‘Een rector is geen tafelspringer’: Luc Sels over rectorverkiezingen in tijden van pandemie en onzekerheid

Luc Sels © belga
Walter Pauli

Luc Sels wil zichzelf graag opvolgen als rector van de KU Leuven. Toxicoloog Jan Tytgat is zijn uitdager. Op dinsdag 11 mei zijn er verkiezingen.

De Leuvense rectorverkiezingen vinden plaats in een tijd waarin wetenschappers zeer zichtbaar zijn en tegelijk feller ter discussie staan dan ooit. Iedereen kent ‘de virologen’, Marc Van Ranst op kop, en velen kunnen hen niet meer verdragen.

Luc Sels: Het unieke aan de coronacrisis is dat de samenleving voor het eerst kon binnenkijken in de keuken van de wetenschap terwijl die wetenschap zich nog aan het vormen was. Wetenschappers moesten uitspraken doen over zaken als mondmaskers, ventilatie en aerosolen, terwijl zij wisten dat wat ze zeiden niet het finale antwoord was. Bij het publiek ontstond de indruk dat Marc Van Ranst en zijn collega’s zichzelf tegenspraken. Ik zeg: ze hebben hun adviezen aangepast aan nieuwe wetenschappelijke inzichten. En gelukkig maar. Een jaar geleden was er geen enkel draagvlak voor mondmaskers, en zie ons nu eens rondlopen. Wetenschap bevindt zich per definitie in een permanente staat van onzekerheid.

Terwijl Marc Van Ranst wordt opgevoerd als baken van zekerheid.

Sels: Onzekerheid is niet hetzelfde als onwetendheid. De strijd tegen het virus zit vol onzekerheden, maar onwetend zijn we nooit geweest. Marc en zijn collega’s weten goed wat ze zeggen. Ze waren en zijn de meest wetende van alle onwetenden in het land. Zij hebben het schitterend gedaan.

Volgens sommigen moeten virologen en epidemiologen zich niet te veel inlaten met advies aan de regering over de gevolgen van de gezondheidscrisis voor de economie of het onderwijs. Ik ben het daar niet mee eens. Niemand heeft een betere kennis dan zij over de aard van het virus. Net daarom zijn ze juist verplicht om uit hun comfortzone te komen en de regering te adviseren over hoe we de verspreiding het best kunnen indijken. Natuurlijk heeft dat tot inschattingsfouten geleid en hebben de wetenschappers hun eigen interventies soms zelf moeten bijsturen. Kan het anders? Er is een groot verschil tussen de wetenschappelijke consensus over het coronaviruis – die is echt wel algemeen in de academische wereld – en wat we concreet tegen dat virus doen. Frankrijk en Duitsland beschikken over eigen topvirologen, en toch nemen die landen vanuit dezelfde wetenschappelijke inzichten heel andere maatregelen.

Ik heb altijd veel vertrouwen gehad in de wetenschap. Dat klinkt natuurlijk als vanzelfsprekend uit de mond van een rector. Maar dat er amper één jaar na de uitbraak van de pandemie wereldwijd vaccinatieprogramma’s lopen, heeft mijn vertrouwen in wetenschappelijke oplossingen nog een extra boost gegeven. Die programma’s zijn het resultaat van een bijzonder hechte samenwerking tussen de wetenschap, de overheid en het bedrijfsleven.

Omdat de samenleving zo veel heeft geïnvesteerd in onderzoek én omdat het maatschappelijk nuttig is, weerklinkt ook de roep om de patenten op die vaccins vrij te geven.

Sels: Zonder patenten is er geen bescherming meer van intellectuele eigendom. In een crisissituatie zoals we die nu meemaken, moeten we soepeler kunnen zijn. Maar in normale tijden zijn de bescherming van intellectuele eigendom en een financiële return uit onze licenties of onze spins-offs van groot belang om de bereidheid om te investeren op peil te houden. Er zijn tussenwegen mogelijk. Zo hebben we een kader ontwikkeld voor ethisch verantwoord licentiëren. In Leuven doen we dat al met bijvoorbeeld tenofovir. Dat is een cruciale component in ’s werelds bekendste aidsremmer die mee werd ontwikkeld door professor Erik De Clercq van het Rega-instituut. Dat middel is in licentie gegeven aan een Californisch bedrijf. Maar in de overeenkomst hebben we een bepaling laten inschrijven van compassionate access: in lage-inkomenslanden worden de medicijnen tegen zeer lage prijs aangeboden. Sommige critici stellen iets te snel dat patenten de verspreiding van geneesmiddelen afremmen. Deze pandemie heeft net het tegenovergestelde aangetoond: er is in zeer korte termijn veel kennis gedeeld.

Sommige critici stellen iets te snel dat patenten de verspreiding van geneesmiddelen afremmen. Deze pandemie heeft net het tegenovergestelde aangetoond: er is in zeer korte termijn veel kennis gedeeld.

Wereldwijd gaat het over de vaccins van Moderna, Pfizer, AstraZeneca, Johnson & Johnson, alsof het alleen de bedrijven zijn die de vaccins ontwikkelden. Op Oxford na valt nooit de naam van de betrokken universiteiten en wetenschappelijke instellingen.

Sels: Inderdaad, het is dankzij fundamenteel wetenschappelijk onderzoek in het verleden dat we vandaag zo snel kunnen gaan. Wat Johan Neyts in het Rega-instituut doet (met steun van de Bill & Melinda Gates Foundation werkt hij aan een coronavaccin dat mogelijk levenslang bescherming biedt en vanaf 2022 op de markt kan komen, nvdr) is perfect vergelijkbaar met de prestaties van Moderna of AstraZeneca. Alleen beschikken zij over een industriële capaciteit om te kunnen testen en ontwikkelen. Geen enkele universiteit heeft die middelen.

Bent u tevreden over het samenspel tussen de wetenschappers en de politici in de aanpak van deze pandemie?

Sels: Ik benijd onze politici niet. Wetenschappers kunnen een aantal scenario’s voorstellen, maar het zijn de politici die uiteindelijk soms binaire beslissingen moeten nemen. Sluiten we de scholen of niet? Met het duo Alexander De Croo (Open VLD) en Frank Vandenbroucke (Vooruit) aan het roer wordt de pandemie naar mijn aanvoelen nu al veel deskundiger aangepakt dan in het begin.

In de bijzondere coronacommissie van de Kamer zei Marc Van Ranst dat hij vorig jaar ‘bewust paniek zaaide’ omdat minister Maggie De Block (Open VLD) de bevolking maar bleef sussen. De professor koos toen bewust voor een politieke rol.

Sels: Het zou schuldig verzuim geweest zijn van Marc Van Ranst als hij de minister níét had tegengesproken toen hij merkte dat ze de zaken fout inschatte. De regering gaf de indruk dat het wel zou overwaaien en dat België niet zou worden getroffen. Terwijl onze experts goed wisten dat dat wel zou gebeuren.

Ik was er zelf dicht bij betrokken. Wij hebben met de Vlaamse rectors aan veel kanten druk gezet, onder meer met twee open brieven aan de regering. In maart 2020 is alles in een versnelling gekomen na enkele gesprekken die ik had met mijn Antwerpse collega Herman Van Goethem. De experts zeiden ons: ‘We hebben nog een venster van een paar dagen om op te treden. Daarna is het te laat.’ Op een dinsdagnacht hebben we de nodige afspraken gemaakt en de eerste open brief geschreven: alleen zo konden we de publieke opinie konden alarmeren en een draagvlak creëren dat de regering niet meer kon weerstaan. De volgende donderdagmiddag kondigde premier Sophie Wilmès (MR) de lockdown af. Zonder onze druk zou dat niet zo snel gebeurd zijn. Is dat bewust paniek zaaien? We hebben dat gedaan omdat het moest.

Het zou schuldig verzuim geweest zijn van Marc Van Ranst als hij minister De Block níét had tegengesproken toen hij merkte dat ze de zaken fout inschatte.

Uw voorganger Rik Torfs was meer aanwezig in de media. Ook uw uitdager Jan Tytgat zegt dat ‘Leuven’ meer moet wegen op het maatschappelijke debat.

Sels: Ik geef niet graag kritiek op Jan, maar hij verwart impact met zichtbaarheid. Het gaat mij om wat een rector wil realiseren, niet om de zichtbaarheid van zijn figuur. Zichtbaarheid en impact verdragen elkaar niet altijd even goed. Onlangs gaf Jan een interview aan Het Belang van Limburg: ‘Geen bijkomende opleiding aan de UHasselt’. Zoiets zal ik niet snel zeggen in een krant.

Maar u dénkt het wel?

Sels: Ik spreek me daarover niet uit in Knack. Ik vind het onkies om zo’n debat aan te gaan via de pers, tenzij het niet anders kan. Ik bespreek zulke kwestie met mijn Limburgse collega Bernard Vanheusden en met de betrokken politici. Er gaat bijna geen dag voorbij dat ik niet spreek met federale of Vlaamse politici of hun medewerkers, maar het liefst doe ik dat in de luwte. Als je in de pers je kaarten op tafel legt, geef je ze vaak ook wég.

Als het nodig, kruip ik natuurlijk zelf in de pen. En als dat de impact kan vergroten, nodig ik de andere rectoren uit om eraan mee te werken.

Caroline Pauwels (VUB) en Herman Van Goethem (UA) zoeken het publieke forum meer op dan u en Rik Van de Walle (UGent).

Sels: Men meet het gewicht van een rector te veel af aan zijn of haar zichtbare aanwezigheid in De afspraak. Caroline is er vaak te gast, en zij doet dat uitstekend. Omdat die commentaar zo vaak terugkomt, heb ik het even laten bekijken in Gopress, het onlinearchief van de Vlaamse media. Daaruit bleek dat mijn naam dubbel zo vaak wordt vermeld als de hare.

Ik schreef vroeger veel meer opiniestukken, meestal over mijn specialiteit, de arbeidsmarkt. Vandaag leid ik een universiteit waar sommige faculteiten in omvang de schaal van de VUB benaderen. De KU Leuven is een gemeenschap van 85.000 mensen, verspreid over 16 faculteiten en 13 campussen in 11 steden, met een onwaarschijnlijk complex ziekenhuis en psychiatrisch centrum erbij, en geaffilieerd met 5 hogescholen. Samen zijn wij goed voor 43 procent van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Bovendien zijn we betrokken bij 9 internationale netwerken. Ik ben veel meer internationaal actief dan mijn collega-rectors. In een complexe universiteit als de KU Leuven is de behoefte aan dossierkennis en kennis van algemeen beheer ook van een heel andere orde. Vandaar dat mijn profiel wellicht meer aansluit bij dat van Rik Van de Walle. Ook Gent is een ingewikkelder en meer internationaal georiënteerd geheel dan Brussel of Antwerpen.

In 2017 was mijn verkiezingsslogan ‘De rector mag wat minder zichtbaar zijn, zolang de KU Leuven maar schijnt’. Volgens de Gopress-statistieken word ik inderdaad een derde minder vermeld dan mijn voorganger. Dat vind ik al erg goed, want Rik Torfs legde die lat wel hoog. (monkellachje) Tegelijk wordt de KU Leuven nu 80 procent meer vermeld dan in zijn periode. De rector van de KU Leuven is niet de enige woordvoerder van zijn universiteit. We hebben er honderden.

En nee, ik ben geen tafelspringer. Het gaat niet om mijn zichtbaarheid. Het gaat om de impact van onze instelling en onze wetenschap. Kritiek op mijn zogenaamde gebrek aan profiel glijdt dus als water van mij af. Wat niet wegneemt dat een rector in de vuurlinie moet staan als het brandt. Na de dood van Sanda Dia maakte ik in de zaak-Reuzegom zelf geen deel uit van de tuchtinstanties. Maar toen de storm losbarstte, heb ik de universiteit wel publiek vertegenwoordigd en heb ik de kritiek op mij genomen. En zo hoort het ook.

Tegelijk kan ik niet genoeg benadrukken dat de zichtbare kant van de taak van een rector niet het belangrijkste is. U zou eens moeten weten hoeveel uitnodigingen voor recepties of toespraken ik afsla. Ik heb al uitgelegd dat een rector ook een goed bestuurder moet zijn. Tegelijk moet hij – met een groot woord – een visionaire kant hebben: hij of zij moet een ambitieus strategisch meerjarenplan kunnen voorleggen, uitwerken en nadien ook implementeren. En dat heeft dit bestuur de voorbije jaren gedaan. Ik ben er trots op dat de KU Leuven qua strategische aanpak heel erg in lijn werkt met wat je merkt in de andere leidende Europese universiteiten.

(denkt na) Ik heb soms de indruk dat het pas sinds mijn voorganger Rik Torfs is dat een rector zo nadrukkelijk wordt afgerekend op de frequentie van zijn communicatie. De VUB en de UA lijken nu ook eerder voor dat model te kiezen. Mogelijk past dat in de tijdgeest. Maar als ik kijk naar succesvolle rectoren vóór Rik, zoals André Oosterlinck, Mark Waer of zelfs Roger Dillemans: zij hoefden niet elke dag in de pers aanwezig te zijn. Integendeel. En dat ging ook op voor de rectoren van de andere universiteiten.

Ik heb soms de indruk dat het pas sinds mijn voorganger Rik Torfs is dat een rector zo nadrukkelijk wordt afgerekend op de frequentie van zijn communicatie.

Toch lijkt het Leuvense rectorschap een beetje in een crisis te verkeren. Niet dat we terug moeten naar de tijd van Piet De Somer, die rector was van 1968 tot zijn dood in 1985. Maar de continuïteit in het Leuvense beleid lijkt al enige tijd zoek. De laatste rector die herverkozen raakte, was André Oosterlinck in 2000. Na zijn afscheid in 2005 kwamen vier rectoren die elk maar één bestuursperiode zijn aangebleven – u kunt dat nu veranderen.

Sels: In mijn programma zet ik stevig in op continuïteit, juist om te vermijden dat de KU Leuven een rusteloze universiteit zou worden die om de haverklap van koers verandert. U zult zeggen: ‘Waarom hebt u zich dan vier jaar geleden zelf kandidaat gesteld? Ik had de grootste waardering voor Rik Torfs als rector, maar naar mijn aanvoelen was de strategische ambitie van de KU Leuven niet scherp genoeg. Het onderste werd niet uit de kan gehaald, zeker niet op het internationale forum.

Een strategisch plan is nooit af. In uw programma staat dat Leuven geen ‘witte universiteit’ meer kan zijn. Dat is tegelijk een waardevol en symbolisch debat. U hebt beslist om een beeld van Leopold II uit de Universiteitsbibliotheek te verwijderen.

Sels: Dat was een beslissing van mij, ja.

Maar heel de Leuvense universiteit heeft deelgenomen aan de kolonisering van Congo. De universiteit in Leopoldsburg, nu Kinshasa, heet niet toevallig Lovanium. Dat was een Leuvens project.

Sels: We hebben dat beeld niet definitief weggehaald. We verwijderden het tijdelijk om te vermijden dat de discussie zich zou toespitsen op een beeld in plaats van op de dekolonisering op zich. Veel belangrijker is dat wij de opdracht hebben gegeven aan historicus Idesbald Goddeeris om samen met een interuniversitaire werkgroep eendiepgaand te bestuderen hoe de Belgische universiteiten omgaan met het koloniale verleden. We hebben ook een index opgesteld van het koloniale erfgoed van onze universiteit, om het debat daarover op een goed geïnformeerde wijze te kunnen aangaan. Samen met de wetenschappers van de Université de Kinshasa zouden wij graag een project opzetten rond ons gemeenschappelijke verleden in Lovanium. Ook met aandacht voor de minder fraaie kanten.

Wij maken ons eigen koloniale verleden bespreekbaar. Dat is iets heel anders dan ‘wegmoffelen’. Het dekoloniseringsdebat leeft aan deze universiteit. We moeten er wel voor zorgen dat het zich niet beperkt tot discussies over toen. We moeten het ook hebben over de problemen van vandaag. Het gezamenlijke aandeel van de pioniers- en beursstudenten en studenten met een migratieachtergrond aan de KU Leuven bedraagt méér dan 30 procent. Op onze campussen in Antwerpen en Brussel stijgt dat tot boven de 40 en zelfs tot meer dan 50 procent. De KU Leuven telt 13.000 buitenlandse studenten: de helft ervan komt van buiten de Europese Unie, en velen komen uit het Zuiden. De KU Leuven is geen witte universiteit meer.

Tegelijk geef ik toe: er ligt nog veel werk op de plank, vooral op het vlak van inclusie. De Vlaamse en de buitenlandse studenten leven nog te gesegregeerd. We hebben onlangs een culturele agenda goedgekeurd met daarop ook de feestdagen van andere religies en nationaliteiten. Maar dat volstaat niet. Als ik ga spreken op de bijeenkomst voor het Chinees Nieuwjaar zie ik vandaag alleen maar Chinezen. Dat mag veranderen. De interculturele ontmoeting van al die studenten moet meer aandacht krijgen.

Ik geef toe: er ligt nog veel werk op de plank, vooral op het vlak van inclusie. De Vlaamse en de buitenlandse studenten leven nog te gesegregeerd.

En straks zal die Chinees u in het Nederlands moeten aanspreken, toch als het van onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) afhangt. Elke buitenlandse docent zal Nederlands moeten leren en spreken.

Sels: In werkelijkheid is de regel wat versoepeld. (glimlacht) Maar het wordt anders gecommuniceerd.

Meent u dat Ben Weyts de lat lager heeft gelegd?

Sels: Nee, de lat ligt waar ze lag. De minister heeft het tijdspad om Nederlands te leren wat realistischer gemaakt. De bestaande regel is behouden: docenten moeten na twee jaar Nederlands niveau A2 beheersen, en na vijf jaar niveau B2. Dat blijft zo. Maar wie niet via het systeem van de vijf jaar tenure track wordt aangetrokken, startte tot vandaag in een tijdelijk contract van slechts drie jaar. Dat is erg kort om het B2-niveau te behalen. Voor die groep komt er nu de mogelijkheid om dat niveau pas na vier of zelfs vijf jaar te behalen.

Ik geef toe: taal blijft een onwaarschijnlijk moeilijk thema. De KU Leuven telt meer dan 7300 onderzoekers, het vaste professorenkorps niet meegerekend. Meer dan de helft daarvan komt uit het buitenland. Zij doen hier vier of vijf jaar onderzoek en gaan dan vaak terug naar hun thuisland. Die groep zet die stap naar het Nederlands niet zo gemakkelijk. Professoren wel: zij zien die stap als een investering in hun loopbaan en in hun leven in België. Het is geen eenvoudige oefening: hoe omgaan met het tweetalige karakter van deze universiteit?

Leuven is in de feiten een Nederlands-Engelstalige universiteit.

Sels: Alle uitnodigingen worden tweetalig uitgestuurd. Maar welke taal wordt gebruikt in bestuursvergaderingen en op andere bijeenkomsten? Dat is het thema van de dag. We zoeken slimme oplossingen om ons meer inclusief te kunnen opstellen.

Dat betekent dus minder Nederlands en meer Engels?

Sels: Niet noodzakelijk. Er is een decretale verplichting dat de beslissingnemende organen, zoals de academische raad of een faculteitsraad, in het Nederlands vergaderen – of toch zeker dat het verslag in het Nederlands geschreven is. Maar wat met adviescommissies, zoals onze onderwijscommissies of de facultaire doctoraatscommissies, die de doctoraatsopleiding onder hun hoede hebben? Daar is de verplichting niet van tel en kan men zich veel gemakkelijker aanpassen aan de doelgroep.

Ik zal als rector niet snel een taalregel opleggen. We hopen wel dat men binnen onze faculteiten en departementen tot een consensus komt over het taalgebruik. Laten we alvast zorgen dat alle agenda’s van vergaderingen tweetalig uitgestuurd worden, dat de verslagen tweetalig zijn en dat iedereen, ongeacht zijn eigen taal, weet wat er wordt beslist. En nodig op Nederlandstalige vergaderingen ook internationale collega’s uit die nog bezig zijn om onze taal te leren, maar sta hun dan toe om te interveniëren en te discussiëren in het Engels. Ik pleit niet voor brute ‘verengelsing’. Wij investeren juist in de taalverwerving van buitenlandse professoren: zij komen niet alleen naar Leuven, maar ook naar Vlaanderen.

Ik pleit niet voor brute ‘verengelsing’. Wij investeren juist in de taalverwerving van buitenlandse professoren: zij komen niet alleen naar Leuven, maar ook naar Vlaanderen.

De KU Leuven heeft een duidelijke internationale ambitie. Maar met permissie: kan uw universiteit soms ook niet wat meer bescheidenheid gebruiken? Onlangs publiceerde het Amerikaanse tijdschrift Newsweek een ranking van ’s werelds beste ziekenhuizen. Het UZ Leuven prijkte op een fraaie 31e plaats. Geen enkel ander Belgisch ziekenhuis stond in de top 100. Maar Gasthuisberg komt na meer dan tien andere Europese ziekenhuizen. Naast het Zweedse Karolinska-ziekenhuis, de bakermat van de Nobelprijs voor Geneeskunde, scoorden bijvoorbeeld ook twee Zwitserse ziekenhuizen hoger, en één Nederlandse – het UC in Utrecht. ‘Wereldtop’ is een rekkelijk begrip.

Sels: Die exacte plaats in de ranking neemt je maar beter met een korrel zout. Zeker aan de top zijn de onderlinge verschillen zo klein dat ze vaak niet meer echt relevant zijn. Wij denken dus meer in blokken: zolang UZ Leuven in de wereldwijde top 50 staat, bewijst het zijn uitmuntendheid. Al die ziekenhuizen zijn van hetzelfde topniveau. En nog belangrijker is dat wij de sterkste Europese ziekenhuizen als de Charité in Berlijn (nummer 6 in de Newsweek-ranking, nvdr) tot ons netwerk mogen rekenen.

Het grote voordeel van Gasthuisberg is dat het ziekenhuis ingebed is in een universiteit als de KU Leuven. De geneeskunde voor de toekomst is vanzelfsprekend multidisciplinair: ons ziekenhuis kan een beroep doen op ingenieurs ‘uit het eigen huis’, maar ook op fysici, psychologen, specialisten in artificiële intelligentie, noem maar op. Karolinska is een medische universiteit en een ziekenhuis ‘op zich’: zij moeten extra knowhow voortdurend van buitenaf binnenhalen. Wij hebben aan de KU Leuven dus goud in handen. Vooral omdat de héle universiteit het goed doet. In de Times Higher Education World University Ranking behoort de KU Leuven in geen enkele specialiteit in de wereldwijde top 10, maar vaak wel tot de top 50, en in álle disciplines tot de top 100. In continentaal Europa kan geen enkele andere universiteit dat zeggen. Als je dat niveau wilt aanhouden en zelfs verbeteren, heb je natuurlijk een bekwame bestuurder nodig als rector.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content