Direct naar artikelinhoud
InterviewProfessor Marina Danckaerts

‘Het is een taboe om te zeggen dat jongens en meisjes qua hersenontwikkeling niet gelijk aan de meet staan’

Marina Danckaerts. ‘Bij ADHD of een antisociale gedragsstoornis geldt een 3-tot-1-verhouding tussen jongens en meisjes.’Beeld Wouter Van Vooren

Waarom hebben meer jongens ADHD, zijn ze vaker agressief en steken ze meisjes in de suïcidecijfers voorbij? Professor kinder- en jeugdpsychiatrie Marina Danckaerts (UPC KU Leuven) gaat dieper in op genderverschillen in haar domein. ‘Jongens zijn op een andere manier mentaal kwetsbaar dan meisjes.’

Zijn er verschillen tussen jongens en meisjes op vlak van mentaal welzijn? Professor kinder- en jeugdpsychiatrie Marina Danckaerts (59) wil erover praten op één voorwaarde: dat het gesprek niet uitmondt in een stereotyperend stuk met haar naam erboven. “Jongens zijn zus, meisjes zijn zo: zo zwart-wit is het ook weer niet.”

Dat neemt niet weg dat er een aantal problemen heel kenmerkend zijn voor elk geslacht. “Het is absoluut waar dat een gemiddelde jongen op een andere manier mentaal kwetsbaar is dan een gemiddeld meisje.”

Volgens Danckaerts uit die kwetsbaarheid bij jongens zich vooral in de zogenaamde ontwikkelingsstoornissen. Daaronder vallen autisme en ADHD, maar ook antisociale gedragsstoornissen. “Bij deze diagnoses zien we een heel duidelijke oververtegenwoordiging”, legt ze uit. Zo wordt autismespectrumstoornis (ASS) tot vier keer vaker bij jongens dan bij meisjes vastgesteld. Bij ADHD of een antisociale gedragsstoornis geldt dan weer een 3-tot-1-verhouding tussen jongens en meisjes.

“Die verschillen worden al heel vroeg duidelijk. Autisme en ADHD zijn al vanaf de conceptie aanwezig. Bij gedragsstoornissen is het anders, omdat niet alleen genen maar ook omgevingsfactoren daar een grote rol spelen. Maar ook daar zie je vanaf kleuterleeftijd al hoe jongens hun emoties moeilijker gereguleerd krijgen via innerlijke taal en agressiever reageren.”

Marina Danckaerts. ‘Jongens tobben en dubben minder. Zij werken frustraties eerder uit op de buitenwereld, in impulsieve reacties of op spullen of mensen rondom hen.’Beeld Wouter Van Vooren

Hoe verklaart u dat?

Danckaerts: “Verschillende aspecten spelen een rol. Biologie is er een van. We mogen het als maatschappij nog zoveel hebben over genderfluïditeit, we zullen nooit kunnen ontkennen dat er een mannelijk en vrouwelijk geslacht is. Genetisch zijn we verschillend. Dat betekent dat de lichamen maar ook de hersenen van jongens en meisjes zich anders ontwikkelen, met andere gedragingen en kwetsbaarheden tot gevolg. Ook hormonale verschillen spelen een grote rol.

“Het is een delicate kwestie, merk ik. Wanneer we het over het louter lichamelijke hebben, vinden we het normaal dat jongens en meisjes niet over dezelfde spiermassa beschikken en om die reden in aparte competities gaan sporten. Maar als je het verschil in hersenfuncties bespreekt, reageren mensen ongemakkelijk. Het is een taboe om te zeggen dat we qua hersenontwikkeling niet gelijk aan de meet staan.”

Waar zit het verschil in een jongens- en meisjesbrein?

“De hersenrijping van meisjes verloopt iets sneller dan die van jongens. Meisjes zullen zich daardoor eerder in staat om innerlijke taal te geven aan wat ze meemaken, om gebeurtenissen in zichzelf te verwerken. Bij jongens gaat dat langzamer. Zij richten zich vooral naar buiten toe.

“Gedragswetenschappers zien al op peuter- en kleuterleeftijd voorbeelden daarvan. Stel je voor dat een kind iets uitprobeert maar daarin faalt. Meisjes zullen zich bij zo’n tegenslag vooral innerlijk, in gedachten verwijten maken, terwijl jongens makkelijker hun frustratie uiterlijk, in hun gedrag, uitwerken.

“In beide richtingen kunnen dan kwetsbaarheden ontstaan. Meisjes riskeren hun zorgen op te kroppen, met een verhoogde kans op angst en depressie. Jongens tobben en dubben minder. Zij werken frustraties eerder uit op de buitenwereld, in impulsieve reacties of op spullen of mensen rondom hen. Dat werkt eerder gedragsstoornissen in de hand.”

En de omgeving heeft daar geen invloed op?

“Jawel, maar vaak bestendigt of versterkt die omgeving bepaald gedrag. Neem een kind dat van nature nogal agressief is. Zo’n jongen heeft nood aan een ouder die toont hoe je op een rustige, beredeneerde manier met frustraties omgaat. Maar de realiteit leert dat net die jongen vaak een ouder heeft met net zo’n kort lontje.  Dat geldt niet alleen voor agressie, trouwens. Angstige kinderen hebben vaak angstige ouders die niet per se het goede voorbeeld kunnen geven.”

Heeft het zin om, zoals ontwikkelingspsycholoog Wim Beyers (eerder in deze onderzoeksreeks) suggereert, jongens van meisjes op school te scheiden?

“Op zich is het waar dat jongens qua biologische en sociaal-emotionele rijping trager evolueren dan meisjes. Maar ik zie niet welke oplossing gescheiden onderwijs biedt. In de problemen die ik als kinder- en jeugdpsychiater zie, speelt de samenstelling van klassen zelden een rol. Neem jongens die het sociaal moeilijk hebben door een autismespectrumstoornis: zij hebben het meestal met iedereen moeilijk. En degenen met een agressieprobleem kanaliseren dat ook eerder naar jongens dan naar meisjes toe. Bij meisjes speelt trouwens uitsluitingsgedrag en geroddel ook vooral onder eigen seksegenoten.”

Waarom lijden jongens vaker aan autisme en ADHD?

“Autisme en ADHD zijn multigenetische aandoeningen. Ze worden quasi niet gestuurd door wat iemand in zijn omgeving meemaakt. Op welke manier ze precies overgeërfd worden, is nog lang niet ontrafeld. Maar de getallen liegen er niet om: jongens vormen in deze het zwakkere geslacht.”

Marina Danckaerts. ‘We kunnen jongens – thuis, maar ook op school en in videogames en tv-programma’s – nog vaker tonen hoe een man op een niet-agressieve manier kan omgaan met frustraties.’Beeld Wouter Van Vooren

Weten we dat zeker? Misschien zien we ADHD- en autismediagnoses bij meisjes over het hoofd?

“Er zijn inderdaad wetenschappers die geloven dat deze aandoeningen bij meisjes onder de radar blijven omdat ze zich bij hen anders of minder ernstig manifesteren.

“Het is een lastig vraagstuk. Ik sluit niet uit dat er een even frequent voorkomende vrouwelijke vorm van ADHD of autisme bestaat. Tegelijk denk ik: als die zodanig onder de radar blijft dat er geen ernstige problemen naar boven komen: moet je dan blijven zoeken? Je stelt immers pas een diagnose als die een duidelijke impact heeft op het functioneren, op school, in relaties, enzovoort.”

Maar op volwassen leeftijd is de verhouding mannen en vrouwen met ADHD net gelijk. Hoe kan dat?

“Daar is nog veel discussie over. We weten er het fijne nog niet van. Er is recent Scandinavisch onderzoek dat interessante inzichten aanreikt. Ze hebben de ADHD-diagnoses bij enerzijds kinderen en anderzijds volwassenen grondiger bekeken over langere termijn. Enigszins verrassend stelden de onderzoekers vast dat zij die de diagnose als meerderjarige kregen, als kind amper kenmerken vertoonden. En omgekeerd dat kinderen met een diagnose slechts in een beperkte proportie ook nog dat beeld vertoonden als volwassenen. Dat doet vermoeden dat het mogelijk om een andere problematiek gaat.”

Kinder- en volwassen-ADHD zijn dus niet hetzelfde?

“De kenmerken lijken op elkaar, maar de oorzaak is mogelijk verschillend. Je zou het kunnen vergelijken met diabetes. Daar heb je een type 1, die begint op kinderleeftijd door een duidelijke, genetische aanleg, en een type 2, die op latere leeftijd en ook onder invloed van levensstijl ontstaat. Au fond hebben beide patiënten er last van en hebben ze hulp nodig, maar de onderliggende processen verschillen. Voor ADHD zou zo’n jongere en oudere variant ook kunnen bestaan.”

Wachtlijsten

Dat jongens en meisjes op een andere manier mentaal kwetsbaar zijn, valt niet alleen af te leiden uit diagnoses die artsen stellen. Het blijkt ook uit de medicatie die ze nemen. Nieuwe cijfers van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) leert dat meer jongens ADHD-medicatie en antipsychotica nemen (zie kader). Al moet dat ons volgens professor Danckaerts niet per se zorgen baren. “Dat jongens deze medicatie vaker voorgeschreven krijgen, is logisch: bij externaliserende problemen, waar jongens meer last van hebben, passen ADHD-medicatie en antipsychotica. Voor de internaliserende problemen die meer bij meisjes voorkomen, zijn antidepressiva efficiënter. Geen van deze middelen is verslavend. Maar ze hebben natuurlijk wel allemaal hun nevenwerkingen. Dat zorgt ervoor dat we heel alert zijn bij het voorschrijven.

“Sowieso zijn we in de kinder- en jeugdpsychiatrie erg karig met medicatie. Alleen als het lijden groot is, de relaties onder grote druk komen te staan of de ontwikkeling stagneert, maken we er gebruik van.”

Wordt zo’n medicatie dan nooit onnodig voorgeschreven?

“We stellen vast dat huisartsen te makkelijk psychofarmaca opstarten bij kinderen en jongeren en dat vinden we erg jammer. Maar we weten dat dit is omdat huisartsen botsen op wachtlijsten voor andere hulp. Behalve voor ADHD wordt psychotherapie best boven medicatie verkozen, omdat het simpelweg beter werkt.”

Marine Danckaerts: ‘Als je kind agressief wordt, antwoord dan nooit met agressie. Toon hoe het een probleem ook anders kan oplossen en begeleid dat met woorden.'Beeld Wouter Van Vooren

Nog een verschil: jongens sterven vaker dan meisjes aan suïcide. Wordt depressie bij hen ondergediagnosticeerd?

“In principe zou je elk gedragsprobleem bij jongens een vorm van depressie kunnen noemen. Het is een signaal dat het leven niet rechtvaardig en haalbaar aanvoelt. Toch is het zo dat jongens minder suïcidepogingen ondernemen dan meisjes. Maar omdat ze, gemiddeld, impulsiever, agressiever en gedurfder van aard zijn, dreigen ze vaker te slagen.”

Jongens zoeken ook minder snel psychische hulp. Hoe problematisch is dat?

“Het sluit aan bij de manier waarop jongens gemiddeld gezien met spanning of problemen omgaan: ze leggen die makkelijker buiten zichzelf. Ze verdedigen zich vaak, door de oorzaak en schuld bij anderen of de omstandigheden te leggen. In die zin is het niet onlogisch dat ze minder snel over zichzelf nadenken als degene die hulp zou kunnen gebruiken. Het is niet evident om hen tot dat inzicht te laten komen, dat klopt.

“Als maatschappij kunnen we daar wel bij helpen. We kunnen jongens – thuis, maar ook op school en in videogames en tv-programma’s – nog vaker tonen hoe een man op een niet-agressieve manier kan omgaan met frustraties. Ook vroegdetectie is enorm belangrijk. We weten dat kleuters die opvallen door hun gewelddadig gedrag later een grotere kans hebben om hetzelfde gedrag nog steeds te stellen. Het is dus belangrijk om hen snel te spotten, zodat we met hun gezin kunnen werken aan positieve opvoedingsgewoonten.”

Over die opvoedingsgewoontes nog: heeft u tips voor ouders van zonen? 

“Er is eigenlijk maar één regel: pas je aan aan het kind dat je hebt. Doe moeite om het te leren kennen zoals het is in plaats van het te willen vormen naar je eigen ideaalbeeld. Het gaat er niet om dat je een meisje als meisje benadert en een jongen als jongen, maar dat je de reacties van je kind leert zien als manieren waarop het duidelijk maakt of iets moeilijk loopt.

“Als je kind agressief wordt, antwoord dan nooit met agressie. Toon hoe het een probleem ook anders kan oplossen en begeleid dat met woorden. Verwacht niet dat je zo’n interventie maar één keer moet doen. Opvoeden is een proces met oneindig veel herhalingen.”

Wie is professor Marina Danckaerts?

- Diensthoofd en hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie aan (Universitair Psychiatrisch Centrum) KU Leuven

- Gespecialiseerd in ADHD, ontwikkelings- en leerproblemen, tics en gedragsstoornissen

- Coördinator van Yuneco, het netwerk geestelijke gezondheid voor kinderen en jongeren in Vlaams-Brabant

- Geïnteresseerd in diagnostiek, hersenbeeldvorming en psychofarmacologie

- Schreef mee internationale richtlijnen voor de behandeling van ADHD en ontwikkelde een speciale toolkit hierover voor leerkrachten

Jongens nemen drie keer vaker Rilatine dan meisjes

Ook wat het gebruik van psychofarmaca betreft zijn jongens niet gelijk aan meisjes. De Morgen kon cijfers via het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) inkijken, die leren welke terugbetaalde psychomedicatie jongeren tot en met 25 jaar nemen. Het opvallendste is het verschil in de ADHD-medicatie methylfenidaat, zoals Rilatine en Equasym. Deze medicijnen worden aanzienlijk vaker geslikt door jongens. Van december 2019 tot en met november 2020 kregen 23.207 van hen het geneesmiddel terugbetaald. Dat is drie keer vaker dan de 7.318 meisjes die in dezelfde periode deze ADHD-medicatie namen. Ook antipsychotica, een middel tegen psychoses dat soms ook toegediend wordt bij agressiviteit en agitatie, wordt twee keer zo vaak door jongens genomen. Daar geldt de verhouding 21.466 jongens versus 11.688 meisjes. Meisjes daarentegen nemen vaker antidepressiva: maar liefst 30.730 van hen kregen het afgelopen jaar dat medicijn terugbetaald. Bij de jongens gaat het om de helft: 17.574. (FVG)