Direct naar artikelinhoud
GetuigenisPolitie

‘Sinds de coronacrisis hebben we minstens één gewonde per dag’: agenten over geweld tegen de politie

‘Sinds de coronacrisis hebben we minstens één gewonde per dag’: agenten over geweld tegen de politie
Beeld Guy Puttemans / Humo

Het leven zoals het is bij de politie is overal op tv te volgen in programma’s als Flikken BXL, en toch lagen de blauwen nooit meer onder vuur dan nu. Na de veldslagen met de gele hesjes en de Black Lives Matter-acties zorgt de coronacrisis voor groeiende spanningen met de bevolking. De verhalen van slachtoffers van politiegeweld zijn bekend, maar ook agenten vangen klappen op. Letterlijk.

‘Politie, politie, ik neuk je in je kont!’ – ‘Jullie nemen onze vrijheid af, pitbulls van de staat!’

“Het was alsof ik eigenhandig de coronamaatregelen had geschreven”, zegt Charlee M. (25), inspecteur bij de interventiedienst van de politiezone Brussel Hoofdstad Elsene. Donderdag 1 april was zij één van de eerste agenten die even na de middag arriveerden op het aprilvisfestival La Boum in het Ter Kamerenbos. De sfeer in het park, met enkele honderden bezoekers, had nog iets van een grote picknick. Onder de stralende zon wandelden Charlee en haar collega’s tussen de mensen op het grasveld om hen te vragen niet samen te troepen en mondmaskers te dragen.

Charlee: “Ze waren in feeststemming en reageerden lacherig. We wezen hen op het alcoholverbod, maar echt controleren kun je dat niet. Er stroomden steeds meer bezoekers toe: studenten uit welgestelde milieus, jongeren die niet uit de wijk kwamen maar van Luik, Namen en Bergen naar hier waren gereisd. De groepen werden groter en de mensen zaten dicht op elkaar. Ook dertigers en veertigers die hun vrijheid kwamen opeisen. Sommigen met megafoons in de hand en zakken vol blikken en flesjes bier, duidelijk van plan om keet te schoppen.

De rellen in het Ter Kamerenbos in Brussel.Beeld BELGAIMAGE

“We waren met een kleine dertig agenten te voet en spraken de mensen aan, maar niemand luisterde nog naar ons. De sfeer werd grimmig en de mensen vijandig. Ik heb me bedreigd gevoeld, ja. Iedereen schreeuwde en sprong tegen elkaar op, bier vloog in het rond. Toen zijn we terug naar de auto’s gerend, om te wachten op versterking.”

Dat was vóór La Boum ontaardde in een veldslag tussen de politie en tweeduizend feestvierders. Het nepfestival was begonnen als een grap van vijf vrienden op Facebook. Maar ook toen duidelijk werd dat er op 1 april helemaal geen honderd dj’s en acht podia in het Ter Kamerenbos zouden staan, kwamen enkele duizenden geïnteresseerden in festivaloutfit naar het park. Omdat de politie vreesde voor incidenten, werd Charlee die dag uit verlof teruggeroepen.

Charlee: “Terwijl de bijstand onderweg was, reden we nog drie kwartier door het park en riepen we vanuit onze wagens om dat het park ontruimd zou worden: ‘Als u blijft, riskeert u een arrestatie of een boete.’ Er volgde alleen boegeroep, en een pak verwijten. ‘Rot op, fascisten!’ Bijna niemand hield zich nog aan de coronaregels.

“Toen de mensen het waterkanon en de gehelmde agenten zagen arriveren, brak het circus helemaal los. Gejoel steeg op, de muziek speelde op zijn luidst, het bier vloog in de lucht en de massa danste en schreeuwde. Bijna meteen vlogen de eerste flessen en stenen in de richting van de agenten, die in verspreide slagorde dichterbij kwamen. Zo is het kat-en-muisspel begonnen, en dat heeft bijna zes uur geduurd.”

Spectaculaire beelden van de veldslag in het Ter Kamerenbos zullen het nieuws nog dagen beheersen: de politie die in een intimiderende linie nadert, feestvierders die agenten bekogelen met bierflesjes, stenen, takken en uit de grond gerukte paaltjes, de blauwen die chargeren met waterkanonnen, paarden en honden. Een cavaleriepaard loopt een halfnaakte vrouw ruw omver. Dronken jongeren rammen met een boomstronk een raam van een politiecombi, steken banden stuk en stichten brandjes. Agenten meppen met hun matrakken en spuiten een muur van pepperspray. Heethoofden schoppen een politieman in het bloedende gezicht.

Wanneer de laatste festivalganger rond 22 uur uit het gehavende park wordt gezet, zijn er 34 gewonden gevallen: acht parkgangers en 26 agenten. Er zijn ook zeven politiepaarden gewond. De aanpak van het Brusselse korps krijgt kritiek, en het parket gaat de beelden onderzoeken. Maar ook bij de politie laat dit een bittere nasmaak.

De rellen in het Ter Kamerenbos.Beeld MARC BAERT

Charlee: “Eén van mijn collega’s kreeg een fles tegen zijn hoofd en heeft een wonde van 15 centimeter. Hij is nog weken werkonbekwaam, maar iedereen heeft het over de politie die te hardhandig optreedt. Er is echt een kloof met de bevolking, en de spanningen worden alleen maar erger. Ik voel de afschuw en de haat op straat. Het lijkt alsof iedereen vergeet dat wij mensen zijn. Die pandemie is er nu eenmaal, en wij moeten de regels doen naleven, of we dat leuk vinden of niet. We hebben geen keuze als we ooit weer vrij willen kunnen ademen – daar snak ik even hard naar als die feestende jongeren.”

LENTEKOORTS

In 2020 werd een recordaantal van 8.873 pv’s opgesteld over feiten van geweld tegen de politie, voor weerspannigheid, slagen en verwondingen, smaad en bedreigingen. Dat zijn er zo’n 25 per dag. Uit een rondvraag van de liberale politievakbond VSOA bleek dat 38,8 procent van de agenten de voorbije twaalf maanden slachtoffer werd van fysiek geweld. Cijfers die nauwelijks te bevatten zijn, maar die de Brusselse korpschef Michel Goovaerts allerminst verbazen. “In Brussel hebben we sinds de coronacrisis minstens één gewonde per dag”, zegt hij.

LENTEKOORTS
Beeld Guy Puttemans

Het afgelopen jaar was voor de korpschef één van de moeilijkste uit zijn carrière. En hij heeft in die 35 jaar bij de politie al het één en ander meegemaakt.

Goovaerts: “Er wordt zo veel geruzied onder politici en virologen over de regels dat mensen er opstandig van worden. Geïmproviseerde feesten als La Boum gaan er nog komen, want als het lente wordt en meer mensen gevaccineerd zijn, zal het ongeduld bij de bevolking groeien. We zien het al bijna elke dag: mensen lanceren een oproep op Facebook voor een betoging of een evenement die meer succes blijkt te hebben dan voorzien. We proberen die organisatoren altijd te contacteren: ‘Heb je gezien dat er tweeduizend man wil komen?’ Dan schrikken ze: ‘Oei, dat was niet de bedoeling. Ik cancel het.’ Maar het spel zit op de wagen en er komt heel wat volk op af. De mensen werken vervolgens hun frustraties uit op de politie, en het zijn onze mensen die de klappen opvangen.”

In Flikken BXL sprak u over police bashing.

Goovaerts: “Vroeger kalmeerde de situatie als de politie arriveerde. Er moest weleens getrokken en gesleurd worden, maar als je kordaat optrad, was alles snel afgehandeld. Nu escaléért de situatie als ze de flikken zien komen. Een doorsneepatrouille van twee man doet een coronacontrole, en hup, er is onmiddellijk een toeloop. Mensen beginnen te filmen en keren zich tegen de politie, en vallen ons soms ook fysiek aan. We sturen tegenwoordig meestal niet één ploeg, maar ook een tweede, om de eerste agenten te beschermen.”

Was het een moeilijker jaar dan dat van de aanslagen?

Goovaerts: “De politie werd toen nog geloofd. Als we zegden dat er ergens gevaar was of er een verdacht pakket stond, ging iedereen lopen. We waren de redders in nood. Maar als we vandaag vragen aan de mensen om hun mondmasker te dragen, volgt er een hele discussie en de vraag of we niets beters te doen hebben. Bovendien wordt iederéén nu geconfronteerd met de politie. Brave burgers worden aangesproken omdat ze hun masker niet op de juiste manier dragen, of omdat hun gezelschap te groot is: dat vindt niemand leuk.”

In 2019 had 60 procent van de bevolking vertrouwen in de politie, blijkt uit de Veiligheidsmonitor. Eén op de drie wantrouwde de politie toen al, en het wordt er niet beter op.

Goovaerts: “Dat kan inderdaad beter, want de politie heeft nood aan dat vertrouwen. Er zijn de voorbije jaren drie breekpunten geweest. Eerst waren er de gele hesjes. In Parijs protesteerden de gilets jaunes tegen de hoge brandstofprijzen, en patat, een week later zaten ze hier in Brussel. Normaal onderhandelen we altijd met betogers, maar die gele hesjes hadden geen woordvoerders: het was een mix van mensen die tegen van alles en nog wat protesteerden. Een aantal betogingen zijn zwaar uit de hand gelopen en geëindigd in plunderingen en een hardhandig optreden van de ordediensten.

“De Black Lives Matter-beweging heeft ook een grote impact gehad. Na de dood van George Floyd in Amerika waren we ook in België plots allemaal racisten. Dat vonden onze mensen onrechtvaardig: de politieaanpak in Amerika is veel militaristischer en gespierder, ook omdat daar veel burgers met vuurwapens rondlopen.

“Nu hebben we de covidhandhaving – het derde breekpunt. Het probleem is dat de boetes veel te hoog zijn: 250 euro, en voor een recidivist 750 euro. Ik heb van in het begin gepleit voor GAS-boetes, zodat je kunt afwijken van die 250 euro. Maar Justitie wilde dit absoluut doordrukken. Dat heeft onze relatie met de Brusselse jongeren enorm geschaad, want die vluchten natuurlijk weg als ze een boete riskeren. Moeten wij ze dan laten lopen? Dan verlies je je gezag.”

Dat werd Adil fataal, de 19-jarige jongen die tijdens een achtervolging werd aangereden door een politiewagen.

Goovaerts: “Dat gebeurde niet in onze zone, maar blijkbaar sloeg hij op de vlucht voor een coronacontrole. Waarom doet hij dat? Je kunt die toch niet zomaar laten lopen? Het was een dramatisch voorval, maar de aanrijding was een ongeluk, en de agenten treft volgens het gerecht geen schuld.

“In het begin kregen we kritiek omdat we niet streng genoeg optraden: Brussel was de onwillige leerling. We hebben heel lang gesensibiliseerd en gemotiveerd. Op een bepaald moment, toen jongeren ’s avonds begonnen te feesten, hebben we samen met de burgemeesters beslist dat we doortastender moesten optreden.”

ZES MAANDEN OUT

Charlee maakte zelf mee hoe een covidcontrole helemaal uit de hand liep. Vorige winter patrouilleerde ze op een zaterdagavond met twee collega’s door Elsene.

Charlee: “We wilden een groepje van tien jongeren controleren omdat ze met te veel waren en geen mondmaskers droegen. Eén sloeg op de vlucht en mijn collega grabbelde hem vast. ‘Wat ga je doen, hoerenjong?’, riep hij, en hij gaf mijn collega een duw. Terwijl die hem probeerde te overmeesteren, kwamen jongeren van overal aangelopen. Ze begonnen ons te schoppen, uit te schelden en te filmen. We hebben zware klappen gekregen. Eén collega zit nog altijd thuis met een gewonde schouder: zes maanden werkonbekwaam door een simpele identiteitscontrole.

“Ik heb ook twee weken thuisgezeten om te herstellen. Psychologisch kwam het hard aan. Als er dertig jongeren voor je staan en je met twee collega’s bent, gaat er van alles door je hoofd. Twee minuten op versterking wachten duurt dan lang, hoor. De beelden gingen direct rond op de sociale media, waar ik ook niet blij mee was. Ik heb echt een paar dagen nodig gehad om te kalmeren. Ik was woedend, begreep echt niet waarom het zo moest ontsporen. Ik was ook boos omdat die jongens meteen weer vrijgelaten werden door het parket. Ze komen later wel voor de rechter, maar de boodschap is toch: ‘Je mag op de flikken slaan, dat is niet zo erg.’

“Het erge is dat we die jongeren kennen. We zien hen bijna elke dag in de wijk. Soms praten en lachen we met hen. Maar als ze in groep zijn en er één problemen heeft met de politie, verandert de dynamiek. We menen het goed met hen. Als ze ons nodig hebben, gaan wij ze helpen. Daarom heb ik voor deze job gekozen, om iets nuttigs te doen. Niet om geslagen en uitgescholden te worden, maar dat wordt dagelijkse kost. ‘Als ik je ooit alleen tegenkom op straat, verkracht ik je,’ krijg ik dan te horen. Gaat het een beetje?”

Soufiane K. (30) is drie jaar inspecteur bij de interventie-eenheid in Brussel-stad. Geweld tegen de politie is bijna normaal geworden, zegt hij.

Soufiane: “Je kunt geen aanhouding meer doen zonder een elleboog tussen je ribben, een gescheurde hemdsmouw, een schop tegen je kuit, schrammen op je arm, of arrestanten die je bijten en krabben. Meestal rapporteren we dat niet eens meer.”

Het meest extreme geweld maakte hij vorige winter in de Marollen mee, toen hij met zijn patrouille in de val werd gelokt.

Soufiane: “We waren net aan onze nachtshift begonnen. Om halftien kregen we een oproep voor een brandende bestelwagen en vandalisme aan een crèche in het Krakeel, een wijk waar we vaak problemen hebben met jongeren. Het was een valstrik: we werden opgewacht door meer dan dertig relschoppers, in het zwart gekleed en met bivakmutsen op. Ze gooiden met molotovcocktails, en wij stonden daar met twee. Dan voel je de adrenaline door je lijf gieren. De brandweer, die de bestelwagen kwam blussen, moest meteen weer vertrekken. We moesten de wagen laten uitbranden. Die bleek van een kleine zelfstandige te zijn, die zijn auto nodig had voor zijn werk. Hij stond te huilen op de stoep. In de crèche die de jongeren hadden beschadigd werden kinderen uit hun eigen wijk opgevangen. Ze waren boos omdat er eerst plannen voor een buurthuis waren voor die plek.

“Toen de situatie gekalmeerd was, na middernacht, zijn we met een paar van hen gaan praten. We kennen hen, maar ik was echt onder de indruk van de diepe haat die ik voelde. ‘Je te déteste, we praten niet met jullie, rot op.’ Dat was een slag in het gezicht, want je wil toch dat die jongeren goed terechtkomen.”

Benaderen ze jou dan niet anders, met je Marokkaanse achtergrond?

Soufiane: “Dat maakt geen verschil. Die gasten kijken alleen naar je uniform. Toen ik bij de politie begon, hoopte ik dat ik met mijn achtergrond een brug kon slaan met allochtonen. Maar vanaf mijn eerste interventies was duidelijk: ‘Jij bent flik, we moeten je niet.’”

Ook hoofdinspecteur Bob Van Beeck, veertien jaar bij de Brusselse politie, heeft het allemaal al gezien: collega’s die in de val worden gelokt en worden bekogeld, straatverlichting die gesaboteerd wordt, olie op de weg om patrouillewagens te doen slippen, agenten die met vuurpijlen beschoten worden.

Bob Van Beeck.Beeld Guy Puttemans

Bob Van Beeck: “Gisteren hebben jongeren een kassei vanop het dak van een woonblok op een politiewagen gegooid, midden in de voorruit. Onze collega kreeg glas in zijn ogen en mond. Zo’n steen kan dodelijk zijn. De patrouille was ook nu weer in de val gelokt. Een man op een brommer reed vlak voor hun neus door het rood, de collega’s zetten de achtervolging in naar het Lemmensplein in Anderlecht – een andere politiezone. Daar stonden jongeren hen op te wachten. Soms staan ze ook op de daken langs de weg naar het ziekenhuis, omdat we daar vaak voorbijkomen. Met stenen, of een volle pot verf. De mensen zeggen: ‘Dat zijn de risico’s van het vak.’ Maar dit zijn geen normale risico’s meer.”

De beelden van de dood van George Floyd hebben veel impact gehad.

Van Beeck: “(knikt) De bevolking bekeek ons al scheef, maar toen werd het nog erger. Je moet weten: die knie op de schouders – níét op de nek – is een standaardtechniek om iemand in bedwang te houden en wordt ons ook aangeleerd. Maar natuurlijk doe je dat geen acht minuten, en al zeker niet om de bloedtoevoer af te sluiten. Maar als we nu iemand op die manier arresteren, lijkt het alsof we moordenaars zijn.»

Charlee: “Een simpele controle kan heel snel ontvlammen. ‘Dag meneer, mogen we uw identiteitskaart zien?’ – ‘Ah, waarom? Omdat ik zwart ben? Of Marokkaan?’ Ik heb het er lastig mee dat ze me zo vaak ‘racist’ noemen, want dat ben ik niet. Ik heb al een paar keer meegemaakt dat ze ermee dreigen om hun hoofd tegen de muur te slaan: ‘We zullen zeggen dat jullie dat gedaan hebben.’”

Soufiane: “O ja, ze proberen je zwakke plek te vinden en halen het bloed van onder je nagels. Ze willen dat je kwaad wordt, en raken gefrustreerd als je kalm blijft.”

Van Beeck: “Het is de ultieme oefening in zelfbeheersing. Soms neem ik het over van een collega als ik zie dat die op een kookpunt staat. De ene agent is al wat beter in communiceren dan de andere. Af en toe kan iemand zich niet beheersen. Dat is niet goed te praten, maar soms wel te begrijpen.

“Filmen met smartphones kan heel uitdagend zijn, hoor, als ze voor jou komen staan en je gezicht en je naamplaatje filmen. Ze mogen dat, maar ze mogen de beelden niet verspreiden. Daar trekken ze zich niks van aan. Bij een schermutseling filmen ze ook nooit de hele interventie, zodat een buitenstaander niet weet wat eraan voorafging. Dan zijn wij de boeman.”

Binnenkort krijgen jullie bodycams waarmee jullie elke interventie van A tot Z kunnen filmen.

Van Beeck: “Ik kan niet wachten tot ze er zijn, maar wettelijk moet nog het één en ander uitgeklaard worden. Wij hebben er al getest, en we ervaren dat ze invloed hebben. Als mensen weten dat ze gefilmd worden, zijn ze meestal kalmer – op die paar dronken uitzonderingen na. Sommige collega’s zijn bang dat die camera’s een controle zijn op hun werk, maar ze zijn evengoed een bescherming. Alles is gefilmd van begin tot eind, er is geen discussie mogelijk. Ik denk dat ze voor beide kanten een positieve invloed kunnen hebben.”

Allochtone jongeren voelen zich geviseerd omdat ze zo vaak gecontroleerd worden. Kun jij zeggen dat er geen racisten bij je collega’s zitten?

Van Beeck: “Dat kan ik niet zeggen. Als je dag in dag uit geconfronteerd wordt met dezelfde mensen met wie je altijd problemen hebt, kan je niet uitsluiten dat er vooroordelen ontstaan. Maar als je racistisch bent, heb je geen plaats bij de politie.”

Etnisch profileren is wel een probleem bij de politie.

Van Beeck: “(knikt) Ik geef les in profileren op basis van gedrag, precies om dat tegen te gaan. Het basisprincipe is: we kijken niet naar de kleur of het uiterlijk, maar naar de lichaamstaal, de gezichtsuitdrukking, de houding. Verdacht is afwijkend gedrag: iemand die een dikke winterjas draagt in de zomer bijvoorbeeld. Dat is objectiever, en makkelijker te aanvaarden door de mensen.

“Wat interessant was aan de clash in het Ter Kamerenbos, was dat het niet om allochtone minderjarigen ging, maar om blanke studenten van goeie komaf. In De Morgen stond een reactie van een jongen met een familienaam met kleine d. Dat zijn niet de gasten van de Marollen die met hun hele familie, kinderen en grootouders in een klein appartementje wonen.”

Heb je nooit heimwee naar de periode van de aanslagen?

Van Beeck: “(lachje) Toen waren we de helden, nu zijn we de slechteriken. In dezelfde wijken waar we toen verwelkomd werden met koffie, worden we nu uitgejouwd. Er is door corona ook minder criminaliteit op straat, de mensen zijn minder bang. ‘Wat doen die flikken hier nog, behalve boetes uitschrijven en onze vrijheid beknotten?’ is de redenering. Er zijn gelukkig ook nog mensen die ons komen bedanken, maar ze durven het niet meer openlijk te doen.”

‘PAPA PIJNE SCHOUDER’

Ben Dresen (32) werkt al acht jaar bij de interventiedienst van Lier. Eind vorig jaar raakte hij zwaargewond bij een drugcontrole. Sindsdien herstelt hij thuis van een zware schouderoperatie en een hersenschudding. De jonge vader wil graag zijn verhaal doen. “Ik wil dat de mensen beseffen welke impact geweld op het leven van een politieagent kan hebben.”

Dresen: “Ik heb vandaag een slechte dag. Soms gaat het beter, maar vannacht heb ik amper drie uur geslapen door de pijn. Mijn schouder was op drie plaatsen gebroken, ze hebben een bot moeten verplaatsen, ik heb een litteken van 10 centimeter. De revalidatie gaat minstens zes maanden duren. Mijn nek zit nog vast, en de hoofdpijnen van de hersenschudding komen nog geregeld opzetten. Ik vraag me af waarom die kerel zo naar mij uitgehaald heeft. Dat geweld was zo gratuit, zo zinloos. Dat maakt het moeilijk te plaatsen.”

Die zondagavond hebben Ben Dresen en zijn collega nachtpatrouille in Lier. Ze zien een wagen langs de weg waarin een verdachte transactie gebeurt, en willen die controleren. De wagen stuift weg, en twee kilometer verderop kunnen ze hem aan de kant zetten.

De controle begint rustig, maar wordt al snel gespannen. De man achter het stuur lijkt onder invloed en wisselt snel van gemoed. De papieren van de wagen zijn niet in orde en hij maakt zich druk om zijn hamburger, die hij wil opeten terwijl die nog warm is. Dresen kalmeert hem en laat hem zijn hamburger meenemen naar de combi, maar de man blijft schelden en gooit zijn hamburger naar het hoofd van de agenten.

Dresen: “‘Waar is dat voor nodig?’ vraag ik. Hij draait zich om: ‘Gast, als gij niet gaat zwijgen, sla ik al uw tanden uit.’ Drie keer roept hij dat. ‘Wees nu eens kalm’, zeg ik. ‘Ik heb u toch niks misdaan?’”

De inspecteurs vinden een voorraad drugs in de onderbroek van de man, en vertellen hem dat hij mee moet naar het politiebureau.

Dresen: “Ik leg mijn hand op zijn rug om hem te kunnen boeien, waarop hij zich vliegensvlug omdraait en uithaalt. Ik kan snel bukken en krijg vier, vijf slagen op mijn hoofd. We proberen hem te overmeesteren, ik geef hem twee slagen, maar dat heeft geen enkel effect. Terwijl ik me draai om mijn pepperspray te nemen, trekt hij aan mijn arm en geeft hij mij een mokerslag op mijn schouder. Mijn radio, die daar op mijn vest hangt, is helemaal kapot. Ik voel een helse pijn en kan niks meer. Hij trapt me in de rug, geeft me nog enkele slagen op mijn hoofd en vlucht weg. Mijn collega gaat achter hem aan, maar hij kan ontsnappen. Twee dagen later is hij bij hem thuis opgepakt.

“Op de spoed bleek dat het heel ernstig was. Ze hebben me verdoofd en mijn schouder terug op zijn plaats gezet. Heel laat ’s nachts kon ik naar huis. Mijn vrouw was in alle staten. En toen moest het ergste nog komen: uit een CT-scan bleek dat mijn schouder op drie plaatsen was gebroken en dat er een zware operatie nodig was.

“De mensen staan er niet bij stil dat ook ik een leven heb. Ik heb een gezin met twee kinderen van 6 en 3. Mijn kleinste ging net naar school, maar door die schouder heb ik haar eerste schooldag gemist. Daar was ik het hart van in.

“De eerste weken kon ik niets meer, zelfs me aankleden ging niet. Alle last viel op mijn vrouw, die ook werkt: de kinderen naar school brengen, de boodschappen, het huishouden, de boterhammetjes maken… De eerste week sliep ik op de zetel met pakken ijs op mijn schouder tegen de pijn. Het ergste vond ik dat ik mijn jongste dochter niet kon optillen, terwijl ze zo’n knuffelmie is. Toen ze dat doorhad, kwam ze niet meer naar mij. Ze liep me voorbij. ‘Papa pijne schouder,’ zei ze dan. Daar heb ik me echt heel slecht over gevoeld. Je bent in de eerste plaats wel papa.

“Zo zijn er nog collega’s die thuis herstellen van een uit de hand gelopen controle. Mensen op straat zien je uniform, maar in dat uniform zit wel een mens. Iemand die zijn hart en ziel legt in het politiewerk, maar na het werk ook naar huis wil om iets leuks te doen met zijn gezin. Dat kan ik nog altijd niet.

“Je speelt die film nog honderd keer af. Nu nog, als ik ga slapen: had ik niet beter dit gedaan, of zo gereageerd? Maar we hebben alles gedaan om die kerel te kalmeren. Ik geef zelf les in geweldbeheersing, maar op een gegeven moment kun je niet anders dan ingrijpen, je bent nog altijd politieagent.

“Als ik een dief op heterdaad betrap, kan ik zulk geweld plaatsen: dat is het risico van de job. Maar dit was onnodig. Als die man normaal gereageerd had, was er niets gebeurd. Ik heb heel veel pijn gehad, maar het laat ook inwendige littekens na. Gelukkig heb ik veel steun gekregen van de politiezone.

“In het begin heb ik die kerel echt gehaat. Maar toen zag ik hem in de rechtbank terug. Hij heeft zich daar meerdere keren verontschuldigd, en gaf alle feiten toe zonder iets te verbloemen. Dat maakte wel een verschil, en dat heb ik ook aan de voorzitter van de rechtbank gezegd. Geef hem een tweede kans, denk ik dan. Ik ben lang kwaad geweest, nu nog soms, omdat ik weet dat die schouder me wellicht voor de rest van mijn leven parten zal spelen. Maar het zit niet in mij om te blijven haten. Ik hoop alleen zo snel mogelijk weer aan het werk te kunnen.”

LA BOUM 2

Intussen komt er in Brussel een opvolger van het nepfestival in het Ter Kamerenbos: La Boum 2. De organisatoren, die zich l’Abîme (de afgrond) noemen, vragen minister van Binnenlandse Zaken Annelies Verlinden om een officiële toelating voor een nieuw festival in het Ter Kamerenbos. ‘Als die er niet komt, vinden we dat we het recht hebben om wilde feesten te organiseren, en deze burgerbeweging in alle steden te verspreiden.’

“We zijn nog lang niet klaar”, zegt korpschef Michel Goovaerts.

Goovaerts: “Als de minister zich op de kaart wil zetten, maakt ze nu werk van de 1.600 nieuwe aanwervingen bij de lokale en federale politie waar wij al zo lang om vragen. Op die manier zal er ook wat ruimte komen om onze mensen beter op te leiden tegen de nieuwe uitdagingen van deze lastige tijden.”

© Humo