Direct naar artikelinhoud
InterviewImke Courtois

Voetbalanalist Imke Courtois: ‘Hoer, stom wicht, dat soort taal gebeurt vaak, hoor’

Imke Courtois: ‘In mijn hoofd kan het vaak beter en daar probeer ik dan naar te streven. Wat jammer is, want wanneer geef je jezelf dan de erkenning dat het goed genoeg is?’Beeld Damon De Backer

Sinds ze stopte met voetballen, is Imke Courtois (33) aanweziger dan ooit. Het EK is nu haar bevestiging als analist. Eind juli, bij de Olympische Spelen, neemt ze in het Sporza-ochtendblok de presentatie van Tokio Live voor haar rekening. ‘Waar ik vroeger zweeg, ga ik nu de discussie aan.’

Natuurlijk wordt België Europees kampioen. Ondanks een generatie die op haar laatste benen loopt, hebben we ­volgens Imke Courtois de beste ploeg van het toernooi. Bovendien is er op het afgelopen wereldkampioenschap, waar België strandde in de halve finales, voldoende vertrouwen getankt. “Maar het blijft voetbal: je kan tachtig minuten lang de beste zijn en in de laatste tien minuten een tegendoelpunt krijgen.”

Ze hoopt op een finale tegen Frankrijk, maar geld heeft Imke er niet op ingezet. “Daar doe ik bewust niet aan mee. Het VAD (adviesorgaan over alcohol, medicatie, drugs, games en gokken, SS) heeft me uitgelegd dat steeds meer jongeren tijdens eindtoernooien voor kleine bedragen pronostikeren. Soms schuift dat op naar andere vormen van geld inzetten. Gokken begint onschuldig, maar je effent het pad naar andere vormen van verslaving.”

Nee, Imke Courtois heeft wel andere zaken aan haar hoofd. Na het EK beleeft ze haar vuurdoop als presentator op de VRT. In Tokio Live zal ze vanuit de Sporza-studio de live-verslaggeving verzorgen met Japan en dat is al spannend genoeg. “Er is een verschil tussen te gast zijn in een programma, en alleen in de studio staan en los in de camera ­kijken. Je kan niet terugvallen op spontane babbels. Het vraagt extreem veel metier.”

BIO

geboren op 14 maart 1988 in Leuven

voetbalde bij Rapide Wezemaal (‘03-’08), Eva’s Tienen (‘08-’10) en Standard (‘10-’17)

werd met Standard meerdere keren landskampioen en winnaar van de Women’s BeNe League

debuteerde in 2006 bij de Red Flames en in 2018 bij de Futsal Red Flames

studeerde ergotherapie, kinesitherapie en werkt aan een doctoraat in de gezondheidspsychologie

was te zien in Topmodel (2008) en Over de oceaan (2020)

is sinds 2015 voetbalanaliste en -commentatrice bij Sporza

co-presenteert straks Tokio Live op Sporza met liveverslaggeving 

Als analist in voetbalprogramma’s zit ze vaak aan tafel met ervaren presentatoren zoals Maarten Vangramberen, Ruben Van Gucht en Karl Vannieuwkerke, haar mentor. “Wat zij doen, ziet er zo eenvoudig uit. Maar dat is nu net het moeilijke: spontaan zijn terwijl je probeert te freewheelen of je tekst afleest. Zeker in dat laatste geval vervlakt je gezicht.”

Het lijkt te vloeken met de spontaniteit die ze aan de dag legt wanneer ze in de studio een-tweetjes opzet met Wesley Sonck. Of wanneer ze als een heuse spelverdeler de zeilers van Over de oceaan probeert samen te houden op de Moby Sick. En toch: “Mijn coach An Jordens en ik hebben gelukkig dezelfde visie over hoe we dat moeten aanpakken. Je kunt beter kort bij jezelf blijven dan kopiëren wat je ziet bij je collega’s. Stilstaan was voor mij de grootste uitdaging, daar heb ik echt op moeten oefenen. Het is nooit fijn om jezelf bezig te zien en naar je eigen stemgeluid te luisteren, maar het maakt deel uit van het leerproces.”

Hoeveel uren moet je naar voetbal kijken om goed te kunnen analyseren?

“Voor een EK: veel. Ik heb ook naar wedstrijden gekeken die ik eerder had gemist, zoals Italië-Litouwen. Italië was er op het vorige toernooi niet bij en kan ik minder goed inschatten. De laatste twee confrontaties tussen België en Rusland heb ik ook opnieuw bekeken om te weten met welk systeem de Russen speelden en of ze misschien omschakelden in de tweede wedstrijd. Ik neem daar nota’s van – allemaal met de hand. De ploegen tegen wie België speelt, heb ik sowieso bekeken en ik bestudeerde ook de oefenwedstrijden van de meeste andere landen.”

Vrouwen mogen voetbal op tv wel analyseren, maar niet live becommentariëren. Dat blijft een mannenbastion. Waarom?

“Ik kan me niet voorstellen dat ze dat bij de VRT met opzet doen. Als dat wel zo was, dan zou ik daar allang iets over gezegd hebben. (lacht) Maar hoe is dat bij mij gegaan? ‘Misschien moeten we toch eens een vrouw uitnodigen om over vrouwenvoetbal te praten.’

“Commentaar geven is trouwens niet zo eenvoudig. Zelf verzorg ik live commentaar voor vrouwenvoetbal op (sportzender) Eleven. De eerste keer was het zweten en zwoegen – zelfs na vijf jaar als analist voel ik dat ik nog veel kan bijleren. Je moet beschrijvend te werk gaan, maar de fases volgen elkaar snel op.”

Analyseer de Belgische vrouwencompetitie eens. Zeker na het opdoeken van de BeNe League staat die te boek als zwak.

“Ik vrees dat ik het daar grotendeels mee eens ben. De BeNe League (opgericht in 2012, opgeheven in 2015, red.) was een sterke competitie. Je had uitdagende wedstrijden van twee competities die heel anders waren qua wedstrijdgevoel: De Nederlandse teams speelden verzorgd combinatievoetbal, terwijl de Belgen meer in duel gingen. Door die twee te combineren, ging het niveau in beide landen omhoog. Maar door een centenkwestie is de BeNe League op de schop gegaan, waardoor Anderlecht nu heer en meester is in de Belgische vrouwencompetitie.

“Het probleem zit bij de clubs, die geen langetermijnvisie hebben. Natuurlijk, als je geld hebt, kun je betere spelers kopen. Maar zorg eerst dat je een duidelijke visie hebt op jeugdvoetbal, zodat je een systeem creëert dat zelfvoorzienend is. En zorg voor structuur in de club, zodat de coach, manager, technisch directeur en degene die bij de voorzitter om geld moet gaan smeken niet één en dezelfde persoon is.”

Belangrijke speelsters zoals Tessa Wullaert en Heleen Jaques zijn teruggekeerd naar de Belgische competitie, maar zelfs dan gaat het niveau niet omhoog.

“Dat ligt niet aan die meisjes. Dat Tessa terug naar België komt, is goed om een voorbeeld te geven aan jonge speelsters. Maar één speelster maakt een competitie niet beter of interessanter. Ik ben blij dat Tine De Caigny naar Hoffenheim gaat omdat ze in de Duitse Bundesliga grotere stappen kan zetten dan in de Belgische competitie. Als de Red Flames beter willen worden, moeten ze elke week prikkels krijgen bij hun eigen club. Dat ontbreekt nu.”

Je bent vier jaar geleden gestopt met veldvoetbal. Mis je het?

“Nee. Ik voel me nog altijd een voetbalster, het is een stuk van wie ik ben. Als ik zin heb om te sjotten, bel ik vrienden of vriendinnen op.”

Je speelt nog wel bij de Futsal Red Flames, de nationale vrouwenzaalvoetbalploeg.

“Het leuke aan futsal is dat je snel moet kunnen denken en snel looplijnen moet uitzetten. Het is anders dan veldvoetbal: elke spelfase is aan honderd procent intensiteit, je aandacht mag geen seconde verslappen. In het veldvoetbal kan het gebeuren dat je maar één keer om de vijf minuten aan de bal komt. Bij futsal is dat constant. Er is ook effectieve speeltijd. Als de bal buiten gaat, stopt de klok en heb je vier tellen om de bal terug in het spel te brengen. Tijd proberen te winnen is er niet bij.

“De nationale vrouwenploeg bestaat nog niet lang, maar we hebben ons toch maar mooi geplaatst voor de eindronde van het EK.”

Imke Courtois: ‘Ik ben nooit echt een bankzitter geweest. En stiekem vond ik het wel leuk dat jongens me niet als laatste kozen voor hun ploegje tijdens de middagpauze.’Beeld Damon De Backer

Door te winnen van Gibraltar. Niet bepaald een voetbalgrootmacht.

“Gibraltar was nochtans lang niet slecht en wij speelden met een superjonge ploeg: er stonden meisjes op het veld van 16, 17 jaar. Het was een thriller die beslist werd door penalty’s.

“Je kan zeggen: haha futsal, haha Gibraltar, maar de keeper gooit uit en plots ligt de bal voor je eigen doel. Het gaat heel snel op en af.”

Wat opvalt in interviews: je krijgt jou niet op de kast door te stellen dat er meer gelijkheid moet komen tussen mannen- en vrouwenvoetbal, bijvoorbeeld als het over lonen gaat.

“O, maar ik vind wel dat vrouwen evenveel moeten verdienen als mannen. Ik hoop dat die kreet over gelijk loon gehoord wordt. Maar achter het mannenvoetbal schuilt een gigantisch businessmodel. Transfers, televisierechten, maar ook abonnementengeld en iets eenvoudigs als truitjesverkoop brengen veel geld op. Dan moet je gaan nadenken hoe je het vrouwenvoetbal groter kan maken, zodat je meer inkomsten genereert. Van daaruit kan je groeien.

“Als ik het vrouwenvoetbal van nu vergelijk met dat van twintig jaar geleden, dan is dat een wereld van verschil. Televisierechten bieden mogelijkheden en ook de aandacht voor de Red Flames is een belangrijk gegeven. Maar hoe komt dat? Omdat ze zijn beginnen te presteren. De branding rond de ploeg is opgestart, op tv is een docureeks geweest over de Red Flames, ze hebben omkadering gekregen. In Tubeke (het nationale oefencomplex, SS) mogen ze dezelfde faciliteiten gebruiken als de mannen. Er is nagedacht over hoe je het vrouwenvoetbal in de woonkamers kan brengen, waardoor jonge meisjes die voor het scherm zitten, denken: dat wil ik ook!”

Die jonge meisjes moeten wel geld bijleggen om te mogen spelen.

“Zullen we eens alle sporten overlopen waar dat voor vrouwen ook het geval is? Dertig jaar achterstand kan je niet zomaar goedmaken. Er is ook nood aan mensen die strategisch nadenken. We weten bijvoorbeeld niet hoe het gesteld is met het vrouwenvoetbal in Wallonië. We kennen Standard, maar hoe zit het in de provincies met de jeugd? Geen idee. Misschien moeten we satellietploegen uitbouwen, zodat meisjes in hun eigen streek kunnen blijven voetballen, ­terwijl een profclub hen opvolgt.”

Stelling: Imke Courtois heeft meer voor het vrouwenvoetbal betekend dan welke voorzitter van de voetbalbond ooit.

“Dat zou ik nooit over mezelf zeggen. Maar ik hoop wel dat ik iets heb kunnen betekenen in het grotere geheel. Door analist te zijn, of door te laten zien dat vrouwenvoetbal meer is dan met z’n allen achter een bal lopen en zomaar op doel schieten.

“Ik hoef geen bloemen toegesmeten te krijgen. Ik ben ook niet de enige die het vrouwenvoetbal op de kaart heeft gezet: speelsters als Tessa Wullaert en Femke Maes hebben daar ook een aandeel in, maar er zijn er nog meer. Of Anne Noë, de vorige bondscoach.”

Hoe goed vond je jezelf als speelster?

“Ik kende mijn sterke en zwakke punten. Snelheid en tactiek, daar was ik goed in. Kopbalsituaties daarentegen waren niets voor mij.”

Je was een verdedigende middenvelder. Zegt dat iets over jouw persoonlijkheid?

“Toen ik op mijn zestiende in de eerste ploeg van Wezemaal terechtkwam, speelde ik op de rechterflank. Maar ik ben verhuisd naar de 6 en de 8 (posities van verdedigende middenvelders, SS) en dat vond ik het fijnste. Door een uitval bij de nationale U19 (jeugd onder 19 jaar, red.) ben ik een rij naar achteren geschoven en daar ben ik voor de rest van mijn carrière blijven pakken. Eerst dacht ik: beuh, centrale verdediger, da’s alleen de bal afpakken en inspelen. Liever was ik spelverdeler. Ik ben sowieso een groepsdier. Ik geniet ervan als ik anderen kan laten renderen.”

Voetbal heeft je gered als kind, zeg je. Hoezo?

“Ik was een actief kind, snel afgeleid. In de klas moest ik in mijn eentje vooraan zitten, zonder vriendinnetje naast mij. Voetballen was een fysieke uitlaatklep: ik kon er mijn energie in kwijt en het gaf me de nodige structuur. Niet dat ik thuis geen structuur kreeg, maar door voetbal wist ik: thuiskomen betekent onmiddellijk huiswerk maken want daarna moest ik gaan voetballen.”

Wanneer wist je: dit is meer dan een hobby?

“Zo heb ik het nooit benaderd. Ik heb voetbal altijd beschouwd als mijn passie. Ik herinner me wel nog de eerste keer dat ik werd opgeroepen voor de nationale U15. Mijn mama stond buiten met de oproepingsbrief terwijl ik uit het raam hing en vroeg wat dat was – sindsdien heb ik al mijn brieven bewaard. Een nationale ploeg: ik wist niet eens dat dat bestond. En ik was daarbij? Bij de beteren van België? Cool!”

Op het veld had je nooit gemerkt dat je beter was dan de rest?

“Ik had niet de neiging mezelf te vergelijken met anderen. Mijn teamgenoten waren compagnons de route, mensen die ik nodig had. Misschien ben ik wel een extreme ploegsporter.”

Sport gaat over wie het beter kan, sneller, harder. In een ploeg weet je toch onmiddellijk: die en die zijn beter? En daar probeer je dan naartoe te werken.

“Dat doe je pas als iemand je rechtstreekse concurrent wordt op het veld. Ik heb het geluk gehad dat ik bijna altijd mocht spelen. Ik ben nooit echt een bankzitter geweest. Wat ik stiekem wel leuk vond, was dat de jongens mij niet als laatste kozen voor hun ploegje tijdens de middagpauze op school.”

“Ik leer nu pianospelen en denk nooit van mezelf: wat kan ik dit goed. Als ik een bepaald niveau bereikt heb, wil ik steeds meer.”

Je bent competitief, maar dan voor jezelf.

“En toch zou ik in individuele sporten niet renderen. Ik ben een paar keer gaan golfen en daar moet je je eigen handicap (je eigen gemiddelde, red.) kunnen spelen. Ik sterf dan, hè. Een slechte bal zindert een kwartier na en dat moet je vooral niet toelaten. Ik ga altijd op zoek naar mijn grenzen.”

Heb je die in het voetbal bereikt? Je hebt bij een topclub gevoetbald, werd een Red Flame, speelde de Champions League.

“Als je op dat niveau komt, ben je je er niet meer van bewust dat wat je doet, uitzonderlijk is. In mijn hoofd kan het vaak beter en daar probeer ik dan naar te streven. Wat jammer is, want wanneer geef je jezelf dan de erkenning dat het goed genoeg is?”

Je hebt nooit in het buitenland gespeeld. Een gemis?

“Vroeger bestond ‘het buitenland’ amper. Femke Maes is een van de weinigen van mijn generatie die de overstap heeft gemaakt, zij speelde bij Wolfsburg. Ik had nog een ander leven en was druk met mijn studies. Daar zie je hetzelfde patroon. Eerst heb ik mijn diploma ergotherapie gehaald aan de hogeschool. Daarna heb ik het geprobeerd aan de universiteit, waar ik kinesitherapie ben gaan studeren. Toen dat lukte, dacht ik: waarom geen doctoraat? Op geen enkel moment had ik het gevoel: wauw, wat ben ik slim! Wijsheid zit vaak in andere zaken. Ik was gigantisch nieuwsgierig, ook naar mezelf: wat zit er nog in?”

Imke Courtois: ‘Mocht je zeggen dat mijn analyse niet klopt, dan is dat oké. Maar als de kritiek persoonlijk wordt, dan ben ik daar niet goed van. Hoer, stom wicht, dat soort taal. Dat gebeurt dus vaak, hoor.’Beeld Damon De Backer

Het gaat alle kanten uit bij jou: je leert pianospelen, je studeert voor je zeildiploma...

“Dat diploma heb ik ondertussen al. Toen ik terugkwam van de opnames voor Over de oceaan heb ik me meteen ingeschreven voor een zeilcursus. Dat was niet gemakkelijk – het gaat van motoronderdelen leren kennen en de internationale reglementen onder de knie krijgen tot navigeren en het weer lezen – maar het was de moeite waard. Ik zou zo de wereld rondzeilen.”

Ben je dat ook van plan?

“Ik wil eerst ervaring opdoen in de hoop dat ik ooit kan zeggen: nu koop ik een boot en ik ben weg. Zeilen is voor mij de grootste ontsnapping aan elke mogelijke prikkel. Op zee is er niks, behalve jijzelf en de natuur. Er is zelfs geen geluid van de motor want je vaart op de wind. Zodra je gsm-signaal wegvalt, daalt de rust neer. Ik voel me zo gelukkig op zee.

“Het liefst van al zou ik zeven uur per dag pianoles krijgen of op een boot zitten. Maar onlangs was ik toch weer op zoek naar een bijkomende masteropleiding, iets met business en economie. Dan moet ik mezelf corrigeren: Imke, misschien eerst je doctoraat afmaken.”

Hoever sta je daarmee?

“Ik moet mijn algemene introductie en discussie nog schrijven. Daarvoor moet ik opnieuw in de literatuur duiken en mij laten overspoelen door de laatste wetenschappelijke artikels. Dat voelt als een gigantische berg. Soms begin ik eraan, maar dan word ik eruit gehaald door andere verplichtingen. Met mijn promotor heb ik nu afgesproken dat ik na de sportzomer twee weken in afzondering ga om te schrijven.”

Je onderzoekt de relatie tussen ademhaling en pijn. Wat heb je ontdekt?

“Er bestond al literatuur waarin beweerd werd dat traag ademen een invloed heeft op pijn. In drie onderzoeken ben ik tot de conclusie gekomen dat er bij verschillende vormen van pijn – elektrocutane prikkels, drukpijn en warmtepijn – geen verschil is tussen traag en gewoon ademen. Elke pijnvorm evolueert wel anders tijdens het experiment.

“Ik streef geen academische carrière na, maar ik wil graag verbonden blijven aan de universiteit. Ik denk dat ik altijd zal blijven studeren om mijn nieuwsgierigheid te temperen.”

Hoe hou je je focus als je zoveel dingen tegelijk doet?

“Soms verlies ik die focus. Er zijn dagen waarop ik floreer, maar evengoed zit ik passief thuis omdat ik niet weet waar ik eerst aan moet beginnen.”

Ooit wil je nog kinderen. Hoe past dat in het plan?

“Ik hoop dat het moedergevoel mij zal helpen rust te vinden en keuzes te maken. Niet dat ik een huisvrouw wil worden die nooit meer buitenkomt, maar een kind betekent dat ik structuur zal moeten inbouwen in plaats van die zevende cursus in ik-weet-niet-wat te volgen.”

Moet je ijdel zijn om op tv te komen als analist?

“Nee. Voor mij is dat iets plezierigs, niet de oplossing van een existentieel vraagstuk. Het is alleszins niet zo dat ik mezelf graag hoor praten. En het helpt om jezelf niet te veel vragen te stellen. Wie met zijn kop op tv komt, moet een bepaalde drempel over. Je moet assertief zijn en het durven los te laten.”

Bij het WK van 2018 kreeg je goede punten voor je interventies. Maar er zijn nog altijd mannen die zich afvragen wat een vrouw daar aan tafel zit te doen. Hoe ga je om met kritiek?

“Ik lees dat niet. Ik heb geen Twitter, dat helpt. Soms komt het wel tot bij mij, maar ik vind het erger als het mijn moeder bereikt. Voor wie niet in de tv-wereld zit, is het moeilijk te begrijpen waarom een buitenstaander die mij niet kent verwijten naar mijn hoofd slingert. Mocht je nu zeggen dat mijn analyse niet klopt, dan is dat oké, want je bent het gewoon niet eens met wat ik zeg. Maar als het persoonlijk wordt, dan ben ik daar niet goed van. Hoer, stom wicht, dat soort taal. Dat gebeurt vaak, hoor.”

Hans Vandeweghe, sportjournalist bij deze krant, was aanvankelijk niet mals voor je. Als je een man was geweest, zou je volgens hem nooit analist zijn geworden. In zijn column verweet hij je een gebrek aan bewezen kwalificaties. Vrouwelijke analisten in een door mannen gespeelde en gedomineerde sport liggen blijkbaar moeilijk.

“Ik ben het er niet mee eens dat je als vrouw niets over een mannensport zou mogen zeggen. Dat tart toch alle verbeelding? Tactisch is vrouwenvoetbal precies hetzelfde als mannenvoetbal. Er is alleen een fysiek verschil. Als vrouw kan je toch perfect het onderscheid maken tussen een goede en een slechte actie? Sorry, maar op dat vlak is er geen enkel verschil.”

Vrouwenvoetbal is mannenvoetbal op het niveau van tweede provinciale, zo luidt de consensus.

“Mannenvoetbal is sneller, hun lange bal komt verder, de doelmannen zijn groter. Regelmatig gaan er stemmen op om het veld voor vrouwen kleiner te maken, maar daar ben ik geen voorstander van. Je mag vrouwenvoetbal niet afrekenen op het fysieke. Op het WK voor vrouwen waren er toch goeie wedstrijden te zien?

“Dat ik een vrouw ben, heeft uiteraard een rol gespeeld in mijn aanstelling als analist. Ik ambieerde de job niet, die is me aangeboden. Maar ik heb me wel moeten bewijzen. Je kan niet zomaar aan tafel gaan zitten en zeggen wat ze je influisteren. Dat zou niet werken.”

Wat valt op als je je vroegere analyses bekijkt?

“In mijn eerste analyses was ik afwachtend en onzeker. Nu ga ik de discussie aan. Als ik het vroeger oneens was met een tafelgast, zou ik gezwegen hebben. Ik volg het mannenvoetbal nu ook intenser. Daardoor ben ik tijdens de voorbeschouwingen, als het over feitenkennis gaat, meer op mijn gemak. Tijdens de rust en na de match kan je het hebben over wat je gezien hebt, maar voor de match moet je het doen met wat je weet.”

Ben je opgelucht dat dit interview door een vrouw is gedaan?

“Toch wel. Op de persconferentie over de sportzomer van Sporza was er geen enkele vrouw, waar was je?”

Ik vraag het omdat in interviews met mannen steevast de vraag opduikt wat er in een vrouwenkleedkamer gebeurt. Blijkbaar koesteren mannen daar wilde fantasieën over.

“Je hoort vaak van die stoere kleedkamerverhalen van mannen die onder de douche tegen elkaars been plassen. Misschien vragen ze zich af of dat ook bij vrouwen gebeurt, wat uiteraard niet het geval is. Ik heb dat alleszins nog nooit gedaan en al zeker niet tegen iemands been. (lacht) Bah zeg, stel je voor!”

Het EK loopt nog tot 11 juli. Tokio Live, van 23 juli t.e.m. 8 augustus op Sporza