Direct naar artikelinhoud
Uit het archiefDirk Bracke (1953-2021)

‘Een onafgewerkt manuscript wordt plots onbelangrijk’

Dirk Bracke: ‘Als ik tien minuten lees, beginnen mijn ogen pijn te doen. Ik ben ook constant moe. Het gaat niet meer.’Beeld Illias Teirlinck

Begin februari kondigde jeugdauteur Dirk Bracke aan dat hij te ziek is om nog langer te schrijven. Een gesprek met de man die ons Black en Straks doet het geen pijn meer gaf en die het Vlaamse jeugdboek van zijn onschuld bevrijdde. Bracke overleed dinsdag op 68-jarige leeftijd. Wij spraken hem eerder dit jaar nog.

“Het kan raar klinken, maar tot ik ziek werd had ik er nooit bij stilgestaan dat mijn boeken voor veel mensen zo belangrijk waren,” zegt Dirk Bracke. “Natuurlijk zag ik ieder jaar op de Boekenbeurs die lange rij lezers wel die een handtekening wilden, maar het drong niet meer tot me door. Op den duur vind je dat normaal, dat mensen met je boek in hun handen geklemd een half uur willen aanschuiven om een paar woorden met je te wisselen.”

“En toen werd ik ziek en kreeg ik opeens massa’s mails en berichten op sociale media. Ontroerend was bijvoorbeeld de moeder die schreef dat het eerste boek dat haar dyslectische zoon ooit had uitgelezen er eentje van mij was, en dat hij nadien was blijven lezen.”

BIO • geboren in 1952 in De Klinge • overleden op 15 juni 2021 • Vlaamse jeugd-auteur, bekend om de directe, niet-betuttelende stijl waarin hij over drug­gebruik, incest en geweld schrijft • debuteerde in 1993 met Steen • in 1994 volgde Blauw is bitter, zijn eerste geëngageer­de roman • Adil El Arbi en Bilall Fallah baseerden in 2015 hun film Black op Brackes boeken Black en Back 

Begin februari, een paar dagen nadat regisseursduo Adil El Arbi en Bilall Fallah had aangekondigd dat het na Black ook Straks doet het geen pijn meer zou verfilmen, stuurde de auteur van deze boeken het bericht de wereld in dat hij zou stoppen met schrijven. Jeugdauteur Dirk Bracke was ziek, wist opeens iedereen, te ziek om zich nog op het schrijven van een boek te kunnen concentreren. Een carrière van bijna dertig jaar kwam plots ten einde. Tussen de 700.000 en 800.000 exemplaren werden er van zijn pakweg veertig boeken verkocht.

“Toch wel veel”, zegt hij, wanneer we hem met die getallen confronteren, “Ik hield dat allemaal niet zo bij.”

Het is een typische reactie voor een schrijver die nooit bezig is geweest met de cultus rond zijn ego en gewoon boeken wou schrijven. Keiharde boeken wel, over druggebruik, kinderprostitutie, incest en straatgeweld, waarbij expliciete seksscènes niet werden geweerd. Er werd hem een ziekelijke sensatiezucht toegeschreven; een schepen uit het Oost-Vlaamse Stekene, waar hij woont, wou Het uur nul (over een tiener met aids) uit de bibliotheek laten verwijderen en recensenten verweten hem niet literair te schrijven, wat hij een opmerkelijke kritiek vond, aangezien hij nooit de bedoeling had gehad om dat wel te doen.

“Het enige wat ik met mijn boeken wilde bereiken, was mijn lezers even door de ogen van mijn personages naar de wereld laten kijken. Ik wou hen het veilige nest uit duwen, hun tonen dat niet iedereen het zo makkelijk had als zij. Eens in de schoenen van een ander staan kan zo leerzaam zijn.”

Zonder Chris De Stoop was Dirk Bracke misschien geen schrijver geworden, of wellicht een heel andere schrijver. Debuteren deed hij immers met Steen, een roman over neanderthalers die uit zijn fascinatie voor de prehistorie voortsproot. Hij werkte toen in de avondploeg in een sorteercentrum van de Post, zegt Bracke, waardoor hij ’s ochtends vrij had: “Stel dat ik gewone uren had gewerkt, dan was ik ’s avonds vrij geweest en had ik wellicht gewoon tv gekeken, zoals de meeste mensen.”

In 1990 las hij in Knack een reportagereeks van Chris De Stoop over kinderprostitutie in Zuidoost-Azië. Hij was 37 en had er nog nooit van gehoord, maar het intrigeerde hem en het leidde tot de jeugdroman Blauw is bitter, die zich op de Filipijnen afspeelt. “Van dan af is het ene boek uit het andere voortgekomen”, zegt Bracke. “Voor Blauw is bitter ging ik op zoek naar mensen die me aan informatie over kinderprostitutie konden helpen. Een van hen vertelde dat ze samen met haar man, een arts, in Brazilië nog met straatkinderen had gewerkt. Ook interessant, dacht ik, waarna ik me in dat onderwerp verdiepte. Het werd Een vlieg op de muur.

“Zo dreef ik van het ene thema naar het andere. Ik ging dan op zoek naar getuigenissen, mensen die de wereld waarover ik wilde schrijven van binnenuit kenden. De meeste van mijn boeken zijn gebaseerd op de verhalen die drie of vier mensen mij vertelden.”

Hoe vernieuwend was het aan het begin van de jaren negentig om jeugdboeken over hete maatschappelijke hangijzers te schrijven?

“Er bestond toen zoiets als probleemboeken, waarin ook dingen als armoede en drugs aan bod kwamen, maar die waren heel braaf. Meestal gingen die over een aantal jongeren die iets fouts deden en daar op het einde van het boek heel veel spijt van hadden. Tweehonderd bladzijden ellende, waarna iedereen op het einde happy was, want je mocht de jeugd natuurlijk niet met een negatief gevoel achterlaten.

Dirk Bracke met Adil El Arbi en Bilall Fallah die zijn roman 'Black' succesvol verfilmden. ‘Dat het boek een film werd, streelt mijn ego meer dan het winnen van een literaire prijs.Beeld Standaard Uitgeverij

“Mijn boeken waren anders. Ik schreef over outcasts en hangjongeren, en op het einde kwam het niét goed. Soms pleegde er iemand zelfmoord. En ik liet jongeren in mijn boeken ook seks met elkaar hebben, wat helemaal ongehoord was, maar mijn lezers vonden het geweldig. Eindelijk boeken die niet betuttelend waren. Het echt vernieuwende was de stijl. Ik schreef niet omfloerst, maar gewoon recht voor de raap. Ik wou eerlijk zijn en dat werd erg geapprecieerd. Jongeren herkenden zich erin. Niet dat zij zoals de personages in mijn boeken waren, maar zij wisten wel dat ik over de realiteit schreef. Zij zagen mijn personages om zich heen.”

Is er ooit een onderwerp geweest dat zelfs voor u te delicaat was?

“Anorexia, omdat ik ervoor vreesde dat ik anorexia zou beschrijven als een oplossing, dat ik het idee zou geven dat mijn anorexische personages uiteindelijk geholpen waren door hun aandoening en zich finaal wel goed voelden. Dat kon de bedoeling niet zijn, besefte ik, en daarom heb ik dat plan laten varen.”

Hoe hield u voeling met wat er onder jongeren leefde?

“Hedendaagse jongeren zijn veel bezig met smartphones, apps en games die ik niet of te weinig ken, dat geef ik toe, maar je moet zo’n game niet tot in de details kennen om er iets over te kunnen schrijven. En dat is trouwens maar bijzaak. Gevoelens zoals liefde, verdriet of woede, waar het in boeken vooral om draait, zijn hetzelfde gebleven. Iemand die vandaag verliefd is, voelt zich niet anders dan iemand die dertig jaar geleden verliefd was.

“Er wordt weleens beweerd dat jongeren vandaag anders zijn dan vroeger, maar ik geloof daar niet in. Zij zijn nog steeds gelukkig of verdrietig. Maar er zijn natuurlijk wel zaken die vroeger minder of zelfs niet in jeugdboeken aan bod kwamen. Zo heb ik een boek over transgenders geschreven. Die problematiek bestond vroeger ook, maar je schreef er niet over. Mensen kenden het gewoon ook niet. Ik heb er de betekenis van moeten opzoeken toen ik de tip kreeg om er een boek aan te wijden.”

Wat is het geheim van uw succes?

“Ik weet het niet. De capaciteit om steeds verwonderd te blijven, misschien? Toen ik een jaar of vijftien geleden ter voorbereiding van Black met de politie van Brussel meereed, heb ik het meegemaakt dat jongeren op hun auto spuwden. Als je zoiets in Stekene doet, nemen de agenten je meteen mee naar het bureau. Maar dat deed de Brusselse politie dus niet. Die reed gewoon verder. Toen we even later in een andere wijk uitstapten, werden we door een stuk of tien gastjes van 12 of 13 jaar met voetzoekers bekogeld. Wat me opviel was dat geen enkele volwassene ingreep en niemand hen corrigeerde. ‘Niet panikeren’, zei een van de agenten. ‘We gaan op het gemak terug naar de auto en rijden rustig weg.’

“Ik stond daar toch van te kijken, ook al besefte ik wel waarom ze zo kalm reageerden: omdat ze geen relletjes wilden uitlokken. Er was weinig nodig om de boel daar te doen ontploffen. Ook opmerkelijk was het moment waarop we door een ziekenwagen werden ingehaald die duidelijk naar een noodsituatie op weg was, met zwaailicht en sirene. Tot mijn verbazing zetten de agenten ook hun zwaailicht aan en gingen we er meteen achteraan.

“Toen ik vroeg waarom we achter die ziekenwagen aanreden, zei een van de agenten dat ze eventueel bescherming zouden moeten bieden, omdat ze niet wisten of de ambulanciers niet in een hinderlaag gingen worden gelokt. Ik had daar op dat moment nog nooit van gehoord. Het is die verwondering die me aanzet om erover te schrijven. Stoerdoenerij in de zin van ‘dat weet ik allang en dat doet me niets meer’ is aan mij niet besteed. Die verwondering helpt me om enerzijds afstandelijk, maar toch ook betrokken te schrijven.”

Wat vindt u zelf uw mooiste boek?

Straks doet het geen pijn meer, mijn incestroman die Adil El Arbi en Bilall Fallah volgend jaar willen verfilmen. En daar is een bijzondere reden voor. Het meisje over wie het boek gaat, bestaat echt. Ze is intussen natuurlijk een vrouw, maar we houden contact. Ik gaf haar indertijd het manuscript van het boek en zei dat ze mocht schrappen waar ze wou. Toen we elkaar de volgende keer zagen, gaf ze me het manuscript terug. Ze had niets geschrapt en zei dat ik meer uit haar gehaald had dan ze had verteld. Ik vond dat een bijzonder mooi compliment.”

Wat is de mooiste reactie die u ooit kreeg?

“Ik hoorde van een meisje dat ze na het lezen van Een vlieg op de muur de ontwikkelingshulp in was gegaan. Ze was naar Brazilië getrokken om daar mensen te helpen.

“Ook mooi vind ik hoe een meisje dat nog in de gesloten Gemeenschapsinstelling voor Bijzondere Jeugdbijstand in Beernem heeft gezeten, zo gek is van mijn boeken dat ze ze blijft lezen. Zodra ze allemaal uit zijn, begint ze gewoon opnieuw. Je komt niet zomaar in Beernem terecht. Daar moet je een zware jeugd voor hebben gehad. Dat een boek dan zo veel kan betekenen, vind ik indrukwekkend.”

Bent u na meer dan dertig jaar schrijven over drugs, geweld, misdaad en misbruik uw geloof in de mensheid niet wat kwijtgeraakt?

“Dat heeft me niet veranderd. Wat je schrijft, wil je in zekere zin ook altijd van je afschrijven.

“Toen ik mijn eerste boeken schreef, over straatkinderen die soms ook vermoord werden, worstelde ik wel eens met het gevoel dat hun miserie aan de basis van mijn succes lag. Ik heb daar toen over gesproken met mensen die in die sector actief waren en zij stelden me gerust: ik moest het zo niet zien. Het is belangrijk dat deze zaken bekend raken bij het grote publiek, zeiden ze, want zo wordt er uiteindelijk iets aan gedaan. En je groeit er ook in, natuurlijk. Je leert die zaken van je af te zetten.

“Mijn schoondochter is huisarts. Als zij iedere avond alle zorgen en ellende die ze overdag heeft gezien naar huis mee zou brengen, zou ze geen leven hebben. Bovendien heb ik door mijn specifieke schrijfstijl, waarbij ik mijn personages van een afstand bekijk, sowieso altijd wel genoeg afstand tot de problematiek van mijn boeken kunnen bewaren.

“Beweren dat alle leed zomaar van me afglijdt zou ook niet waar zijn, maar ik hoed me ervoor betrokken te raken bij de levens van degenen op wie mijn personages zijn gebaseerd. Er zijn mensen met wie ik altijd contact heb gehouden, maar veel verder dan een mail of een telefoontje gaat dat nooit. Ik wil die mensen in hun eigen wereld laten, zo weinig mogelijk ingrijpen in hun bestaan.”

Bent u er trots op dat u bepaalde zaken op de agenda hebt gezet, zoals in Black en Back de Brusselse jeugdbendes?

“Ik ben vooral fier dat het boek verfilmd is. Dat streelt mijn ego meer dan een literaire prijs winnen.

“Specifiek met betrekking tot Black zat ik trouwens wel met een andere bezorgdheid: ik was vooral ongerust dat ik er met bepaalde leden van die bendes problemen door zou krijgen. Ik had het erover met een zwarte politieman die zich specifiek met de Brusselse bendeproblematiek bezighield, en die lachte mijn angst weg. Die zullen je niets doen, zei hij, integendeel zelfs, ze zullen trots zijn dat je over hen schrijft.

‘In het begin worstelde ik wel eens met het gevoel dat de miserie van straatkinderen aan de basis van mijn succes lag.’Beeld Illias Teirlinck

“Maar zo gerust was niet iedereen. De dvd-voorstelling van Black vond in een zaal in Schaarbeek plaats, kort na de aanslagen van maart 2016 in Brussel. De zenuwachtigheid was te snijden. De mensen die voor de filmvoorstelling waren uitgenodigd, werden pas diezelfde dag van de exacte locatie op de hoogte gebracht.

“Toen ik er arriveerde, stonden er vijf politiemensen met machinegeweren voor de deur. In de zaal zelf zaten honderdvijftig politieofficieren, mensen van justitie en een paar burgemeesters van Brusselse gemeenten – het ideale doelwit voor een aanslag, natuurlijk. Na de voorstelling was er ook een panelgesprek. Fotografen kregen vijf minuten de tijd om hun werk te doen. Daarna pas kwamen er enkele mensen binnen die niet op de foto mochten, zoals de procureur die zich specifiek met bendeonderzoek bezighield. Dat was toch wel speciaal om mee te maken.”

Heeft de film uw carrière veranderd?

“Het boek kreeg opeens wel een boost, maar lang duurde dat niet. Voor de carrière van Adil en Bilall is dat anders. Nadat ze in 2015 op het filmfestival van Toronto met Black de Discovery Award hadden gewonnen, heeft hun carrière vleugels gekregen. Zozeer zelfs dat ze in Hollywood zijn beland en men in Amerika niet begrijpt dat ze nu terug willen naar België om Straks doet het geen pijn meer te verfilmen.

“Het was een jeugddroom van Adil om dat te doen. Toen hij 15 was, moest hij voor school een boek bespreken. Het moest een boek van mij zijn omdat de leraar een autistisch zoontje had en ik een paar jaar eerder een boek over een autistisch meisje had geschreven, Een lege brug. Adil had op dat moment nog nooit een boek uitgelezen. Een week voor hij zijn taak moest indienen had hij nog steeds geen boek en begon hij te panikeren, hem kennende met heel veel shits en fucks.

“Uiteindelijk heeft hij Straks doet het geen pijn meer in twee dagen uitgelezen. Hij is daarna op internet naar getuigenissen van incestslachtoffers gaan zoeken. Dat heeft hem zo aangegrepen dat hij zich voornam daar ooit een film van te maken. Maar het zal voor hen toch wel even aanpassen worden, denk ik. Over het algemeen maken ze luide films, waarin heel veel actie zit, terwijl dit een intimistische film zal zijn over een vader die zijn dochter misbruikt.”

Een paar weken geleden kondigde u uw pensioen als schrijver aan.

“Noodgedwongen, omdat ik ziek ben. Ik kan me niet meer concentreren. Als ik tien minuten lees, beginnen mijn ogen pijn te doen. Ik ben ook constant moe. Het gaat niet meer.”

En dat terwijl u ooit zei dat u zich al onwennig begon te voelen wanneer u een paar dagen niet had geschreven.

“Ja, dan voelde ik me lui, en schuldig ook, omdat ik vond dat ik mijn tijd beter kon gebruiken. Nu kan ik niet anders dan het gewoon ervaren, en ik vrees dat het niet meer zal terugkomen.”

Herstel zit er niet in?

“Echt genezen niet, nee, maar ik hoop wel op nog een aantal comfortabele weken, maanden of jaren. Momenteel is dat nog koffiedik kijken. Volgende week moet ik terug naar het ziekenhuis voor chemo, drie weken later nog eens en dan wordt er een scan genomen om te zien of die chemo iets uitgehaald heeft. Hoe gaat mijn toestand zijn over een maand of over twee maanden? Ik hoop er het beste van, maar ik hou met het slechtste rekening.”

Was u nog bezig aan een boek?

“Ja, ik was nog aan het schrijven aan Chicago, dat zich op de Antwerpse Linkeroever afspeelt. Het is zo goed als klaar, maar het zal in de papiermand verdwijnen. Dat kan erg lijken, maar in mijn situatie is dat maar bijzaak. Als je uitzicht op de dood hebt, is een onafgewerkt manuscript niet belangrijk. Dan hoop je nog wat tijd met je familie door te kunnen brengen.

“Weet je, mijn wensen zijn heel klein geworden. Vroeger droomde ik van een reis naar China of een safari in Zuid-Afrika. Nu ben ik al gelukkig als ik een half uur kan wandelen of als ik met de kinderen en de kleinkinderen een weekje in eigen land op vakantie zou kunnen. Als het weer beter wordt met mijn elektrische fiets naar De Klinge rijden, het dorp waar ik geboren ben, zo’n vijf kilometer van waar ik nu woon, en daar op een terras een Duvel drinken. Dat zijn de dingen waar ik nu naar uitkijk.”