Raadgevend Comité voor Bio-ethiek wil dat er omzichtiger wordt omgesprongen met de NIP-test

Het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-ethiek raadt aan om voorzichtiger om te springen met de NIP-test. Die test kan afgenomen worden bij zwangere vrouwen om te zien of hun baby het syndroom van Down heeft. Maar er kunnen ook heel wat andere aandoeningen mee opgespoord worden. Is het wenselijk dat ouders dat allemaal weten? Het Comité voor Bio-ethiek vindt van niet.

De NIP-test is een eenvoudig bloedonderzoek bij de moeder. DNA van de placenta of moederkoek dat aanwezig is in het bloed wordt onderzocht op chromosomale afwijkingen. Naast het syndroom van Down kan bijvoorbeeld ook het syndroom van Turner en het syndroom van Klinefelter worden opgespoord. Die laatste twee leiden onder meer tot verminderde vruchtbaarheid. Dat betekent dat het ongeboren kind zelf wellicht geen kinderen zal kunnen krijgen.

Het Comité voor Bio-ethiek zegt in een advies dat er in een standaard NIP-test beter niet te uitgebreid onderzocht wordt. Het is voor ouders immers niet altijd even gemakkelijk om de resultaten te interpreteren.  "Vaak moet er dan nog eens een extra test gedaan worden om te bevestigen dat het wel degelijk om die aandoening gaat, waardoor je de winst van de NIP-test weer verspeelt", zegt professor Pascal Borry van het Centrum voor Biomedische Ethiek en recht van de KULeuven in "De Ochtend" op Radio 1.

"Bovendien gaat het om aandoeningen die niet bij iedereen voor even ernstige problemen zorgen. Er zijn heel veel mensen die een gewoon leven leiden en zelfs niet weten dat ze die aandoening hebben."

Stel dat een labo toch uitgebreid wil testen, dan moet je ouders op een andere manier gaan begeleiden, zegt Borry. "Dan moet je heel duidelijk op voorhand zeggen: dit is het doel van de screening en vragen of de ouders die resultaten willen weten." 

Wat kun je doen met die info?

Ook het geslacht van het ongeboren kind wordt nu in ons land via die bloedtest opgespoord. "In andere landen is dat verboden", zegt Borry. Soms komen via die test ook ziektes aan het licht die ouders zelf kunnen hebben.

Borry vraagt zich af of meer weten wel altijd beter is. "Wat kun je aanvangen met die informatie? Hoe zinvol is het om bepaalde informatie te kennen? In Nederland schrijft de Gezondheidsraad voor dat de screening gekoppeld moet zijn aan 'zinvolle handelingsopties', terwijl het in dit geval niet helemaal duidelijk is wat ouders met deze informatie kunnen doen."

"Communicatie kan ook niet alles oplossen, want soms gaat het om resultaten die moeilijk te interpreteren zijn. Vaak is het allemaal heel onzeker en daar helpen we koppels niet noodzakelijk mee vooruit. We brengen ook heel wat moeilijkheden mee bij begeleiders die die informatie moeten overbrengen." 

Beluister hier het volledige gesprek met professor Pascal Borry in "De ochtend" op Radio 1:

Meest gelezen