Direct naar artikelinhoud
InterviewPrimatoloog Richard Wrangham

‘300.000 jaar geleden was iedereen psychopathisch’

Richard Wrangham: ‘Samenwerking is ontstaan omdat er gaandeweg minder agressie in de mens zat en het vertrouwen groeide.’Beeld Levi Jacobs

Voor hij honden en paarden ging africhten, heeft de mens eerst zichzelf gedomesticeerd, schrijft primatoloog Richard Wrangham (°1948) in De goedheidsparadox. ‘De kans is groot dat wij de neanderthalers uitgeroeid hebben.’  

“Ik vind het een grappige claim omdat het er maar van afhangt wat je onder ‘deugen’ verstaat”, zegt ­Richard Wrangham wanneer Rutger Bregmans internationale bestseller De meeste mensen deugen ter sprake komt. “Als hij daarmee bedoelt dat de meeste mensen aangenaam en tolerant zijn en bereid om samen te werken, dan is dat inderdaad zo. Maar diezelfde mensen kunnen even later een moord begaan, of een oorlog beginnen waarbij miljoenen mensen omkomen. We zijn niet goed of slecht, we zijn het allebei. Waarom zijn we complex, dat is dus de essentiële vraag.”

BIO • geboren in 1948 in Leeds • behaalde in 1975 doctoraat pri­ma­to­logie, Cambridge • werd medewerker van Jane Goodall bij het bestuderen van chimpansee­gedrag in Tanzania • werd hoogleraar in Michigan en Har­vard en codirecteur van het chim­pan­see­project in Kibale National Park, Oeganda • baarde in 2009 opzien met het boek Catching Fire, How Cooking Made Us Human  

Richard Wrangham is een eminente Engelse antropoloog en primatoloog, medewerker van Jane Goodall en hoogleraar aan de Amerikaanse Harvard University. In zijn pas vertaalde boek De goedheidsparadox focust hij op de strijd in ieder van ons tussen goed en kwaad. Enerzijds kunnen we geen baby zien zonder week te worden, anderzijds zijn we ook in staat tot een holocaust.

Hoe kunnen we dat verklaren? Essentieel om vat te krijgen op deze paradox is dat we een onderscheid maken tussen twee soorten agressie, schrijft Wrangham in zijn boek, tussen pro­actieve en reactieve agressie.

Reactieve agressie ontstaat als reactie op een bedreiging van buitenaf. In vergelijking met andere primaten komt die bij de mens minder voor. We leven samen in grote gemeenschappen zonder dat dit voor onoverkomelijke problemen zorgt. Wanneer we ons beledigd voelen gaan we niet meteen over tot geweld. Proactieve agressie plannen we dan weer netjes op voorhand, moord met voorbedachten rade dus, of een oorlog. Op dat vlak zijn we echter primaten onder de primaten. We zijn net zo agressief en door onze technologie maken we zelfs veel meer slachtoffers.

Wrangham geeft toe dat zijn onderscheid tussen de twee types agressie louter een theorie is, en dus niet zonder controverse. Dat die twee types bij primaten bestaan en ook op twee verschillende plekken in de hersenen te situeren zijn, is aangetoond, maar bij de mens is er nog nooit onderzoek naar gedaan. Volgens de Canadese gedragswetenschapper Martin Daly is het trouwens moeilijk om die twee altijd netjes uit elkaar te houden.

Etholoog Frans de Waal bracht onlangs tegen de theorie van Wrangham in dat het verre van zeker is dat we van nature agressieve wezens zijn. Misschien stammen we wel af van vreedzaam naast elkaar levende primaten, merkte hij op.

Volgens Wrangham is dat alvast volstrekt naast de kwestie. “Uit paleontologisch en archeologisch onderzoek blijkt dat onze voorouders ­zowel proactief als reactief bijzonder agressief waren”, legt hij uit. “We verdedigden onze bezit­tingen en voedselbronnen met hand en tand en waren fervente jagers. We jaagden op dieren en soortgenoten.

“Vandaag zie je op het vlak van de reactieve agressie een groot verschil. Die is flink verminderd, en het merkwaardige is dat deze verandering in onze agressiviteit gepaard is gegaan met een even grote verandering in onze anatomie. Plaats je de mens van 300.000 jaar geleden naast die van vandaag, dan zie je iets gelijkaardigs als wanneer je een wolf naast een hond plaatst, of om het even welk gedomesticeerd dier naast zijn wilde voorouder. Er valt niet aan te ontkomen dat ook wij mensen gedomesticeerd zijn.

Richard Wrangham: ‘300.000 jaar geleden was iedereen psychopathisch. We waren heel egoïstisch en bijzonder agressief.’Beeld Corbis via Getty Images

“En daar is genetisch bewijs voor. Wij beschikken over 742 genen die met domesticatie in verband gebracht kunnen worden en waarvan we er 691 delen met paarden, honden, katten en vee. Wanneer we het genetisch materiaal van de Homo sapiens naast dat van andere mensensoorten leggen die aanvankelijk naast ons leefden, zoals de neanderthaler en de denisova-mens, blijkt dat zij geen enkel van die 691 genen bezitten.”

De dieren die u net noemde werden door ons gedomesticeerd, door te gaan kweken op specifieke eigenschappen, maar wie heeft ons dan gedomesticeerd?

“Dat vroeg Darwin zich ook al af. Wij associëren domesticatie inderdaad met wat er op een boerderij gebeurt, maar in feite is het een synoniem voor selectie op minder agressiviteit.

“In de jaren 1950 voerde de Russische geneticus Dimitri Beljajev een aantal interessante experimenten uit. Hij kweekte vossen en vroeg zich af wat er zou gebeuren als hij alleen nog maar de minst agressieve en de meest tolerante dieren zou gebruiken. Zou hij dan eindigen met een gedomesticeerde vos?

“Dat vermoeden werd veel sneller dan hij verwachtte bevestigd. Na tien generaties zat hij opeens met een heel ander dier, een dat de klassieke fysieke eigenschappen vertoonde van gedomesticeerde dieren: kleiner, met witte vlekken op het topje van de staart, het uiteinde van de pootjes en het midden van het voorhoofd. Het had een kortere en krullende staart, hangoren, een iets kortere kop en kleinere tanden. En dat zonder op die eigenschappen te kweken, maar alleen op minder agressie.

“Domesticatie gaat dus altijd gepaard met het opduiken van bepaalde fysieke kenmerken, of die domesticatie afgedwongen is op de boerderij of van nature gebeurd is doordat een bepaalde soort in een habitat terechtkwam waarin agressiviteit niet langer positieve gevolgen had. Het geldt dus zowel voor onze varkens en koeien, als voor de mens.

“Wat ik dus beweer is dat we onszelf een proces van zelfdomesticatie opgelegd hebben.”

Wij hebben toch geen hangoren?

“Nee, maar domesticatie betekent niet dat je alle eigenschappen ervan hebt. Die heeft geen enkel dier. Katten hebben bijvoorbeeld evenmin hang-oren, en sommige honden ook niet. Wat wel heel vaak voorkomt, zijn kleinere hersenen, en dat gaat wel op voor de mens. 30.000 jaar geleden waren onze hersenen 15 procent groter. Misschien zijn onze oren gewoon te klein om te gaan hangen. Vandaar dat genetica zo belangrijk is, want zelfs al lijken bepaalde details niet te kloppen, dan zien we toch grote overeenkomsten in het genoom van gedomesticeerde dieren.”

Hoe verklaar je dat je kweekt op minder agressie en dat je een witte krulstaart krijgt? Dat lijken toch twee heel verschillende zaken?

“Door op minder agressie te selecteren verminder je de ontwikkeling van een heel specifiek type cel, de ‘neurale lijst’. Die ontstaat in het vroege embryo. Wanneer die niet volledig tot ontwikkeling kan komen, zie je bijvoorbeeld aan de uiteinden van het lichaam – tenen, staart, voorhoofd – plekken ontstaan zonder pigment, waardoor zij wit blijven. Momenteel is dit bij zo’n acht diersoorten onderzocht en iedere keer bleek dat de neurale lijst zich bij het gedomesticeerde dier anders ontwikkelde dan bij de wilde verwant.

“Maar er zijn ongetwijfeld nog andere mechanismen werkzaam en misschien hangen die uiteindelijk wel allemaal samen. Dat weten we nu nog niet. Geef ons nog tien jaar en we weten vijf keer zoveel als vandaag.”

Is zelfdomesticatie geen rare evolutie? Je zou toch denken dat agressieve individuen het winnen van minder agressieve en dat we als soort daardoor steeds agressiever zouden worden?

“Bij alle primaten die met meerdere mannetjes en vrouwtjes samenleven is het zo dat je een alfamannetje hebt dat de baas van de groep is omdat het alle andere mannetjes fysiek heeft afgetroefd. Maar niet bij mensen. Volgens mij is de reden dat we ontdekten hoe we het alfamannetje konden onttronen.

“Hoe dit in zijn werk is gegaan zien we bij de weinige kleine, authentieke leefgemeenschappen van jagers-verzamelaars die vandaag nog bestaan. Wanneer er in zo’n gemeenschap iemand opstaat om de anderen te domineren, zie je steeds ­eenzelfde dynamiek ontstaan. Eerst wordt er ­geprobeerd hem hiermee te laten stoppen, via gesprek of humor. Als dat echter niet lukt, wordt hij vermoord. Er wordt dan proactieve agressie gebruikt zonder te vechten. Een groep overlegt, maakt een plan, en spreekt een plek en tijdstip af waarop het ­makkelijk is om de bullebak te ­ontwapenen en uit te schakelen zonder daarbij zelf risico te lopen. Essentieel daarbij is dat de moordenaar uit een groep gelijkgestemden komt en dus niet moet vrezen voor wraak.”

Waarom doen andere primaten dat niet?

“Omdat zij niet beschikken over een ontwikkelde taal waarmee het mogelijk is bindende afspraken te maken.”

Maar wat dan met de bonobo, de mensaap die niet anders doet dan vlooien, vrijen en in vrede leven?

“Chimpansees en bonobo’s zijn onze nauwste verwanten. Chimpansees behoren tot de agressiefste dieren op aarde, terwijl bonobo’s inderdaad vredelievend zijn. Ze leven elk op een andere oever van de Congorivier, in een identieke habitat.

“Wellicht zijn de bonobo’s tijdens een droge periode zo’n miljoen jaar geleden aan de overzijde van de ­rivier beland. Dat ze nadien zo veranderd zijn, heeft waarschijnlijk te maken met de afwezigheid van concurrenten in hun leefgebied, meer bepaald gorilla’s.

“Chimpansees hebben daar wel mee te maken. De planten waar de chimpansees om concurreerden met gorilla’s hadden de bonobo’s dus helemaal voor zich alleen, waardoor er minder schaarste was en meer stabiliteit binnen de sociale groepen. Bij schaarste vallen chimpanseegemeenschappen uit elkaar en breekt er geweld uit. Bonobogemeenschappen blijven echter samen, wat betekent dat het voor de vrouwtjes gemakkelijk is om een gesloten groep te vormen. Samenblijvende vrouwtjes steunen elkaar.

“Wanneer een chimpanseemannetje een vrouwtje aanvalt, is ze een vogel voor de kat. Wanneer dat bij bonobo’s gebeurt, krijgt het vrouwtje meteen steun van andere vrouwtjes en druipt het mannetje af. Het resultaat is dat agressie bij de mannetjes afneemt en bonobo’s fysieke eigenschappen van domesticatie vertonen. Zo hebben zij opvallende roze lippen, wat op pigmentgebrek zou kunnen wijzen.”

Bij de mens geldt dus niet langer dat het agressiefste mannetje met het vrucht­baarste vrouwtje gaat lopen, maar wel het mannetje dat het best met taal overweg kan en anderen kan overtuigen om de tiran om te leggen?

“Precies, en laat dat een les zijn voor ons allemaal. (schatert) Maar hier hoort toch wel een kanttekening bij, want zelfs die taalkunstenaar blijft een moordenaar. Die betamannetjes beseffen dat ze geen alfa kunnen worden omdat ze dan net zoals die vorige alfa vermoord zullen worden. Ze houden elkaar in toom, maar ze verdedigen nog wel hun eigen belangen en zijn bijvoorbeeld dominant over vrouwen en zijn het erover eens dat oudere mannen correct behandeld moeten worden door jonge.”

Samenwerking is dus goed, toont de evolutie­leer ons, want het is door samen te werken dat de betamannetjes het alfa­mannetje kunnen vermoorden?

“Dat kan zo lijken, maar ik denk dat de angst voor het alfamannetje doorslaggevender is dan het idee van samenwerking.

“Sinds Darwin vragen mensen zich af waar onze moraliteit vandaan komt. Die wordt vaak gekoppeld aan samenwerken. Wat zijn we toch goed, is dan de onderliggende teneur, dat we zo vruchtbaar samenwerken met elkaar, in vrienden­kringen, bedrijven of zelfs staten.”

‘Vroeger dachten we: hé, een vreemdeling, laten we hem een kopje kleiner maken. Nu helpen we de hele wereld aan vaccins.’Beeld Levi Jacobs

“We zijn goed omdat we samenwerken en we werken samen omdat we goed zijn, zo zou je de tautologie kunnen samenvatten. Maar daarbij wordt vergeten waarom we zijn gaan samenwerken en wat de onderliggende voorwaarden zijn. Een daarvan is dat je elkaar moet vertrouwen, en dat doe je alleen met mensen die relatief weinig agressie vertonen en dus niet bij de triviaalste belediging uit hun slof zullen schieten. Samenwerking kan dus pas wanneer de angst voor elkaar verdwenen is.”

Zelfdomesticatie gaat gepaard met het overboord gooien van heel wat agressie en testosteron, schrijft u. Worden mannen dan allemaal wat vrouwelijker?

“Misschien is minder mannelijk correcter. Stel dat je een paar honderdduizend jaar terug de tijd in kon gaan, dan zou je merken dat de mannen er toen een stuk brutaler uitzagen. Ze hadden een groot gezicht met geprononceerde trekken en een veel robuuster lichaam. Ze zouden geweldig geweest zijn in American football of ijshockey. Vandaag zijn de meeste mannen veel ­fijner gebouwd.

“Je kunt dus zeker zeggen dat mannen ­gefeminiseerd geraakt zijn, maar er zijn toch nog steeds grote verschillen tussen mannen en ­vrouwen. In de bereidheid tot agressie bij­voorbeeld. Mannen zetten daarbij ook meer op het spel en gaan makkelijker voor een situatie waarin ze bij winst meteen veel kunnen winnen en bij verlies heel veel verliezen. In die zin ­kunnen we maar blij zijn dat ze steeds meer op vrouwen gaan lijken, want mannen ben je liever kwijt dan rijk. Zij zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van het geweld op deze ­wereld.”

Betekent dit dat mannen in de toekomst nog zullen vervrouwelijken en dat de wereld daardoor een vredelievender oord zal worden?

“Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we in feite weten welk type mannen er vandaag de meeste nakomelingen krijgt. Als mannen met een hoge reactieve agressiviteit minder baby’s voortbrengen dan die met een lage, zullen we inderdaad vrouwelijker worden.

“Om toch enig idee te hebben, kunnen we naar psychopaten kijken. Zij hebben een hogere reactieve en proactieve agressiviteit en maken een groot deel van de gevangenispopulatie uit, waardoor ze over het algemeen ook minder kinderen voortbrengen. Volgens mij was 300.000 jaar geleden trouwens iedereen psychopathisch. Mensen hielden er geen moraal op na, waren heel egoïstisch en bijzonder agressief.

“De executies van de alfamannetjes en de zelfdomesticatie die er het gevolg van was, betekende dat wij al die tijd geselecteerd hebben tegen psychopathie. Van 100 procent toen zijn we gezakt naar 1 procent vandaag, en wellicht zal dat cijfer nog verder naar beneden gaan. Dus ja, ik denk inderdaad dat we in de toekomst minder agressief zullen worden.”

Heeft Steven Pinker dan gelijk wanneer hij zegt dat we ook proactief minder geweld­dadig worden?

“Voor we dat mogen besluiten moeten we een beter zicht krijgen op de genetica achter de proactieve agressie. Wat reactieve agressie betreft kunnen we naar de lengte van het hoofd en de grootte van de tanden kijken en aanduiden hoe die samenhangen met het afnemen van de reactieve agressie. Voor proactieve agressie bestaan dergelijke fysieke veranderingen niet. We weten dus niet of die de voorbije 300.000 jaar af- of toegenomen is. Misschien is ze wel de hele tijd gelijk gebleven. Onze voorouders waren ongetwijfeld goede jagers, en net zoals andere primaten jaagden ze wellicht net zo lief op hun ­eigen soortgenoten als op andere dieren, wat wij vandaag oorlog noemen.”

En dat is wellicht ook de reden waarom er vandaag geen neanderthalers meer zijn?

“De kans is inderdaad groot dat wij die uitgeroeid hebben. We hebben altijd oorlogen gevoerd. ­Iedere oorlog is een selectie op individuen die goed zijn in het uitvoeren van proactief geweld. Het is dus best mogelijk dat er geen selectie tegen proactief geweld bestaat en dat we op dat vlak niet zullen veranderen.”

Een herhaling van de Holocaust is dus mogelijk?

“Dat een bevolkingsgroep er het idee op na houdt dat een andere geen enkele vorm van medelijden verdient en uitgeroeid mag worden is inderdaad niet uniek in de geschiedenis. Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat zulke grootschalige slachtingen er altijd geweest zijn, tussen groepen jagers-verzamelaars in het Afrika van 10.000 jaar geleden bijvoorbeeld, of in precolumbiaans ­Amerika.

“Na zulke slachtpartijen worden de daders soms overmand door wroeging, maar andere keren ook helemaal niet. De moordenaars zijn dan heel tevreden over hun daden. Eventueel verzinnen ze er nog een religieuze vergoelijking bij, die zegt dat ze hun slachtoffers een dienst bewezen door hen terug te sturen naar hun voorouders, maar ook een dergelijke rationalisering is vaak niet nodig. Uiteindelijk zijn we gewoon dieren onder de dieren in onze bereidheid mensen te doden die niet tot onze groep behoren.

“Chimpansees zijn heel gewelddadig tegen soortgenoten die niet tot hun groep behoren. Ze bijten ze dood, breken hun armen en scheuren hun testikels eraf. Zo zijn wij ook. Ook wij genieten van het doden van anderen op het moment dat de spanning tussen verschillende groepen zo hoog opgelopen is dat er van dehumanisering sprake is.

“Antropologen zien steeds hetzelfde wanneer ze kleine gemeenschappen bestuderen. Die beschouwen zichzelf als humaan en alle anderen als niet-humaan. Dehumaniseren is dan zelfs niet eens nodig. In die zin is wat wij vandaag proberen te doen echt wel uitzonderlijk. Wij proberen de hele wereld als menselijk te zien. In Groot-Brittannië is de grote discussie momenteel hoe we de rest van de wereld gevaccineerd zullen krijgen. Welk een verschil is dat met: hé, kijk daar, een vreemdeling, laten we hem een kopje kleiner maken.”

Richard Wrangham, De goedheidsparadox. Deugen de meeste mensen wel?, Hollands Diep, 496 p., 23,99 euro