©  BELGA

Tourrenners blijken langer te leven: hoe (on)gezond is het rijden van de Tour de France?

De Tour de France is een van de zwaarste sportwedstrijden ter wereld. Drie weken lang je toch al zo broodmagere lijf afbeulen, dat moet haast wel slecht zijn voor je. Maar is dat ook zo?

Robin van der Kloor

Ze vallen bij de vleet, breken hier en daar een bot, putten zichzelf drie weken lang uit in de verzengende hitte, tegen het onverantwoorde aan soms. Dagelijks jagen ze er met gemak vijfduizend kilocalorieën doorheen. Het rijden van de Tour de France móet haast wel ongezond zijn voor een lichaam, zou je denken. “Toch ontbreken de cijfers om deze stelling te onderbouwen”, zegt bewegingswetenschapper Matthijs Hesselink van de Universiteit Maastricht. “Het kleine beetje onderzoek dat hiernaar gedaan is wijst zelfs op een ander beeld: renners die in hun leven de Tour de France hebben gereden worden ouder dan gewone mensen.”

De Universiteit van Parijs onderzocht in 2012 alle Franse wielrenners die ooit de Tour reden en ontdekte dat ze een hogere levensverwachting hadden, tot wel vijftien procent, dan niet-topsporters. Zelfs ondanks het - zeer waarschijnlijke - gebruik van verboden middelen. Ze zijn dus extreem fit tijdens hun loopbaan en nemen die fitheid over het algemeen ook mee naar hun oude dag. Het is echter te kort door de bocht dan maar te zeggen dat de Tour en topsport in het algemeen gezond is. “Het kan ook zo zijn dat de Tour wel ongezond is, maar deze renners uit zichzelf zo gezond zijn dat ze ondanks de nadelen van de Tour langer leven”, zegt Hesselink.

Dat Franse onderzoek mag dan wijzen op langere levensduur, er kleven wel degelijk flinke risico’s aan de Tour. Allereerst zijn er de acute gevolgen, zegt Hesselink, die tijdens de Tour kunnen gebeuren. “Valpartijen en daarbij behorende botbreuken zijn een reëel gezondheidsrisico, al zie je wel dat veruit de meeste renners volledig herstellen en daar in hun latere leven betrekkelijk weinig last van hebben.”

Botdichtheid

Toch wordt het aantal botbreuken in het peloton door medici en wetenschappers met zorg gevolgd. Bewegingswetenschapper Luuk Hilkens uit Sint Joost deed onderzoek naar de botdichtheid van wielrenners en een aantal resultaten was ronduit schokkend. Sommige profs hebben de botdichtheid van een zeventigjarige en enkelen lijden zelfs al aan osteoporose, oftewel botontkalking.

Wielrennen is in twee opzichten slecht voor de botdichtheid: de vloeiende fietsbeweging is niet belastend voor botten, waardoor er ook geen botopbouw plaatsvindt in het lichaam. Dit in tegenstelling tot hardlopen, voetbal en wandelen. Juist omdat wielrenners buiten het fietsen zo veel mogelijk rusten blijft botopbouw vaak achter. Daarnaast is magerzucht een oorzaak. Veel Tourrenners willen vanwege de voordelen bij het klimmen zo licht mogelijk zijn. Door zo weinig mogelijk te eten hebben ze een lage beschikbaarheid van energie, die het lichaam nodig heeft om basisprocessen uit te voeren. De opbouw van botmassa hoort daarbij.

Hoewel er een sterk vermoeden is dat verminderde botdichtheid eerder tot botbreuken leidt na een val zijn er geen cijfers beschikbaar die dat bevestigen. Hilkens, verbonden aan de HAN University of Applied Sciences: “Daarvoor wordt nog niet lang genoeg onderzoek gedaan. We weten wel dat tussen 2010 en 2017 veruit de meeste uitvallers in de Tour botbreuken hadden en dat velen van hen ook nog geopereerd moesten worden”.

Het zorgwekkendste aan dit verhaal is dat de mens tussen zijn twintigste en dertigste levensjaar een piek bereikt in de botmassa en deze daarna alleen maar afneemt. Wielrenners die een lage piek hebben, zullen dus waarschijnlijk nooit meer op een hoog niveau komen. Welke gevolgen dat op latere leeftijd heeft is onbekend, want onderzoeken daarnaar worden pas een paar jaar gedaan, stelt Hilkens. Hij vraagt meer aandacht voor het probleem en pleit er voor de opbouw van botmassa van jongs af aan op te nemen als onderdeel van training.

Overigens hoeven renners niet meer met een overschot van een paar kilo te beginnen aan de Tour om zo aan het eind nog fit te zijn. Vroeger konden ze niet op eten tegen hun energieverbruik, maar dankzij de kennis over voeding vallen renners nu nauwelijks meer af tijdens de Tour.

Verstoorde slaap

Een verrassend mogelijk risico voor Tourrenners is verstoring van de slaap en de gevolgen. Hesselink: “De invloed van slaap op prestaties en gezondheid moet niet onderschat worden. Structureel verstoorde slaap kan leiden tot problemen met de stofwisseling”.

Veel mensen herkennen misschien wel dat ze lastiger in slaap komen als ze ’s avonds intensief hebben gesport. Vanwege de extreem zware arbeid die wielrenners in de Tour leveren kan dat probleem ontstaan en structureel worden. Uit onderzoek is gebleken dat topsporters slechtere slaapkwaliteit hebben dan niet-sporters. Onderzoek bij piloten en stewardessen, die zeer onregelmatig slapen, wees op uitputting maar ook op problemen met bloeddruk, verstoorde bloedsuikerspiegel en verhoogd risico op hart en vaatziektes.

Dan is er het immuunsysteem, vanwege de coronapandemie uitgebreid in de belangstelling. Normaal sporten is goed voor de weerstand, mits je erna goed rust. Epidemioloog Evert Verhagen van het Amsterdam UMC: “Wat een Tour per definitie doet is een aanslag plegen op de weerstand. Renners krijgen niet de benodigde rust om voldoende te kunnen herstellen van hun inspanning. Dit hou je nog wel een week vol - zeker al je goed getraind bent - maar daarna slaat het lichaam terug. Het lichaam komt in een katabole toestand (je gebruikt je eigen spieren als energiebron), het aantal rode bloedcellen neemt af, en het aantal vrije radicalen (stoffen die cellen en weefsel kunnen beschadigen, red.) neemt toe.”

Dit laatste heeft weer een grote impact op het immuunsysteem en draagt bij aan een hogere kans ziekten op te lopen, stelt Verhagen. “Een verkoudheid bijvoorbeeld. Zeker in deze editie van de Tour, met Covid nog in de bredere populatie, kan dat een probleem vormen door de grotere vatbaarheid voor infecties.”

Hartstilstand

Een ander risico is een acute hartstilstand. De laatste jaren zijn onderzoeken verschenen die erop wijzen dat extreme duursporten tot een iets verhoogde kans op hartfalen kunnen leiden. Maar dat gaat om uitzonderingen, waarin nog veel andere elementen een rol kunnen spelen, zoals genetische defecten. “Soms zien we door langdurige duurtraining aanpassingen in de elektrische geleiding van het hart die tot problemen kan leiden”, zegt Hesselink.

Wat in dit hele verhaal niet vergeten mag worden is dat de wielrenners die meedoen aan de Tour daar door natuurlijke selectie terecht zijn gekomen. Ja, het is een zware belasting voor het hart, maar dat van hun kan het blijkbaar aan. Wij gewone stervelingen moeten er niet aan beginnen, want de Tour is niet weggelegd voor normale mensen.