“Minimumpensioen van 1.500 euro binnen handbereik”: sociale partners bereiken akkoord over hogere uitkeringen

De sociale partners moesten advies uitbrengen over de verdeling van de welvaartsenveloppe: een pot van zowat 700 miljoen euro bedoeld om de uitkeringen - in het bijzonder de laagste uitkeringen - de komende twee jaar op te trekken, bovenop de index. Het gaat met name om werkloosheidsuitkeringen, de uitkeringen voor ziekte en invaliditeit en de pensioenen.

Dat is maandag uiteindelijk na maanden onderhandelen gelukt. Een doorbraak kwam er pas enkele weken geleden, na tussenkomst van de regering. Die had het dossier naar zich toe getrokken nadat de sociale partners er maar niet in slaagden om een advies uit te brengen. Door een koppeling van het dossier over de uitkeringen met dat van hogere lonen hadden bonden en werkgevers zich vastgereden. 

De regering trok beide dossier naar zich toe, koppelde ze los en gaf de sociale partners een deadline om overeenstemming te vinden. Over het eerste luik - de welvaartsenveloppe - hebben vakbonden en werkgevers vandaag dus een akkoord bereikt. Er was een voorstel van de regering, maar die had zich eerder geëngageerd om alternatieve voorstellen van de sociale partners over te nemen.

Concreet gaan op 1 juli de minimumuitkeringen voor werkloosheid omhoog, met 3,5 procent voor de gezinshoofden en sommige samenwonenden, en met 2,4 procent voor de alleenstaanden. Ook de minimumuitkeringen voor tijdelijke werkloosheid gaan omhoog vanaf 1 juli, met 3,5 procent.

De minimumpensioenen stijgen eveneens op 1 juli, met 2 procent. Die verhoging komt bovenop de verhoging van de laagste pensioenen beslist door de regering. Volgens Miranda Ulens, algemeen secretaris van de socialistische vakbond, komt zo het minimumpensioen van 1.500 euro “binnen bereik”. Haar collega Marie-Hélène Ska haalt aan dat het vooral de laagste uitkeringen zijn die erop vooruitgaan. “Dit om ervoor te zorgen dat de uitkeringen de evolutie van de lonen kunnen volgen”, klonk het.

Niet alleen de laagste pensioenen stijgen: het vakantiegeld van alle gepensioneerden wordt opgetrokken met 6,5 procent, pensioenen die zijn ingegaan in 2016 en 2017 stijgen met 2 procent, en de oudste pensioenen - ingegaan voor 2006 - stijgen eveneens, met 1,2 procent. Ook bepaalde ziekte- en invaliditeitsuitkeringen stijgen op 1 juli, met name de minimumuitkeringen voor gezinshoofden (+2,5 procent), en de andere minimumuitkeringen (+2 procent). 

Minister van Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) is blij met het akkoord dat de sociale partners hebben bereikt over de verdeling van de welvaartsenveloppe. Hij noemt het een sterk signaal. Voor minister van Penisoenen en Maatschappelijke Integratie Karine Lalieux (PS) zorgt dit compromis “voor meer koopkracht voor mensen met een uitkering, werkloosheid, personen met een handicap, zieken of gepensioneerden”.

Minister Dermagne noemt het akkoord uitstekend nieuws voor het stimuleren van de koopkracht en de levenskwaliteit van de meest kwetsbaren. Hij noemt het unaniem advies van de sociale partners ook een belangrijke stap voor verder sociaal overleg, met name over de lonen. Bonden en werkgevers moeten immers tegen 1 mei nog een akkoord vinden over hogere lonen. Dat kondigt zich heel wat moeilijker aan dan het overleg over de uitkeringen.

Minister Lalieux wijst erop dat de enveloppe van 700 miljoen die de federale regering voorziet de sociale bescherming versterkt “In normale omstandigheden is dit al een belangrijk appeltje voor de dorst, maar door deze pandemie is dit brood- en broodnodig voor heel wat mensen. De minimumuitkeringen voor gepensioneerden, werkzoekenden, personen met een handicap en ziekte, stijgen met minstens 2%. Dit gaat over 1 miljoen mensen.” 

Ook de werkgeversorganisaties zijn tevreden dat er extra middelen worden vrijgemaakt voor alleenstaande ouders. Die hadden het gedurende de coronacrisis niet makkelijk, klinkt het in een gemeenschappelijk persbericht van het VBO, Unizo, UCM, Boerenbond en Unisoc. Ook over de verhoging van de oudste pensioenen en en oudste uitkeringen voor ziekte en professionele risico’s zijn de werkgevers tevreden.

Daarnaast werd afgesproken dat de verhoging van de tijdelijke werkloosheidsuitkeringen niet ten laste zou komen van de werkgeversbijdragen voor het Sluitingsfonds.

Nu moeten de sociale partners nog een akkoord proberen vinden over de mate waarin de lonen in de privésector de volgende twee jaar kunnen stijgen, bovenop de index. Dat belooft een moeilijkere oefening te worden.

De regering bevestigde de loonnorm van 0,4 procent. “De sociale partners krijgen wel nog de tijd tot eind april om desgevallend ook nog de contouren te bepalen van een eenmalige en tijdelijke vergoeding voor werknemers in bedrijven die goed gepresteerd hebben. De combinatie van beide aspecten moet ervoor zorgen dat de concurrentiekracht van de ondernemingen niet structureel wordt aangetast”, aldus de werkgevers in een gemeenschappelijke verklaring.

Bij de vakbonden werd 0,4 procent eerder afgewezen als onvoldoende. Ze organiseerden hiertegen zelfs een nationale staking.