Direct naar artikelinhoud
NieuwsWoon-zorgcentra

Leegstand in woon-zorgcentra groeit: ‘Ze moeten zich heruitvinden als ze willen overleven’

Ouderen wachten steeds langer om naar verzorgingstehuizen te trekken.Beeld Eric de Mildt

De Belgische woon-zorgcentra hebben het steeds moeilijker om nieuwe bewoners aan te trekken. In mei was 8,75 procent van de bedden in Vlaamse instellingen leeg, in Brussel en Wallonië ging het om een veelvoud. ‘De centra moeten zich heruitvinden als ze willen overleven.’

Verplichte en langdurige isolatie voor bewoners, een starre bezoekersregeling en ruim 12.000 doden. Het coronavirus bracht de woon-zorgcentra in ons land sinds maart vorig jaar heel wat imagoschade toe. De gevolgen daarvan zijn merkbaar in de cijfers over de bezetting in de instellingen. Het Agentschap Zorg & Gezondheid laat weten dat de leegstand in mei 8,75 procent bedroeg, zo’n 3,51 procent hoger dan het gemiddelde van de drie jaar voor de coronacrisis. Een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen leert dan weer dat het aantal onbenutte bedden in Waalse en Brusselse instellingen tussen 2019 en 2020 met 6,5 procent steeg. 

Volgens Jozef Pacolet, expert sociaal beleid aan de KU Leuven, biedt het hoge sterftecijfer slechts een gedeeltelijke verklaring voor de leegstand in woon-zorgcentra. “We zien al jaren dat ouderen steeds langer wachten om naar verzorgingstehuizen trekken. Ze hebben het moeilijk om hulp te aanvaarden en willen de autonomie om over hun eigen dagindeling te beslissen niet opgeven. Dat verklaart ook waarom thuiszorg en serviceflats steeds meer aan belang winnen.”

Pacolet gelooft verder dat de coronacrisis het beeld van woon-zorgcentra als plekken waar zorgbehoevenden onafhankelijk en vrij kunnen leven sterk heeft geschaad. “Vroeger reageerden veel ouderen koeltjes op de notie van een woon-zorgcentrum, vandaag zijn ze er ronduit bang voor. De angst om wekenlang eenzaam opgesloten te worden en om er een besmetting op te lopen, leeft enorm.”

Margot Cloet, gedelegeerd bestuurder bij Zorgnet-Icuro, vreest dat een langdurige leegstand in woon-zorgcentra negatieve gevolgen kan hebben voor de gezondheid van zorgbehoevenden en hun omgeving. “Als mensen die in een onaangepaste woning leven minder mobiel worden, kunnen ze op een bepaald moment vallen en een ernstige breuk oplopen. Ondertussen zijn ze vaak aangewezen op de ondersteuning van mantelzorgers, voor wie de druk vaak erg groot wordt.”

Uit onderzoek van Pacolet blijkt dat de gemiddelde leeftijd van de bewoners in Vlaamse woon-zorgcentra tussen 2008 en 2018 van 85 naar 87 jaar steeg. Daarnaast veranderde ook het ‘klassieke’ profiel van de ouderen die in zulke instellingen verblijven. “De meeste mensen verhuizen pas naar een woon-zorgcentrum wanneer er echt geen andere keuze meer is en een onderliggend gezondheidsprobleem hun mobiliteit beperkt”, zegt Pacolet. “Daardoor hebben ze veel meer nood aan meer intensieve en gespecialiseerde hulp.” Dat betekent dat de centra in de toekomst meer een beroep zullen doen op hoogopgeleide gezondheidsprofessionals. “De overheid zal in de toekomst dus grotere budgetten moeten vrijmaken om die ondersteuning te financieren.”

De Waalse en Brusselse regering zetten binnenkort een campagne op om de aantrekkelijkheid van hun woon-zorgcentra op te krikken, maar bij het kabinet van Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) zijn er voorlopig geen plannen in die richting. Hij vindt het positief dat mensen zolang mogelijk thuis blijven wonen en wijst erop dat woon-zorgcentra voor hun leegstand vergoed werden. 

Appartement, geen gevangenis

Chantal Van Audenhove, directeur van het Centrum voor Zorgonderzoek en Consultancy LUCAS (KU Leuven), gelooft wel dat de coronacrisis een gelegenheid kan bieden om over de invulling en functie van moderne woon-zorgcentra na te denken. “Het zou bijvoorbeeld interessant zijn als permanente zorginstellingen meer in de stads- en dorpskernen lagen. Zo zouden bewoners zich meer bij het maatschappelijke leven betrokken voelen en lopen ze minder risico op vereenzaming.” 

Pacolet gelooft eveneens dat de ruimtelijke omkadering van de centra een grote invloed heeft op hoe ze gepercipieerd worden. “De centra zullen zich moeten heruitvinden als ze willen overleven. Het is daarbij belangrijk om mensen op termijn grotere leefruimtes aan te bieden. Zo krijgen ze meer het gevoel dat ze in een groot appartementencomplex wonen en niet in een soort gevangenis.”

Cloet wijst erop dat er in grote steden als Antwerpen en Brussel te veel woon-zorgcentra gebouwd werden en dat het waarschijnlijk niet mogelijk zal zijn om alle vrije plaatsen snel in te vullen. Van Audenhove vindt dat niet noodzakelijk een probleem: “Met een lager bewonersaantal is het mogelijk om voor een meer persoonlijke aanpak te kiezen. Zorgbehoevenden kunnen dan aangemoedigd worden op basis van wat ze wel nog kunnen. Het blijft sowieso belangrijk om verder in te zetten op een uitbreiding van het activiteitenaanbod." 

De vaste bingoavond kan in verschillende centra misschien eindelijk van de weekkalender geweerd worden, maar Pacolet ziet nog een belangrijker voordeel in de huidige leegstand. “Ouderen krijgen straks vaker keuzevrijheid om een woon-zorgcentrum te kiezen dat bij hun wensen aansluit. Op die manier kan de mond-tot-mondreclame beter zijn werk doen en profiteren instellingen die weinig kwaliteit leveren minder van de drukke markt. Als zij overkop gaan, komt dat het imago van de sector uiteindelijk ten goede en krijgt de huidige crisis alsnog een mooie nevenwerking.”