Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Wat de oude filosofen ons vandaag nog kunnen leren

Alicja Gescinska over Hannah Arendt: ‘Zij zou vandaag veel problemen hebben met de kampen buiten Europa waar wij vluchtelingen opvangen’Beeld Penelope Deltour

Omdat april de maand van de filosofie is, vroegen wij aan zeven filosofen welke actuele lessen klassieke denkers ons kunnen bijbrengen. De oogst is rijk: van politieke tot therapeutische inzichten.

‘Zij zou de particratie een groot probleem vinden’

Alicja Gescinska over Hannah Arendt (1906-1975)

“Politiek is te belangrijk om aan politici over te laten. Die boutade gebruikte zij ook. Voor Hannah Arendt zijn wij allemaal politiek betrokken, en moeten we er niet naar streven om vrij te zijn ván politiek, door alles aan verkozenen uit te besteden, maar worden we vrij dóór politiek. De nieuwe ontwikkelingen op het vlak van politieke deliberatie en burgerparticipatie zou zij toejuichen. We moeten met z’n allen in de publieke ruimte met elkaar in debat gaan.

“De populariteit van Arendt is de laatste jaren enorm toegenomen, mede doordat Trump Amerikaans president was. Arendt heeft met Totalitarisme immers een belangrijk boek geschreven over het kwaad van het stalinisme en van nazi-Duitsland – het land dat zij ontvlucht was naar de VS. Ze schreef ook een beroemd boek over het proces van Adolf Eichmann in Jeruzalem, begin jaren 1960. Eichmann was verantwoordelijk voor de transporten naar vernietigingskamp Auschwitz, en zij had het naar aanleiding daarvan over ‘de banaliteit van het kwaad’.

“Dat is vaak verkeerd begrepen. Ze wilde Eichmann niet vrijpleiten, met die banaliteit doelde ze op de gedachteloosheid waarmee Eichmann te werk ging – hij oordeelde niet, hij volgde gewoon orders. Terwijl we volgens Arendt pas mens worden als we voor onszelf nadenken en oordelen. Ze hield niet van de kuddementaliteit. We mogen geen radertje in het systeem zijn.

ALICJA GESCINSKA (39) is doctor in de wijsbegeerte. Na haar doctoraat De verovering van de vrijheid (2011) publiceerde ze de roman Een soort van liefde (2016) en verschillende essays.

“Nu is de ontsporing in nazi-Duitsland voor iedereen duidelijk. Maar Arendt heeft het niet alleen over grote, maar ook over meer subtiele vormen van vrijheidsverdrukking. Zij zou de particratie in ons land vandaag bijvoorbeeld een groot probleem vinden. Er zit veel te veel macht bij te weinig mensen. Wie een andere visie heeft op – ik zeg maar wat – bedrijfswagens, wordt als onbetrouwbaar buitenbeentje in de partij gezien. Een doorgeschoten particratie vraagt politici als het ware om allemaal gedachteloze mini-Eichmannetjes te zijn, gedachteloze radertjes in de machine. We moeten dankbaar zijn voor mensen die buiten de lijntjes kleuren.

“Arendt zou vandaag veel problemen hebben met de kampen buiten Europa waar wij vluchtelingen opvangen – de staatloze, overbodige mens. Akkoord, het zijn geen vernietigingskampen, maar zij zou streng zijn voor de Europese Unie. Dat we zo veel mensen zo onverschillig en gedachteloos laten stikken, is onaanvaardbaar.

“Er bestaat controverse over haar standpunten over de burgerrechtenbeweging in de VS eind jaren 60. Zo was zij er geen voorstander van om de universiteiten zomaar voor zwarte studenten open te stellen. Maar ze wordt wellicht te makkelijk van racisme beschuldigd, ik zou mij eens grondig in haar beweegredenen moeten verdiepen. Het is trouwens de maand van de filosofie, en niet de maand van de heiligen.”

‘Schuldgevoelens brengen niets op’

Herman De Dijn over Baruch Spinoza (1632-1677)

Herman De Dijn: ‘Voor Spinoza was de mens gewoon een product van de natuur. niet uniek, niet speciaal, en niet het centrum van het universum.’Beeld Penelope Deltour

“Spinoza heeft twee ideeën van verlichting met elkaar verbonden. De westerse en de oosterse. Wat die oosterse kant van zijn denken betreft: hij ontdekte de voordelen van mediteren, waardoor hij een staat kon bereiken waarin hij zichzelf als een vonk van goddelijke energie ervoer. Hij was een atheïst, maar voor de enkeling achtte hij een vorm van mystieke, kosmische religiositeit mogelijk.

“In de westerse verlichting neemt hij een unieke positie in. Wij associëren de verlichting met liberalisme, humanisme, mensenrechten en vooruitstrevendheid. Spinoza bracht een heel eigen denkwijze naar voren, die daarvan afwijkt. Voor hem was filosofie niet alleen de studie van de natuur, zoals dat in de nieuwe wetenschap het geval was, maar de studie van álles – ook van de mens, voor hem gewoon een product van de natuur, dus niet uniek, niet speciaal, en niet het centrum van het universum. Op dat moment in de geschiedenis was dat een spectaculaire visie, die ontluisterende kijk op de mens. Die visie maakte Spinoza echter niet bang, hij vond het juist fantastisch om dat te begrijpen. Volgens hem konden enkelingen, zoals hijzelf, aan de greep van de illusie ontsnappen en een meedogenloze analyse van de werkelijkheid maken.

HERMAN DE DIJN (78) is emeritus hoogleraar aan het Hoger Instituut voor Wijsbegeerte aan de KU Leuven. Naast zijn academisch werk publiceerde hij boeken voor het bredere publiek. Zijn laatste heet De andere Spinoza.

“Hij gebruikte die inzichten ook voor zijn visie op de politieke gemeenschap. Hij had een rationele kijk op ethiek en politiek, die gesteund was op eigen, nieuwe menswetenschappelijke inzichten. Als we de aard van het beestje begrijpen, wist hij, weten we dat we nooit helemaal rationeel kunnen handelen. Het enige wat we kunnen doen, is de omstandigheden in ons voordeel draaien. Vandaag zou men dat nudging noemen: je moet niet de chocolade, maar het fruit op ooghoogte zetten in de supermarkt. Wie weet dat je in die omstandigheden je emoties volgt, moet die omzeilen.

“Spinoza had ook een nuchtere kijk op de ethiek. Schuldgevoelens brengen niets op. Zijn levensmotto was: doe wel en zie niet om. Miserie hoort erbij in het leven, maar daar moet je je bij neerleggen. Het is ook onmogelijk om met wetenschap en rede alles in het leven te beheersen – aan dat inzicht merk je hoe hij afwijkt van de klassieke vooruitgangsdenkers van de verlichting.

“Albert Einstein was een spinozist. Ook hij vond dat wetenschap te veel een trukendoos was geworden. Fundamenteel onderzoek, de loutere vreugde van het kennen, is op de achtergrond verdwenen. Natuurlijk zijn de producten van de wetenschap niet te versmaden, denk maar aan de vaccins, maar toch staat de wetenschap soms te veel in het teken van de ijdeltuiterij en de competitie.

“Vandaag zou Spinoza ons ook aanmoedigen om vaker onder de oppervlakte te kijken. Neem nu hoe we vandaag over China spreken. Sommigen waarschuwen weer voor het gele gevaar, maar we moeten ons niet door angst en afkeer laten leiden. We moeten onze politiek baseren op echt inzicht in de ander, niet op emotie.”

‘Hij kan je met negatieve emoties leren omgaan’

Johan Braeckman over Epicurus (341–270 v.C.)

Johan Braeckman: ‘Volgens Epicurus was je vrij om je leven zelf in te vullen. Met de zelfgekozen dood had hij geen probleem.’Beeld Penelope Deltour

“Hij was een tijdgenoot van Alexander De Grote, wat voor een deel zijn denken verklaart. Alexander had de Griekse stadstaten overmeesterd en zo ontstond de nood aan een ander soort filosofie dan die van bijvoorbeeld Socrates, die zich afvroeg hoe je een goed burger in zo’n stadstaat kunt zijn. Alexander bracht de globalisering op gang, zeg maar, en daarbij kunnen wij ons wel iets voorstellen: er was veel verwarring, politieke chaos. Zowel de stoïcijnen als de epicuristen boden, zoals zelfhulpgoeroes dat nu doen, gemoedsrust aan. De filosofie van Epicurus is mede therapeutisch van aard: hij wilde mensen met angst en onzekerheid leren omgaan.

“Het centrale idee is, net zoals bij de stoïcijnen, dat van de ataraxia: onverstoorbaarheid. De stoïcijnen zeiden dat je je lot moest aanvaarden, de epicuristen vonden dat je met zo weinig mogelijk lijden en zo veel mogelijk genot moest leven. Onverstoorbaarheid is dus vooral een toestand van vrijheid van nutteloze zorgen. Word niet te snel kwaad, maar streef stabiliteit en gelijkmoedigheid na. Emoties zoals schuldgevoelens en jaloezie kun je nooit wegcijferen, maar het is goed om ze onder controle te houden.

JOHAN BRAECKMAN (55) is hoogleraar filosofie aan de UGent. Samen met wijlen Etienne ­Vermeersch schreef hij De rivier van Herakleitos (2019). Voorts schreef hij onder meer De ­ongelovige Thomas heeft een punt (met Maarten Boudry, 2011).

“Vriendschap was voor Epicurus heel belangrijk. Zijn school, die in een tuin gevestigd was, stond ook open voor vrouwen en slaven – wat uniek was in die tijd. Zijn visie op de natuur lag aan de basis van zijn ethiek. Volgens hem was alles wat bestaat maar een tijdelijke samenklontering van atomen. Het leven heeft geen doel en er is geen beloning of straf na de dood. Hij gaf daar een positieve draai aan, want voor hem betekende het dat je geen reden hebt om bang te zijn voor de dood. Ook met de zelfgekozen dood had hij geen probleem. Volgens Epicurus was je vrij om je leven zelf in te vullen.

“Dat hij lijden wilde vermijden en genot wilde vergroten, betekent niet dat hij alleen aan spijs, drank en seks dacht. Epicurus predikte zeker geen losbandigheid, al is dat wel de karikatuur die velen er later van maakten. Genot zat voor hem in het goede leven, een leven dat floreert, zoals planten in de tuin. Een mens moet kunnen gedijen in een context die het beste in hem naar boven brengt. Ook als het goed gaat met je vrienden, is dat een bron van geluk. Pijn of lijden ervaar je bijvoorbeeld bij onrechtvaardigheid.

“Het epicurisme kan je met negatieve emoties leren omgaan. Door zelfredzaamheid na te streven, geen valse behoeftes na te jagen, je verlangens onder controle te houden. Daar herken ik mijzelf wel in. Toen ik paar jaar geleden halftijds ging werken, wilde ik weg van de competitie en de prestatiedrang.

“Wie met zijn werk wil kennismaken, moet De rerum natura lezen, een schitterend en toegankelijk gedicht dat Lucretius 200 jaar na zijn dood schreef. Van Epicurus zelf zijn helaas maar een paar brieven bewaard gebleven.”

‘De klimaatcrisis zou haar niet verbazen’

Willem Lemmens over Simone Weil (1909-1943)

Willem Lemmens: 'Het denken van Weil is het tegendeel van individualisme en de cultus van het ik.'Beeld Penelope Deltour

“Ik word niet vaak meer van mijn sokken geblazen, maar de voorbije jaren heeft Simone Weil dat gedaan. Ik verdiep mij nu in haar oeuvre, en het is echt briljant. Om meteen naar de kern van haar denken te gaan: moraliteit begint voor haar bij de absolute kwetsbaarheid van de concrete ander. Toen ze nog maar een jaar of vijf was en hoorde dat de soldaten aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog weinig rantsoen hadden en nooit lekkernijen aten, stopte ze prompt met snoepen.

“Op jonge leeftijd was ze communiste, en zocht ze onvermoeibaar vakbondsleiders op. Ze vond het marxisme en de arbeidersstrijd absoluut belangrijk. Maar haar teksten over het marxisme zijn ook ongeëvenaard qua profetisch gehalte: zij wist dat het marxisme een utopisch systeem was dat tot grote misdaden zou leiden. Een revolutie is altijd ook onrechtvaardig, omdat het individu door de massa vermorzeld wordt. Ze was onder de indruk van wetenschap en techniek, maar wees er ook op dat het kapitalisme tot verspilling en blinde groei leidt. De klimaatcrisis zou haar niet verbazen.

WILLEM LEMMENS (58) is gewoon hoogleraar moderne filosofie en ethiek aan de Universiteit Antwerpen. Hij beweegt heen en weer tussen de studie van Hume en Spinoza, de cultuur van de verlichting en bio-ethiek.

“Gaandeweg evolueerde ze in de richting van een soort mystiek. Ze trok in de jaren 1930 naar Spanje om met de republikeinen tegen de fascisten van Franco te vechten, maar kwam daar tot de slotsom dat oorlog een monster is dat alle menselijkheid uit ons vreet, en dat zag ze bij beide partijen in een conflict. Toen ze tijdens de Tweede Wereldoorlog voor het collaborerende Vichy-regime in Frankrijk vluchtte, naar de VS, wilde ze een beweging van verpleegsters stichten, om soldaten aan het front te helpen. Ze trok daarvoor naar Londen en weigerde daar te eten, omdat het Franse volk ook geen eten had.

“Tegelijk was ze een kettingroker en had ze tuberculose. Ze is jong gestorven. Ze had iets zelfdestructief, rusteloos zoekend naar de absolute goedheid van God, die zich volgens haar in het gelaat van de ander openbaart. Ze was als Joodse in de ban van het christendom, maar liet zich bewust nooit dopen: elke religie bevat volgens haar een kern waarin de liefde tot de medemens en het goede centraal staat.

“In haar laatste tekst maakt ze een analyse van de Europese cultuur en heeft ze het over onze behoefte aan wortels. En aan gehoorzaamheid, aan de behoefte van de mens om zich te kunnen verhouden tot een stem of een gezag dat hem overstijgt. Om tot een leefgemeenschap te kunnen behoren die met verleden en toekomst verbonden is. Het denken van Weil is het tegendeel van individualisme en de cultus van het ik. Daaruit volgt bij haar een ook rijkere invulling van de rechten van de mens: als je de menselijke behoeften kent, schreef zij, ken je ook je plichten ten aanzien van je medemens.

“Het is interessant om te weten dat de zogenaamde personalisten, de filosofen die de christendemocratie inspireerden, veel achting voor haar hadden. Ook de Amerikaanse popzangeres Patti Smith bewondert haar trouwens.”

‘Wees niet aan je materiële bestaan gehecht’

Karl Verstrynge over Søren Kierkegaard (1813-1855)

Karl Verstrynge: ‘Kierkegaard leert ons dat de overschatting van onszelf als mens gevaarlijk is.’Beeld Penelope Deltour

“Hij was tijdens zijn leven al een cultfiguur. Al werd hij in eigen land, Denemarken, ook gehoond en bespot. Hij was een wat gebochelde figuur en werd nageroepen op straat. Maar hij was buitengewoon zelfverzekerd, want hij heeft twintig jaar lang alleen maar geschreven, vele duizenden bladzijden, en bijna allemaal even indrukwekkend. Zijn oeuvre heeft een sterke autobiografische inslag: hij is even verloofd geweest, maar brak die verloving af – in sommige van zijn boeken komt die vrouw herkenbaar terug. Hij is lang een mindere god geweest in de wijsbegeerte, maar het aantal publicaties over hem neemt de laatste jaren duidelijk toe.

“Kierkegaard staat bekend als de vader van het existentialisme. Hij wilde de filosofie terug bij het leven brengen, bij de menselijke existentie. Sinds Plato hadden filosofen te veel geprobeerd om de werkelijkheid te vangen in het denken, en dat vond hij een enorme zelfoverschatting. Hij wilde de filosofie vanuit het concrete, specifieke leven van ieder individu laten vertrekken. Het leven zoals u en ik dat leven, elk op onze eigen manier. Die existentie is fundamenteel uniek, onherroepelijk concreet en eenzaam. We lijden allemaal wel op een of andere manier, maar ik kan uw lijden niet voelen, net zoals ik niet in uw plaats kan sterven.

KARL VERSTRYNGE (47) is hoogleraar filosofie en toegepaste ethiek aan de VUB. Hij is directeur van het Centrum voor Ethiek en Humanisme en voorzitter van de redactieraad die de werken van Kierkegaard in het Nederlands publiceert.

“Toch probeert Kierkegaard ook iets universeels te zeggen. Hij ziet drie mogelijke stadia in een mensenleven. Het esthetische stadium, waarbij je voor het genot leeft, om van het bestaan te genieten. Dan ben je de slaaf van je eigen passies en begeerten en zoek je alles buiten jezelf. Het tweede stadium is dat van de ethiek, waarbij je probeert om voor engagement te kiezen, voor universele waarden. Dat leidt uiteindelijk tot zelfvergoddelijking, omdat je de morele wetten in jezelf zoekt. In beide stadia leven mensen in vertwijfeling, zoals hij dat noemt.

Het hoogste stadium was voor hem het religieuze, waarbij je ervoor kiest om de sprong naar God te maken. Dat is volkomen irrationeel, maar het is een keuze voor het absolute, voor iets dat jezelf overstijgt. Het heeft ook iets absurds, maar het is het enige dat het leven voor Kierkegaard werkelijk zin kon geven.

“Die sprong naar het geloof krijg je niet meer bij iedereen verkocht. Leven volgens zijn filosofie betekent dat je afstand doet van je gehechtheid aan het materiële bestaan en in feite leert te sterven. Al is zijn inzicht dat het leven voorwaarts moet worden geleefd, maar alleen achterwaarts kan worden begrepen, zeer knap: wij doen van alles, maar zolang je leven niet af is, weet je niet of je daden zinvol zijn geweest of niet.

“Kierkegaard leert ons dat de overschatting van onszelf als mens gevaarlijk is. Het idee dat de mens dankzij het denken en de wetenschap alles naar zijn hand kan zetten, wijst hij af. De wetenschap kan de belangrijkste vraag niet eens beantwoorden: wat betekent het om mens te zijn?”

‘Wie zijn tegenstander vernedert, betaalt daarvoor ooit de prijs’

Tinneke Beeckman over Niccolò Machiavelli (1469-1527)

Tinneke Beeckman: ‘Als je pech hebt, mag je je hoofd niet te veel laten hangen. Voor mij werkt zo’n denker opbeurend.’Beeld Penelope Deltour

“Machiavelli’s slechte reputatie is vooral op zijn boek Il principe gebaseerd, waarin hij schrijft over het bedrog en alle andere middelen die een heerser moet gebruiken om aan de macht te komen en te blijven. Hij schrijft fantastisch, maar je moet ook zijn retorische trucjes goed begrijpen: eigenlijk ont- hult hij in dat boek vooral hoe macht werkt. Hij beschrijft openlijk hoe nobele doelen soms immorele handelingen vereisen. Maar op zijn manier had hij ook idealen: de vrijheid van Florence en Italië bewaren.

“In mijn nieuwe boek Machiavelli’s lef komt ook een ander werk aan bod: Discorsi, dat vanuit gesprekken met aristocratische vrienden ontstond. Het zijn lessen over vrijheid en burgerschap, zijn boodschap aan de nieuwe generatie. Een van de centrale ideeën is dat het volk wijzer en verstandiger is dan één heerser. Wie het volk wil overtuigen, kan argumenten aanhalen die het algemeen belang dienen. Maar wie de heerser wil overtuigen, moet naar diens eigenbelang wijzen – zoals Machiavelli dat in Il principe dus doet.

TINNEKE BEECKMAN (44) is doctor in de wijs­begeerte. Haar laatste boek Machiavelli’s lef verscheen eind vorig jaar. Eerder schreef ze Door Spinoza’s lens (2016) en Macht en onmacht. Een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting (2015).

“Wat hij ons leert, is tegenintuïtief. Hij legt uit dat noodzaak het beste in de mens naar boven brengt. Wat raar is, want mensen willen altijd zo veel mogelijk vrijheid en zo veel mogelijk opties – en noodzaak, zeg maar een tegenslag of een crisis, versmalt juist je bewegingsruimte. Toch zag hij tegenslag en crisis – hij heeft het over fortuna, de blinde kracht van het lot – als een kans om instellingen, wetten en zeden te verbeteren. Maar dat kan alleen op voorwaarde dat je over virtù beschikt, over deugd: dan neem je je vrijheid tot handelen ten volle op en wil je je inzetten voor het algemeen belang. Daar hangt het vanaf of je slechter of beter uit de crisis komt. Voor onze tijd is dat een inspirerende boodschap, die ons uitnodigt om het burgerschap te herdenken. Want wij leven in een individualistische periode. Wij geloven dat je vrij bent als je alleen vanuit je eigen verlangens mag handelen. Voor hem was vrijheid verbonden met burgerschap.

“Wat hem aan deze tijd zou storen, is de technocratie en het moralisme. Technocraten overschatten hun macht om elk politiek conflict volledig op te lossen. En moralistisch was Machiavelli hoegenaamd niet. Wie zichzelf moreel superieur voelt aan zijn tegenstander, heeft geen empathie meer, en vindt de tegenstrever niet meer legitiem. Ken jezelf: dat vond hij belangrijk. Klaag niet over de splinter in andermans oog als er een balk in je eigen oog zit. En behandel de ander met respect: wie zijn tegenstander vernedert, betaalt daarvoor toch ooit de prijs.

“De wet van het leven, leert Machiavelli, is permanente verandering. Fortuna zal naar je glimlachen als je jezelf inzet, en als je beseft dat je ook altijd wat geluk moet hebben. En als je pech hebt, mag je je hoofd niet te veel laten hangen, want het tij kan altijd keren. Voor mij werkt zo’n denker opbeurend, zijn ideeën verschaffen mij een soort troost.”

‘Hij zou het zorgpersoneel eindeloos bewonderen’

Bart Vandenabeele over Arthur Schopenhauer (1788-1860)

Bart Vandenabeele: ‘Schopenhauer zag dat het niet mogelijk is om al onze verlangens te bevredigen.’Beeld Penelope Deltour

“Eerst een anekdote: hij heeft veel poedels gehad. Als er eentje stierf, nam hij een nieuwe. En hij gaf ze vaak dezelfde naam: Atman, wat Sanskriet is voor ‘zelf’ of ‘ziel’ – waarmee hij leek te denken dat de nieuwe poedel telkens de reïncarnatie van de oude was. Al denk ik niet dat hij dat echt geloofde. Hij was vaak nogal ironisch.

“Hij was wel een van de eerste westerse denkers die een lans brak voor het bestrijden van dierenleed. En hij was een van de eerste die een connectie maakte met het oosterse denken. Op zijn werktafel stond een buste van Boeddha. De karikatuur die van hem bestaat, wil dat hij een wat verbitterde, pessimistische man was. In werkelijkheid was hij erg geestig, en literair zeer begaafd. En wat dat pessimisme betreft: hij was vooral een criticus van gewetenloos optimisme. Hij had een hekel aan holle praatjes.

“Zijn hoofdwerk is De wereld als wil en voorstelling. De kern van zijn denken is: de ‘wil’. Daarmee bedoelde hij niet wat wij eronder verstaan. De wil was voor hem een amorele kracht, een energie, drift en passie die zowel de mens als de wereld beheerst. Het leven was voor hem niet harmonieus, maar pure chaos. Het is aan de mens om zich in die chaos staande te houden. Niet makkelijk, want de mens is een emotioneel wezen dat zich aldoor van alles in het hoofd haalt. Dat is die ‘voorstelling’ uit de titel: de wereld die wij denken waar te nemen, is een droom, een illusie – ook een boeddhistisch idee.

BART VANDENABEELE (50) is hoogleraar esthetica en kunstfilosofie aan de UGent. Hij publiceerde o.m. A Companion to Schopenhauer (Blackwell, 2012) en Verbijstering, veelheid, verschil: fundamentele inzichten van actuele filosofen (Pelckmans, 2019).

“Uit het feit dat alles door een chaotische wil wordt gestuurd, volgt dat het leven lijden is. Het lijden van anderen greep hem enorm aan. Schopenhauer zag dat het niet mogelijk is om al onze verlangens te bevredigen. Dat is een actuele gedachte: we kunnen moeilijk leven met uitstel, alles lijkt meteen beschikbaar, en dat klopt niet. Schopenhauer zocht naar manieren om ons te verlossen uit die illusies en die onmogelijkheid om aan onze verlangens te voldoen. Door sereniteit na te streven, wat hij een ‘beter bewustzijn’ noemde. Die sereniteit herkende hij bijvoorbeeld in het gelaat van Jezus zoals dat op de schilderijen van Rafaël te zien is.

“Er zijn twee wegen om de sereniteit te bereiken. De eerste is die van de schoonheid en de kunsten, voor hem een bron van onschatbare wijsheid. De tweede is die van het mededogen met alle levende wezens. Onze woede en angst moeten we loslaten door ons ego te overstijgen en door naar compassie te streven. Schopenhauer zou een eindeloze bewondering hebben voor mensen die vandaag in de zorg het beste van zichzelf geven.

“Zijn minder mooie kant is dat hij het meende als hij schreef dat er geen vrouw is die deugt, zoals een van de Nederlandse vertalingen van een boek van hem heet. Dat had wellicht te maken met de moeilijke relatie met zijn moeder en de vele frustraties die hij met vrouwen had gekend tijdens zijn leven.”