Direct naar artikelinhoud
InterviewTessa Kerre

Topdokter Tessa Kerre: ‘Sommigen spreken zelfs van het ‘k-woord’. Sorry, daar ga ik niet in mee’

Tessa Kerre is kankerprof in het UZ Gent en gespecialiseerd in stamceltransplantaties en immunotherapie. “Ik zie veel van mijn patiënten door een hel gaan. Dat blijft me raken.”Beeld Wannes Nimmegeers

Kankerspecialist en ‘Topdokter’ Tessa Kerre (46) vloekt nog vaak. Als een van haar patiënten overlijdt. Als de kanker weer woekert in een lijf dat al zolang kankervrij leek. Als iemand van het k-woord spreekt, uit schaamte. Ze schreef een boek over ‘de keizer aller ziektes’ en dat werd ook een inkijk in haar ziel. ‘Ik ben liever de eerlijke dokter dan de toffe dokter.’

Immunotherapie bracht nieuwe hoop in de behandeling van kanker. Het eigen immuunsysteem wordt als wapen ingezet om de kankercellen te bestrijden en finaal te doden. Er zijn verschillende vormen van therapie, en ze zijn allemaal complex. Maar kort gezegd komt het hierop neer: kankercellen zijn ‘corrupt’, kunnen zich camoufleren en verstoppen voor de aanval van het immuunsysteem. Dankzij immuuntherapie worden de kankercellen weer zichtbaar. Het maakt ook onze afweercellen sterker zodat zij de aanval kunnen inzetten. 

Tessa Kerre, hematoloog en kliniekhoofd aan het UZ Gent, is al jaren gespecialiseerd in dat “oorlogje van soldaten en generaals”. Ze behandelt patiënten met bloedkanker, voert stamceltransplantaties uit en ziet dagelijks mensen bij wie de dood om het hoekje loert. In 2016 was ze een van de Topdokters in het gelijknamige tv-programma. “Soms lijkt het wel alsof kankercellen een brein hebben. Natuurlijk is dat niet waar, maar ze willen voortdurend ontsnappen, overleven, delen, vermenigvuldigen, doorgroeien. Te allen prijze. Als we niets doen, zullen ze hun eigen gastheer, het lichaam, gewoon kapot maken.”

Hoe voelt het om voor veel families redder in nood te zijn?

“Het komt soms zeer stevig binnen als iemand me vertelt dat ik zijn of haar laatste kans ben. “Alle hoop is op u gericht, dokter”, maar ik kan daar wel mee om, het is niet iets dat mij bezwaart. Integendeel, ik zie die woorden veeleer als een geschenk, want iemand legt z’n laatste lot in mijn handen en ik draag daar zorg voor. Ik weet dat niet elke therapie werkt en niet elke mens het overleeft. Helaas. Ik zie veel van mijn patiënten door een hel gaan. Een stamceltransplantatie met een donor is een zeer zware behandeling, en er sterven nog te veel mensen. Dat blijft me raken. Telkens weer. Maar als je elke mislukking ziet als een persoonlijk falen, hou je het niet uit. Ik doe altijd al het mogelijke, samen met een fantastisch team. Ik bekijk de literatuur, overleg met andere ervaren mensen. Soms mail ik met een 86-jarige prof uit Amerika.”

U kreeg zelf ook een tweede kans.

“Ik ben geboren met een hartafwijking die pas drie jaar later is ontdekt. Wekenlang lag ik op de kinderafdeling van het UZ Gent. Mijn ouders moesten beslissen of ze de ingreep zouden doen, want die was zeer risicovol. Zonder die behandeling zou ik maar 35 geworden zijn. Na de operatie kreeg ik complicaties zoals een dubbele longontsteking. Het is op een bepaald moment kantje boord geweest. Ik wilde eerst dierendokter worden, maar dat evolueerde toen naar mensendokter.” (lacht)

Waarom schreef je dit boek?

“Schrijven zit in mijn bloed. Ik ben columnist voor de Artsenkrant, schrijf kortverhalen, had vroeger een blog over het leven, de belevenissen van onze zoon. Ik ben ooit een roman begonnen, en schreef als student gedichten. Ik wilde een boek met verhalen, wetenschap, maar ook beelden. Als een patiënt voor me zit, ga ik tekenen. Als mensen iets visueel zien, snappen ze de boodschap beter. Enkele jaren geleden maakte ik al ‘Immuno-T’, een ‘motion comic’ of bewegend animatieverhaal dat toont hoe een normale cel een kankercel wordt en hoe het immuunsysteem kankercellen kan doden. Veel artsen tekenen trouwens. Zag je in het laatste seizoen van Topdokters hoe neurochirurg Tomas Menovsky (UZA) kleurpotloodjes gebruikt om de hersenen te tekenen? Dat vond ik geweldig om te zien.”

Er is nog een tweede reden: je blijft verwonderd over kanker. Na al die jaren?

“Oh ja. Het verbaast me hoe plots kanker kan opduiken, hoe het zolang weg kan blijven en toch kan terugkomen. Hoe agressief het is en alle vernuftige therapieën om de tuin kan leiden. Ik herinner me nog goed het moment toen een patiënt met acute leukemie vijf jaar na z’n stamceltransplantatie op controle komt. De allerlaatste, een mijlpaal om voorgoed aan een nieuw leven te beginnen. Meestal knallen dan champagnekurken. De man vertelt dat het zeer goed gaat, dat hij blij is z’n kleinzoon te zien opgroeien, dat hij iedereen dankbaar is. Maar terwijl ik naar hem luister, zie ik de bloedresultaten op mijn computer binnenlopen. De leukemie blijkt terug, en ik verstom. Die man is voor mijn ogen ingestort. Alles wat hij weer had opgebouwd, brokkelde ter plekke af. Het was een bijzonder pakkend moment. Ik ben daar een tijd niet goed van geweest. Het eerste jaar na een transplantatie is de kans op herval nog vrij groot, maar niet meer na twee jaar, laat staan na vijf jaar. Het is zo uitzonderlijk dat er toch nog een kwaadaardige cel blijft zitten die al die tijd door het immuunsysteem wordt gecontroleerd, en weer gaat doorgroeien. De man kon niet meer naar zee met z’n kleinzoon zoals gepland, want hij werd in allerijl opgenomen.”

Tessa Kerre.Beeld Wannes Nimmegeers

Je ziet het ook als jouw levensmissie om het taboe op kanker te doorbreken. Ook dat bestaat nog?

“Er zijn veel kankers waar we vroeger weinig opties hadden, maar die nu geneesbaar zijn. We maken op zoveel vlakken een ongelofelijke vooruitgang en er is een scala aan nieuwe therapieën, maar dat heeft er niet voor gezorgd dat het taboe weg is. Ik hoor het nog op consultatie: “Je gaat ons mama toch niet zeggen dat ze kanker heeft?” En er zijn kinderen die hier luidop zeggen dat ze beschaamd zijn dat papa met z’n kale kop aan de schoolpoort komt staan. Een hartinfarct wordt meestal bij naam genoemd, maar het woord kanker geraakt niet altijd over de lippen. Sommigen spreken zelfs van het ‘k-woord’. Sorry, daar ga ik niet in mee. Ik hang als arts niet zomaar een zak chemo omhoog als ik de boodschap niet klaar en duidelijk kan brengen. Mijn patiënten moeten weten dat ik áltijd de waarheid zal vertellen. Hoe cru die soms is. Zelfs al besef ik dat sommigen enkel goed nieuws willen horen. Ik ben liever de eerlijke dokter dan de toffe dokter.

Heeft u dat moeten leren: slecht nieuws brengen?

“Ik heb het zonet nog moeten doen, bij een patiënt die ik niet erg goed ken. Dat zijn de moeilijkste gesprekken. Maar ik denk dat ik er wel aanleg voor heb. Ik ben niet hard, maar draai ook niet rond de pot. Ik denk dat er artsen zijn die nooit zulke gesprekken zouden kunnen voeren, maar zij kiezen dan ook niet voor deze specialisatie. Ik word in mijn vakgebied voortdurend geconfronteerd met de dood.”

En ook al zeg je de waarheid, toch komt de boodschap soms echt niet aan.

“Ooit vertelde ik een vrouw met jonge kinderen dat we “geen opties” meer hadden. Ik was in dat gesprek zeer duidelijk geweest. De dag nadien ga ik opnieuw langs, en ligt haar bed vol reisfolders. Ze lachte: “Ik ga nog een verre reis maken met het gezin, volgend jaar.” Ik dacht dat ze me niet goed had begrepen, maar dat bleek onterecht. Ze wilde in haar hoofd toekomstplannen maken, ze had die sprankel hoop nodig om die laatste maanden te kunnen volhouden. En daar moet je ook respect voor hebben. Je brengt de waarheid, op een open manier, maar dan doen de mensen met die kennis wat ze willen. Dat heb ik door de jaren geleerd.”

U hecht ongelofelijk veel belang aan de band met uw patiënten. 

“Het was een van mijn drijfveren om hematologie te doen, waar je je patiënten lang volgt. Mijn job stimuleert me ook intellectueel heel sterk, maar ik voel me de laatste jaren sterker evolueren naar ‘de patiënt’. Ik heb aan de UGent ook een fonds opgericht om het taboe rond kanker te doorbreken.”

Ga je als dokter eigenlijk ook door een rouwproces als iemand overlijdt?

“Absoluut. Ik volg die mensen vaak heel erg lang, en intens en ik heb regelmatig nog contact met nabestaanden. Eerst is dat intens, geleidelijk wordt dat minder, maar er is ook jaren later nog contact. Ze sturen dan plots een mailtje dat ze een vis hebben gekocht en die ‘Tessa’ hebben genoemd. (lacht) Wij bespreken alle overlijdens op een speciale stafvergadering met het team. Daar zit ook een psycholoog bij. Dat helpt in de verwerking. Eigenlijk loopt er een hele groep doden met mij mee. Dat klinkt misschien luguber, maar als ik bepaalde plekken voorbij loop of fiets, zie ik ze soms wandelen of aan de tramhalte staan. Ze komen precies efkes goeiedag zeggen. Het is mijn manier om verdriet te laten slijten.”

‘Immuun voor kanker? Verhalen over wetenschap, mensen en verbeelding’, door Tessa Kerre, uitgeverij Academia Press, 304 pagina’s, 29,99 euro.