Direct naar artikelinhoud
AchtergrondBoeken

Arnon Grunberg wordt vader: ‘Wees gerust, ik loop niet weg’

Arnon Grunberg wordt vader: ‘Wees gerust, ik loop niet weg’
Beeld Hilde Harshagen

Arnon Grunberg verwacht een eerste kind met collega-schrijver Niña Weijers. Terwijl hij aan zijn eigen vader terugdenkt, die voor zijn ogen verdween, vraagt hij zich af wat je tegen een kind kunt zeggen dat je ‘opzadelt met het leven’.

Om de haverklap word ik aangesproken over mijn aanstaande vaderschap, als ware het een werkkamp in het oosten van Europa; of en hoe je terugkeert is ongewis. ‘Bereid je voor op slapeloze nachten’, is de mildste waarschuwing die ik de afgelopen weken te horen kreeg. Minstens drie keer is tegen mij gezegd: ‘Je leven zal niet meer hetzelfde zijn’. Er werd daarbij meewarig gekeken.

Een kennis van een kennis vertelde bij een dinertje in New York hoe haar relatie implodeerde, of explodeerde, binnen zes maanden na de geboorte van het kind. Aan het op zichzelf smeuïge verhaal – ik zal de details achterwege laten – voegde ze enkele ongevraagde adviezen toe.

Een kundige en vriendelijke journaliste van NRC Handelsblad interviewde mij in maart voor een podcast. Een groot gedeelte van het gesprek ging over mij als vader. Zijzelf nam daarbij gedeeltelijk de rol van aanklager aan, maar dat neem ik haar niet kwalijk, iedere journalist heeft zijn eigen technieken. En wie nog nooit is aangeklaagd heeft heel wat gemist. De tijd die in de podcast nog over was, werd gevuld met Auschwitz. Ook belangrijk.

Mijn oeuvre bleek een voetnoot bij Auschwitz en het komende kind. Een beetje zielig voor dat oeuvre, maar ik schrijf gestaag verder en had ik zelf mijn boeken niet eens een voetnoot bij het leven van mijn moeder genoemd? Als een ander dat doet, voel je toch wat ongemak en dat is eigenlijk nog een eufemisme. De confrontatie met de bedreiging – het oeuvre een voetnoot, de nachten slapeloos, de rest van het leven een postscriptum – maakte hoe dan ook weerstand in mij los.

Ook begon ik me af te vragen waarom men zich überhaupt voortplantte als zoveel mensen ervan overtuigd zijn dat voortplanting en ouderschap een metaforisch strafkamp zijn. Of beseft men het pas als het te laat is? Voortplanting als een menselijke muizenval die generatie na generatie blijft werken. Masochisme is ook een mogelijkheid, of is men niet meer dan een gereedschap in handen van zelfzuchtige genen met hun eigen agenda en werkt daarom de muizenval zo goed? Ons morele universum verzinnen we erbij, als troost en vermaak.

Afwezig in aanwezigheid

Mijn vaderschap begint natuurlijk bij mijn eigen vader, over wie ik weinig weet, hij is al dertig jaar dood en was 58 toen ik geboren werd. Mijn vader was er altijd, op een paar reizen na die in mijn herinnering steevast Brussel of Düsseldorf als einddoel hadden, maar hij was betrekkelijk afwezig in zijn aanwezigheid.

'Op mijn derde schijn ik tegen mijn moeder gezegd te hebben dat we papa met zijn radio en zijn bier in de prullenmand moesten gooien.'Beeld Hilde Harshagen

Op mijn derde schijn ik tegen mijn moeder gezegd te hebben dat we papa met zijn radio, waar hij vrijwel altijd naar luisterde, en zijn bier, dat hij vaak dronk, in de prullenmand moesten gooien. De boodschap was niet mis te verstaan, de vader was een bedreiging voor het prille geluk van moeder en kind. We hoeven dit niet freudiaans te duiden; de vader hoefde niet dood, hij moest verdwijnen en merkwaardig genoeg deed hij dat ook. Hij verdween voor onze ogen. Hoewel ik woensdag poffertjes met hem ging eten en geregeld met hem naar de bioscoop ging, loste hij op in een steeds hardnekkiger zwijgen, af en toe onderbroken door de woorden: ‘Wat moet ik gezondigd hebben’.

In zijn kielzog bevonden zich personages die uit hetzelfde schimmenrijk leken te komen als hij en daarin ook zijn verdwenen. Zijn zuster Tilla, met wie hij op verjaardagen altijd ruzie maakte. Lotte en Ludwig, broer en zus, die leefden alsof ze man en vrouw waren, en die een woning hadden op de Rooseveltlaan en een in de Duitse stad Wuppertal. Dan was er nog zijn nicht Marion, dochter van Tilla, die sigaretten rookte met een pijpje om gezonder te kunnen roken. Ze handelde in lamsvellen, waardoor ons huis op een gegeven moment vol lag met lamsvellen omdat dat zo lekker warm zou zijn.

Ik meen dat Marion geboren is in Bergen-Belsen, maar zeker weten doe ik dat niet; omdat ik veeleer een romanschrijver ben dan een historicus is mijn uitgangspunt: fictie is het breekijzer waarmee men de deur van het schimmenrijk openbreekt.

Ze zijn intussen allemaal dood.

Het moge duidelijk zijn: vaderschap is voor mij niet zozeer een werkkamp als wel een schimmenrijk. De vader is hij die verdwijnt of misschien wel: hij die altijd al verdwenen was.

Voordat de neurotische lezer nu meent dat ik het ongeboren kind opzadel met een verdwenen vader volgt hier een waarschuwing: men kan op velerlei manieren invulling geven aan het schimmenrijk. In dat rijk kan het er ook behaaglijk en liefdevol aan toegaan en zo heb ik ook eigenlijk mijn eigen jeugd ervaren: schimmig maar liefdevol, onaangepast, buiten de orde, en toch veilig en ingebed in een sociale werkelijkheid van al te menselijke verwachtingen en minstens zo menselijke veroordelingen.

Als je een cadeautje krijgt, bedank je vriendelijk en doe je alsof je blij bent, ook als dat niet zo is. Vrees dus niet, lezer, ook niet namens mijn ongeboren kind: ik ben niet van plan te verdwijnen. Al zal dat voor de verstokte hater vooral een teleurstelling zijn.

Het schimmenrijk kent een vervolg en dat begon op 21 juli 2004, de dag waarop in New York mijn petekind geboren werd. De weeën waren al een tijdje bezig toen ik afscheid nam van de moeder en de ongeborene omdat ik een lezing moest houden in een boekhandel in Philadelphia. Op de lezing kwamen twee mensen af, de boekhandelaar en een vriend van hem.

Psychopaat

Men zou nu weer kunnen denken dat ik een man ben die zijn prioriteiten niet kent. Ongetwijfeld was dat ook de conclusie van enkele luisteraars van de voornoemde podcast van NRC Handelsblad die bij wijze van commentaar de opmerking plaatsten: waarom krijgt die psychopaat een kind?

Ik heb dat niet zelf gelezen, mijn geliefde, de moeder van het ongeboren kind, wees me erop. De betrokken lezer of luisteraar kan zich druk maken om het klimaat, vluchtelingen en kennelijk ook om andermans kinderen, al dan niet ongeboren.

Mijn petekind was nog geen 24 uur oud toen ik hem in mijn armen nam. Gaandeweg bleek zijn biologische vader steeds meer te verdwijnen in een schimmenrijk, een Zuid-Amerikaans schimmenrijk dit keer. Nee, waar de vader is, is het schimmenrijk nooit ver weg.

Lang heb ik het ontkend, tot het niet meer te ontkennen viel, ik was zijn vader ad interim en is men niet altijd vader ad interim? Ergens in het voorjaar van 2020 – de eerste lockdown bevond zich nog op een hoogtepunt – zei mijn geliefde: ‘Ik kan niet wachten’. De manier waarop ze dat zei ontroerde me, met een twinkeling in haar ogen en een zucht alsof ze net een lekker taartje had gegeten. Als dit de biologische klok was, dan wel een bijzondere.

'Ergens in het voorjaar van 2020 zei mijn geliefde: ‘Ik kan niet wachten'. De manier waarop ze dat zei ontroerde me.'Beeld Hilde Harshagen

Ze zei dat het nog maanden kon duren voor ze zwanger werd en vertelde me dat sommige vrouwen pogingen om zwanger te worden ‘klussen’ noemden. Ik denk dat dit woord ons allebei zoveel angst aanjoeg dat ze vrijwel meteen zwanger bleek te zijn toen ze stopte met de pil. Ik ben geen klusser, zij volgens mij ook niet. Dat wil ik graag zo houden.

Verzet tegen nazi’s

Als onthecht mens – oordeel ook nu niet te snel, lieve lezer, zelfs de onthechte burger kan betrekkelijk fatsoenlijk zijn – wil ik niet sentimenteel doen over het kind. Ik reken erop dat het licht zal verspreiden op deze wereld. Hoe en hoeveel zullen we zien.

Men plant zich vermoedelijk altijd ook voort uit verveling, behoefte aan zingeving en in de hoop ooit zélf verzorgd te worden door het eigen kind, maar denkend aan het schimmenrijk waaruit mijn ouders allebei op eigen manier voortkomen, was voortplanting voor mij ook een klein en symbolisch verzet tegen oude en nieuwe nazi’s. (Hoewel sterven onder bepaalde omstandigheden ook een vorm van verzet kan zijn.) Zonder er een gevangene van te hoeven zijn, verhoud je je nu eenmaal tot het verleden.

In het verhaal ‘Hierheen naar de gaskamer, dames en heren’ beschrijft Tadeusz Borowski hoe een moeder aankomt in Auschwitz en doet alsof haar kind niet van haar is. “Meneer, meneer, dat is mijn kind niet, het is niet van mij!”, krijst de vrouw hysterisch en zij vlucht met de handen voor het gezicht. Zij wil zich verbergen, zij wil zijn onder degenen die niet met de auto gaan, maar te voet, die zullen leven. Zij is jong, gezond en mooi, zij wil leven. Maar het kind rent achter haar aan, luidkeels jammerend: “Mama, mama, loop niet weg!”

Die moeder emotioneert me meer dan het kind. De poging te begrijpen is iets anders dan oordelen. Ik meen de moeder te begrijpen, althans ik kan haar keuze navoelen, voor zover het een keuze is, navoelen, voor zover dat laatste niet hoogmoedig is.

Wat kun je tegen een kind zeggen dat je opzadelt met het leven? Ik loop niet weg. Het allernoodzakelijkste leugentje van de liefde, al was het maar omdat je het nooit zeker weet.

Mijn moeder zei tegen me: “Als jij doodgaat sterf ik binnen drie dagen van verdriet”.

Ergens tussen de onmacht van de ouder het kind niet te hebben kunnen beschermen en het gevoel van het kind langzaam te worden doodgedrukt bevindt zich het leven, bevindt zich de tragische en tragikomische constellatie die wij gezin noemen of thuis of met welke woorden wij die tijdelijke plek die ons vormde en misvormde ook willen omschrijven, doorgangskamp, stationsrestauratie, vogelkooi voor mensen.