Direct naar artikelinhoud
AnalyseTopvoetballers

Schatrijk, vervreemd van de wereld en constant op hun hoede. Wie zijn die topvoetballers?

Axel Witsel en Romelu Lukaku staan de pers te woord na de match tegen Denemarken. Simon Kuper: 'Van succesvolle voetballers hoor je buiten het veld zelden iets. Ze krijgen mediatraining waarin hen geleerd wordt om niets te zeggen. Daardoor klinken ze vaak dom zelfs als ze het niet zijn.'Beeld UEFA via Getty Images

Wie zijn die jonge mannen die het EK voetbal spelen? Auteur Simon Kuper, zoon van een antropoloog, interviewt al bijna dertig jaar voetballers en probeert een etnografie van hun beroepsgroep te schrijven. Hoe leven ze, hoe gaan ze om met geld en aandacht, en hoe zien zij de wereld?

De meeste topvoetballers groeien tegenwoordig buiten de maatschappij op. Al als pubers worden ze opgenomen in de jeugdopleidingen van profclubs. Dat maakt hen fundamenteel anders dan toppers uit vroegere generaties. Waar Diego Maradona onmiskenbaar voortkwam uit de samenzweerderige, peronistische Argentijnse onderklasse, en Johan Cruijff uit het calvinisme en de Nederlandse naoorlogse babyboom, is Lionel Messi het product van de voetbalacademie van FC Barcelona. Voor een speler uit een moeilijk gezin als Memphis Depay was de opleiding van PSV Eindhoven waarschijnlijk zelfs de meest stabiele factor in zijn opvoeding.

Veel voetballers uit arme of kleine landen – denk aan Belgen als Eden Hazard en Romelu Lukaku – emigreren al als tieners en worden kosmopolieten. Zelfs spelers die thuisblijven, groeien vaak op tussen buitenlandse teamgenoten en coaches: de Fransman Kylian Mbappé, fullprof sinds zijn zestiende, spreekt vloeiend Spaans en Engels.

Voetbalopleidingen worden steeds professioneler, en velen hebben leraren in dienst die jeugdspelers individueel bijles geven. Bij sommige clubs mag je alleen wedstrijden spelen als je voldoendes haalt op school. De helft van de jongens in de Barcelona-opleiding gaat later dan ook naar de universiteit, 13 van de 24 spelers van de Duitse selectie die in 2014 wereldkampioen werd, had hun Abitur of Fachabitur gehaald – dat is 55 procent, een iets hogere proportie dan voor de Duitse bevolking als geheel. Deze generatie Europese voetballers is de best opgeleide van de geschiedenis, met consequenties waarop we later terugkomen.

Monomanie en infantilisering

Ondanks hun hoge opleidingen en overvloedige vrije tijd krijgen moderne voetballers continu te horen dat ze alleen aan voetbal moeten denken. Hoge salarissen stimuleren monomanie en infantilisering. Vanaf de pubertijd wordt de speler door zijn entourage, gezin en club afgeschermd zodat hij zich op zijn werk kan concentreren. Financiële adviseurs – die vaak meer worden geselecteerd op charme of familieconnecties dan op hun vaardigheden – bekommeren zich om het geld. Vraag een voetballer waar en hoe hij belastingen betaalt, en hij heeft meestal oprecht geen idee.

Zelfs hoogbegaafde spelers die dit niveau van concentratie niet langdurig kunnen opbrengen, haken af. Het beste voorbeeld is de Italiaan Mario Balotelli: een ster van Italië op het EK 2012 die nu voor het nietige Monza speelt. Zijn Nederlands-Italiaanse zaakwaarnemer, Mino Raiola, vertelde mij dat Balotelli soms niet presteerde omdat hij weer eens verliefd was geworden: “Hij heeft er, bewust of onbewust, voor gekozen om voetbal niet tot het middelpunt van zijn leven te maken. En dus waren er altijd randzaken die zijn prestaties beïnvloedden.” Volgens Raiola hadden zijn succesvolste spelers – Zlatan Ibrahimović, Paul Pogba en Pavel Nedvĕd – daar geen last van.

Ik legde aan Raiola voor dat veel getalenteerde spelers misschien de absolute top niet wilden bereiken. Waarom zouden ze? Ze konden ook bij iets mindere clubs miljoenen verdienen, zonder zichzelf een onmenselijke druk op te leggen.

“Dat klopt”, antwoordde Raiola. “Daarom stel ik spelers de laatste tijd vaak een belangrijke vraag: ‘Waarom voetbal je? Wat is je drive?’”

Wat zeiden ze dan?

“Nou, de meesten hebben daar nog niet over nagedacht. Die stuur ik naar huis met de woorden: ‘Denk daar maar eens over na.’”

Van succesvolle voetballers hoor je buiten het veld zelden iets. In tegenstelling tot popsterren of YouTubers kennen ze weinig financiële prikkels om controversiële personal brands in de markt te zetten. Ze krijgen mediatraining waarin hen geleerd wordt om niets te zeggen: “Deze nederlaag is zuur, maar we moeten verder, volgende week is weer een wedstrijd.” Daardoor klinken ze vaak dom zelfs als ze het niet zijn.

Onmenselijke druk

De psychologische eisen aan de top zijn bijna onmenselijk. Sommige spelers krijgen diarree van de stress, soms kan het team pas het veld op als de getroffen speler klaar is. Er zijn maar weinig beroepen waarin jonge twintigers regelmatig afgeslacht worden in de internationale media.

Voetballers weten vaak precies wat voor cijfers ze na een wedstrijd van websites en kranten hebben gekregen. Veel spelers volgen ook wat er op sociale media over hen wordt gezegd. Een nare tweet kan iemands dag verpesten, of hem zelfs met een complex opzadelen. Granit Xhaka, middenvelder van Arsenal en aanvoerder van Zwitserland, ziet op sociale media berichten voorbijkomen als “ik hoop dat je dochter kanker krijgt”. Volgens een Engels onderzoek ontving de Zwitserse Kosovar in december 2020 alleen al op Twitter 1.374 beledigende, racistische of bedreigende berichten.

Topvoetballers hebben net als iedereen prestatieangst. Het verschil tussen hen en normale mensen is dat zij die als motivatie weten te gebruiken. Hun even begaafde leeftijdsgenoten die niet met angst konden omgaan, of daar simpelweg geen zin meer in hadden, werden al in een eerder traject uitgeselecteerd. De Amerikaanse pianist Charles Rosen zei het goed: “Dat is het verschil tussen de amateur en de professional: ze hebben beiden plankenkoorts, maar de amateur toont het en de professional verbergt het.”

Voetballers die het tot een EK schoppen, hebben al sinds hun prilste jeugd hun concurrenten zien afhaken. Ze voelen zich de winnaars van een onophoudelijke meritocratie. Niemand krijgt een uitnodiging voor de Rode Duivels op basis van nepotisme of waar hij op school heeft gezeten. De Nederlandse bondscoach Frank de Boer selecteerde niet eens de vriend van zijn eigen dochter, Calvin Stengs, hoewel de keuze voor de aanvaller voetbaltechnisch best te verdedigen was geweest.

Als je voor België speelt, dan geven je teamgenoten bijna niets om je huidskleur of je club of je seksualiteit, als je maar het vereiste prestatieniveau haalt. Lilian Thuram, recordinternational van Frankrijk, die na zijn carrière antiracismeactivist is geworden, zegt: “Ik ben in het voetbal nog nooit een racist tegengekomen. Misschien waren ze er wel, maar ik heb ze niet gezien. Weet je waarom? Omdat mensen die racist zijn ‘de ander’ meestal niet kennen. In het voetbal delen we dingen. En in het voetbal is het moeilijker om te discrimineren, omdat we op hele specifieke prestaties worden beoordeeld.”

Minachting voor normale mensen

Iemand die denkt een meritocratisch succes te zijn, zal bijna onvermijdelijk tot arrogantie en minachting neigen. De beste voetballers hebben vaak een grote mond, omdat ze het spel beter interpreteren dan de coach. En als ze naar de burgerbevolking kijken, zien ze mismaakte dikkerds die decennialang saai en matig werk doen, in beroepen met amper kwaliteitscontroles.

Topsporters begrijpen niet hoe we onze spanningsloze levens tolereren. Het hoogtepunt van veel burgerloopbanen is een promotie, een compliment van de baas of zelfs het moment van pensioen. Geen wonder dat succesvolle voetballers zo lang mogelijk blijven doorgaan, om vervolgens op zoek te gaan naar nieuwe adrenalinekicks: denk aan de overambitieuze zakelijke investeringen van Cruijff, of het cocaïne- en alcoholgebruik van Maradona.

Marcus Rashford werd erg populair met zijn succesvolle campagne om de Britse regering te overtuigen arme kinderen in de zomervakantie gratis schoolmaaltijden aan te bieden.Beeld AP

De meeste voetballers die ik heb geïnterviewd, waren vriendelijk en beschaafd, met uitschieters naar boven als de geboren psycholoog Frank Rijkaard, en naar beneden als de Franse spits Nicolas Anelka, die aan een persoonlijkheidsstoornis leek te lijden. Maar in ontmoetingen met normale mensen kunnen voetballers hun minachting niet altijd onderdrukken.

Veel voetballers gaan de buitenwereld zien als een stel slecht ruikende figuren die bij de hekken van de trainingsveld staan te gluren, aan hun lijf gaan hangen, of beledigingen naar hen schreeuwen. Als een voetballer met zijn vrouw en kinderen in een restaurant zit, moet hij soms wel vijftien keer voor een selfie poseren. Eén van de vele psychologen die voor FC Barcelona werken, vertelde me dat voetballers het risico lopen door roem ‘ontmenselijkt’ te worden: “Mensen zien de speler als superman. Als je contact verliest met de realiteit, dan werkt niets meer.” Dat ligt echter niet alleen aan de spelers. Het zijn vooral de fans die hen ontmenselijken.

Een ster als Mbappé, die er merkwaardig genoeg in is geslaagd een verstandige, nadenkende jonge man te worden, leeft als een luxegevangene. “Een fan geeft je enorme liefde”, vertelde hij mij in april. “Maar soms is het een overmaat aan liefde, en misschien respecteert hij je intimiteit niet. Het is onmogelijk om op een normaal leven te hopen, maar een klein beetje respect voor je privéleven is niet te veel gevraagd, denk ik.” Mbappé heeft ooit verzucht dat als zijn toekomstige kinderen hem straks naar zijn jeugdavonturen vragen, zijn antwoord zal zijn: Ik had er geen.

Kylian Mbappé leeft als een luxegevangene: 'Het is onmogelijk om op een normaal leven te hopen, maar een klein beetje respect voor je privéleven is niet te veel gevraagd, denk ik.'Beeld Photo News

Het ergste wat voetballers in de 21e eeuw is overkomen, is waarschijnlijk de smartphonecamera. Spelers leven voortdurend in angst dat iemand een indiscrete foto of video maakt. Daarom moeten mensen die met hen uit mogen gaan soms hun telefoon inleveren. Sommige voetballers zitten in een nachtclub in een privézone met uitzicht op de dansvloer, en gaan met een bewaker van de club naar de wc.

Beroemde spelers beperken hun sociale kring vaak tot familieleden, jeugdvrienden en een select groepje ploeggenoten, omdat ze leren dat bijna iedereen die ze ontmoeten iets van hen wil. Mensen maken graag neerbuigende grapjes over een celebritystel als Yannick Carrasco en de voormalige Miss België Noémie Happart, zeker als ze uiteindelijk scheiden, maar het kan voor beroemdheden gemakkelijker zijn om begrip te vinden bij iemand die in dezelfde gouden kooi zit.

Al hun angst en achterdocht voor de buitenwereld is terecht. Voetballers worden inderdaad omringd door mensen die hen proberen te gebruiken, voor het geld of om iets van hun roem te lenen. Geen wonder dat voetballers op hun beurt vaak anderen gebruiken, als seksobject of als onbetaalde slippendragers voor bijna alle klusjes. Als een topvoetballer een vliegticket of een nieuwe telefoon nodig heeft, wordt het door iemand anders geregeld.

Een voormalig zaakwaarnemer vertelde me dat voetballers alles uitbesteden aan loopjongens, behalve voetbal, seks en soms shoppen. Volgens hem ontbreekt het de meesten van hen aan empathie, omdat ze zijn opgegroeid in een competitieve, achterdochtige mannenwereld, waar iedereen die niet aan de kwaliteitsnormen voldoet wordt weggestuurd.

Een hele entourage

De stijgende salarissen hebben het leven van voetballers ingewikkelder gemaakt. Voor spelers is geld niet in de eerste plaats een betaalmiddel. Als je 10 miljoen euro verdient maar niet naar buiten kunt, kun je sowieso niet veel opmaken. Geld vertegenwoordigt eerder iets immaterieels: het is de belangrijkste maatstaf voor status. Daarom vroeg de Nederlandse profvoetballer Wesley Sneijder ooit aan de toenmalige Vitesse-keeper Piet Velthuizen hoeveel hij eigenlijk verdiende. “400.000 euro”, antwoordde Velthuizen trots. Voor een jonge doelman van een Nederlandse provincieclub was dat veel geld en status. Waarop Sneijder voorrekende dat hij bij Inter het tienvoudige verdiende. Cruijff legde het al in 1997 uit: “De graad van waardering wordt in geld uitgedrukt. Het gaat dus om de hiërarchische positie die je inneemt.” Als clubs de spelers in pepernoten zouden uitbetalen, zouden de meeste voetballers daar waarschijnlijk vrede mee hebben, zolang de ene speler maar meer pepernoten kreeg dan de ander.

Mannelijke topvoetballers verdienen genoeg om een hele entourage te onderhouden. Als jonge spelers bij een buitenlandse club tekenen, huren ze vaak een villa waar ze een huishouden opzetten met hun zaakwaarnemer, hun fysiotherapeut, hun vriendin van dat moment, wat oudere familieleden, een paar onduidelijke aanhangers, en vrienden van vroeger die financieel afhankelijk van de speler zijn geworden.

Na zijn huwelijk begint een voetballer aan een andere levensfase: van gele Ferrari naar zwarte Range Rover. Maar huwelijken tussen voetballers en gewone mensen balanceren op een soms ondraaglijke mate van ongelijkheid. Een voormalige bankier uit Barcelona vertelde dat een zaakwaarnemer drie bankrekeningen had geopend voor een nieuwe aankoop van Barça: een gezamenlijke rekening van de speler en zijn vrouw, een tweede voor de vaste lasten en een derde waar zijn vrouw niets van afwist.

Vrouwelijke voetballers leven anders. Lieke Martens, die in 2017 het EK met Nederland won en tot FIFA-voetbalster van het jaar werd gekozen, speelt ook bij FC Barcelona. In mei won haar ploeg de Europese Champions League voor vrouwen. Maar zij moet het in Catalonië doen met een beperkt aantal familiebezoeken per jaar, en kan geen villa betalen. Martens: “Mannelijke voetballers nemen hun hele gezin mee en kunnen hun eigen huisje creëren. Zo werkt het nog niet bij het vrouwenvoetbal. Ik krijg af en toe nog steeds wel last van heimwee.”

Grote ego’s

Veel voetballers hebben zichzelf omringd met werknemers die een barrière tussen hen en hun club vormen. Vandaag de dag staat een belangrijke speler aan het hoofd van een klein bedrijf, dat kan bestaan uit zijn zaakwaarnemer, zijn socialmediamanager, zijn fysiotherapeut en stylist. Hij betaalt hen uit eigen zak.

De relatie tussen spelers en hun clubs is daarmee steeds afstandelijker geworden. Vroeger dacht ik dat topvoetballers leken op hooggekwalificeerde werknemers in andere bedrijfstakken. Voetballers, dacht ik, wilden werken voor een organisatie waar ze verzekerd waren van beroepsmatige bevrediging, een hoog inkomen en erkenning. Als dat niet kon bij hun huidige club, dan vertrokken ze gewoon naar een volgende. Ze dachten niet zoals supporters. Ze hadden geen gevoel bij het clubembleem, hun trainer of hun ploeggenoten.

Inmiddels geloof ik dat de relatie nog zakelijker is dan dat: topvoetballers van nu zijn een soort huurlingen. Ze komen bij een bepaalde club of nationaal elftal bij elkaar om aan een kortlopend project te werken, zoals acteurs die een film maken. Ze verlenen zo’n drie uur per dag hun diensten aan het team, terwijl ze ook nog werken voor hun sponsors, liefdadigheidsinstellingen en misschien ook wel hun personal brand.

Soms kunnen werkgevers een speler slechts moeizaam te spreken krijgen. Jorge Valdano klaagde in 2010, toen hij technisch directeur van Real Madrid was: “Vijfentwintig jaar geleden was het contact heel direct. Het was allemaal veel eenvoudiger. Een voetballer was een werknemer, met rechten maar vooral verplichtingen. Vandaag de dag zijn er een heleboel lagen tussen de club en de speler. Soms heb je nog altijd te maken met de speler zelf. Maar andere keren is het zijn vader, de zaakwaarnemer van de speler, het hoofd communicatie van de speler, of zijn vriendin.”

Een coach moet tegenwoordig spelers overtuigen, niet bevelen. De ‘generaals’ op de bank van het type Ernst Happel of Alex Ferguson zijn uitgestorven. Een machotrainer die de wil van zijn spelers probeert te breken, of hen tracht te ‘motiveren’, zal in het huidige voetbal de strijd bijna altijd verliezen. Moderne coaches hebben de fantasie laten varen dat ze hun mobiele, multinationale, superrijke, bijna onvervangbare spelers kunnen domineren. De meeste voetballers hebben bovendien grote ego’s, machtige zaakwaarnemers, en journalistieke waakhonden. In een sector die op talent drijft, is dominantie door het talent onvermijdelijk.

Sociaal activisme

De stijgende macht en opleidingsniveau van de spelers verklaart ook het nooit eerder vertoonde politiek activisme van deze generatie voetballers. Tijdens de Black Lives Matter-protesten van 2020 knielden teams in Europa maandenlang voor de aftrap. Manchester City en Chelsea deden het nog voor de aftrap van de Champions League-finale in mei. Veel ploegen knielen ook op het EK voor de aftrap van elke wedstrijd; het Engelse team trotseert daarbij het boegeroep van een deel van de eigen fans.

De Engelsen gaan voorop in het nieuwe activisme. Voetballers in de Premier League, geleid door de Engelse international en Liverpool-aanvoerder Jordan Henderson, deden tijdens de pandemie tevens grote donaties aan de National Health Service. De jonge Engelse spits Marcus Rashford, die heel goed weet hoe het is om als kind niet genoeg te eten te krijgen, ondernam een succesvolle campagne om de Britse regering te overtuigen arme kinderen in de zomervakantie gratis schoolmaaltijden aan te bieden.

Maar de moderne voetballer komt voor allerlei verschillende zaken op. De Fransman Paul Pogba, een gelovige moslim, schoof op een persconferentie tijdens het EK blikjes Heineken voor zich weg, zoals de gezondheidsfreak Cristiano Ronaldo dat eerder had gedaan met Coca-Cola. Ze zijn zo machtig dat niemand hen op de vingers kan tikken.

Cristiano Ronaldo.Beeld Pool via REUTERS

Dit sociaal activisme staat op gespannen voet met het multimiljonairsbestaan. Slimmere voetballers zijn zich heel goed bewust van de tegenstelling. Trots als ze zijn op hun salarissen, lopen velen tegelijkertijd met schuldgevoelens rond. Dat geldt vooral voor voetballers als Maradona en de Braziliaan Romário (nu een linkse senator in het nationale parlement) die in krottenwijken zijn opgegroeid en zichzelf als politieke radicalen beschouwden.

Dergelijke schuldgevoelens kunnen soms zelfdestructief gedrag aanwakkeren. Veel voetballers proberen bijna op goed geluk hun rijkdom te herverdelen. Ferran Soriano, tegenwoordig algemeen directeur van Manchester City, schrijft: “Ik heb voetballers honderdduizenden zien uitgeven aan auto’s die ze niet kunnen gebruiken, maar ik heb ze ook 500 euro aan een bedelaar zien geven.” Hier spreekt een verlangen uit om hun verloren contact met de maatschappij te herstellen.

Een versie van deze bijdrage verscheen eerst in De Groene Amsterdammer