Direct naar artikelinhoud
Vier vragenProfessor Piet Van Avermaet

‘Een taalbad voor kleuters? We weten ondertussen dat zoiets niet goed werkt’

‘Een taalbad voor kleuters? We weten ondertussen dat zoiets niet goed werkt’
Beeld Dox.

Vanaf volgend schooljaar worden kleuters in de derde kleuterklas gescreend op de kennis van het Nederlands. Bedoeling is om wie niet ‘voldoet’ nog bij te spijkeren. Maar volgens professor Piet Van Avermaet (UGent) werkt dat niet.

Bent u tegen een taalscreening bij kleuters?

“Helemaal niet. De screening op zich is een goeie zaak. Het is een goed instrument om de leerkracht te ondersteunen. Uit internationaal onderzoek weten we dat er veel variatie zit in de kwaliteit waarmee leerkrachten een oordeel vellen over een leerling. Soms zitten daar wat vooroordelen bij. Een kind spreekt thuis een andere taal, dus wordt een probleem verwacht, waardoor die leerkracht zich onbewust ook anders gedraagt naar het kind toe. Met zo’n screening hebben leerkrachten een objectiever instrument om mee te werken.”

Dus de plannen zijn een goeie zaak?

“Dat hangt ervan af wat er na de screening gebeurt. In het voorstel van onderwijsminister Ben Weyts (N-VA) lees ik niets over het versterken en professionaliseren van kleuterleerkrachten. Terwijl dat volgens mij wel essentieel is.”

“We weten dat bij taalontwikkeling interactie belangrijk is. Kleuters die de kans krijgen om de taal te gebruiken evolueren sneller. Maar we zien uit eigen onderzoek dat de interactie met de kleuterleerkracht soms erg te wensen overlaat. We hebben gemerkt dat die interactie meestal vanuit de kleuter zelf komt. Een taalrijk kind zal al snel zelf de aandacht van de kleuterleerkracht opeisen, terwijl een taalzwakker kind dat veel minder doet. Als leerkrachten daar niet alert voor zijn en erop toezien dat elk kind voldoende beurten krijgt, dan kan het zijn dat een taalzwakker kind nauwelijks de taal gebruikt in de klas.  In ons onderzoek hebben we vastgesteld dat de interactie tussen leerkracht en kleuter zich soms op een hele klasdag beperkt tot minder dan een minuut. Dat is geen kritiek op de leerkracht, maar heeft vooral te maken met de structuur waarin zo’n leerkracht moet werken.”

In de plannen van de minister staat dat een kindje dat op het einde van die derde kleuterklas niet voldoende gegroeid is op taalvlak aangeraden zal worden om die derde kleuterklas over te doen. Is dat een oplossing?

“Als er niet tegelijk meer aandacht komt voor de professionalisering van de leerkracht, zodat die zich bewust is van de mechanismen die spelen, en meer ondersteuning zoals een extra leerkracht, zal dat weinig uithalen. Dan zullen die kleuters ook in dat extra jaar weinig kans krijgen om te praten en zullen ze weinig progressie maken.”

Ouders kunnen ook dat advies naast zich neerleggen en hun kind laten overgaan naar het eerste leerjaar, waar het dan verplicht een taalintegratietraject moet volgen. Een soort van taalbad dus. Kan dat helpen?

“Ik vrees ervoor. Men grijpt hier duidelijk terug naar heel klassieke mechanismen van bijspijkeren. Namelijk kinderen regelmatig uit de klas halen en hen daar apart bijwerken. Uit heel wat internationaal onderzoek weten we ondertussen dat zoiets niet goed werkt. Wat wel werkt is ondersteuning in de reguliere klas, waar de taalzwakkeren tussen de taalrijkeren zitten en zich via zogenaamde peer-interactie aan hen optrekken. Ik blijf erbij: zonder bijkomende ondersteuning in die reguliere kleuterklasjes zal dit niet werken.”