangen er iets bij waar de bezoekers aan kunnen ruiken. Hoe rook dit pand? (Snuift aan een denkbeeldig doekje) Mmm, schimmel.

“Ik heb woordkunst en drama gestudeerd. Na de lesuren deed ik studentenjobs: ik was kamermeisje of belegde broodjes in een fabriek. Ik deed dat graag, maar op school durfde ik het niet te vertellen. Dat ik toiletpotten ging schrobben in een hotel, paste niet in het kunstenplaatje. Nu trek ik me daar niks meer van aan.”

De vuilste jobs van Vlaanderen, VTM 2, maandag, 21.40 uur

© Humo