Kinderen uitstekend gevaccineerd, ouders hinken achterop
Van alle Vlaamse peuters, van 18 tot 24 maanden oud, is meer dan 85 procent volledig in orde met het vaccinatieschema. Bij de zestienjarigen is dat 70 procent. Zo zijn 9 op de 10 zestienjarige meisjes ingeënt tegen het virus dat baarmoederhalskanker kan veroorzaken.
De vaccinatiegraad voor de mazelen, de bof en rubella blijven volgens de onderzoekers een aandachtspunt. De eliminatiegraad van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van 95 procent wordt daar nog niet gehaald. "Globaal is het Vlaamse vaccinatieprogramma een groot succes. Bepaalde ziektes die vroeger kinderlevens eisten, zijn door de vaccinaties nagenoeg verdwenen", zegt Vlaams minister van Welzijn Jo Vandeurzen (CD&V).
Ouders kunnen zich nog beter laten vaccineren
Bij ouders ligt de vaccinatiegraad lager, waardoor kinkhoest en mazelen blijven rondgaan. Slechts 46 procent van de vaders en 56 procent van de moeders met jonge kinderen zijn beschermd tegen mazelen. En dat is niet zonder risico. Omdat kinderen pas op de leeftijd van 12 maanden hun eerste prik tegen mazelen krijgen, zijn dus veel gezinnen met baby’s vatbaar voor mazelen.
Ook op vlak van kinkhoestvaccinatie kan het nog beter. Zo laat maar zeventig procent van de zwangere vrouwen zich er tegen inenten. Een vaccinatie tegen kinkhoest is belangrijk om baby's in de eerste levensmaanden te beschermen. Kinkhoest kan voor pasgeboren baby's gevaarlijk en zelfs dodelijk zijn. "Wanneer de moeder gevaccineerd is tijdens haar zwangerschap, krijgt ze voldoende antistoffen die ze kan doorgeven aan haar kind, waardoor het kind gedekt is voor de eerste levensmaanden", zegt professor Heidi Theeten van de Universiteit Antwerpen. Ook voor griep laat amper de helft van de zwangere vrouwen zich vaccineren. Terwijl griep tijdens de zwangerschap ernstige complicaties kan veroorzaken.
Minister Vandeurzen, wil nu via campagnes zwangere vrouwen aanmoedigen om zich meer te laten vaccineren.
Sociaal zwakkere groepen hinken achterop
Bovendien blijken het inkomen en de afkomst van ouders een belangrijke rol te spelen. Jongeren met ouders van allochtone afkomst, Europees of niet-Europees, zijn minder vaak ingeënt dan hun autochtone leeftijdsgenoten.
"Dat blijft inderdaad een pijnpunt, en dat is een algemene problematiek in het preventief gezondheidsbeleid", geeft ook Vandeurzen toe. "We moeten de gezondheidswerkers die met die groepen in contact komen sensibiliseren en op de hoogte brengen van deze problematiek. Inzetten op lokale gemeenschappen waarin de mensen leven, is de meest effectieve strategie", besluit de minister.