Direct naar artikelinhoud
AchtergrondOlympische films

Waarom films over de Olympische Spelen ook hoogtepunten voor cinefielen zijn

Montreal 1976. Sinds Leni Riefenstahl bedacht dat het ontsteken van de vlam een mooie introductie zou zijn van haar documentaire Olympia, begint menige official Olympic film met iets brandends.Beeld K2 / Filmstill

Een traditie op zich: de officiële film over de Olympische Spelen, en niet alleen voor sportliefhebbers. Een ode aan een schitterend genre, met de markantste momenten uit een eeuw olympische films van Stockholm tot Tokio. 

Veelal onbekend voor menig liefhebber van de Olympische Spelen: het fenomeen van de officiële bioscoopfilm die van haast elke editie van de Spelen wordt gemaakt. De documentaires van veelal gerenommeerde regisseurs geven niet alleen een tijdsbeeld van hoe de spelen door de jaren zijn verlopen. Ze zijn ook een hink-stap-sprong door de filmstijlen van de afgelopen honderdtwintig jaar en de technische mogelijkheden van registratie en verspreiding.

Het zijn deze films, met name vanaf Olympia van Leni Riefenstahl uit 1938, die de manier waarop sport in beeld wordt gebracht blijvend hebben beïnvloed. Kijkend naar de filmgeschiedenis van de Zomerspelen komen vragen op: wat zijn de vaste elementen door de jaren heen? In hoeverre is de verbeelding van heroïek en nationalisme veranderd? En hoe gingen de door het Internationaal Olympisch Comité geautoriseerde films om met politiek en sociaal protest?  

De vlam

Geen Olympische Spelen zonder een flikkerende vlam. Natuurlijk, er zijn in elke openingsceremonie nog andere vaste ingrediënten, maar een brandende fakkel die door een hollende atleet onder ovationeel applaus een (liefst verduisterd) stadion wordt binnengedragen, dat is toch hét moment. Ook op film.

Traditiegetrouw wordt het vuur voor aanvang van de Spelen in de tempel van Hera in het Griekse Olympia ontstoken. Dat gebeurt op authentieke manier, met behulp van weerkaatsend zonlicht in een holle spiegel, uitgevoerd door Griekse actrices in klassiek geplooide jurken. Weinigen zullen echter beseffen dat de vuursymboliek pas in 1928 in Amsterdam ontstond, dankzij architect Jan Wils, die bij het Olympisch Stadion een marathontoren bedacht waarop het vuur dag en nacht zou branden.

Dat de filmische aandacht voor de brandende fakkel pas in 1936 in het nazistische Berlijn begon, zal niemand verbazen: Adolf Hitler was er dol op. Net als regisseur Leni Riefenstahl, die bedacht dat het ontsteken en in estafette overbrengen van de vlam naar Berlijn stilistisch een mooie introductie zou zijn van haar documentaire Olympia. Sindsdien begint menige official Olympic film met iets brandends, hetzij een vervormde opkomende zon, een abstracte vuurzee of, zoals in de Melbourne-film uit 1956, een hoogoven waarin een rood opgloeiende arbeider vervaarlijk staat te poken.

Olympia

Dat de spelen van 1936 aan Berlijn werden toevertrouwd, was voor Hitler een godsgeschenk. Hij kon de wereld laten zien hoe prachtig en overweldigend modern zijn nieuwe Duitsland was. Als regielieveling van de Führer werd Leni Riefenstahl benaderd. Al eerder, in 1934, had zij marcherende en luid brullende soldatenmassa’s op de Neurenbergse partijdagen tot Hitlers volle tevredenheid vastgelegd, in het propaganda-epos Triumph des Willens.

Olympia van Leni Riefenstahl.Beeld K2 / Filmstill

Maar omdat de nazi’s in 1936 wel zo slim waren de buitenwereld geen arisch gebrul voor te schotelen, kozen ze voor een Neurenberg-lightversie. Met veel aandacht voor de heilzame betekenis van sport voor de algehele gezondheid en met de gelikte esthetiek van glimmend gespierde lijven, waarmee de olympische mythe aan de Germaanse mythe werd gekoppeld. Maar ook met aandacht voor de Amerikaanse atleet en viervoudige prijswinnaar Jesse Owens en andere donkere sporters. De spelen als een waarachtig Fest der Schönheit en Fest der Völker, zoals de beide delen heetten – waarna de Joden, zigeuners en communisten gewoon weer werden opgepakt en afgevoerd naar de Duitse concentratiekampen, net als ervoor.

Beeldrevolutie

Ondanks de arische ondertonen geldt Olympia als de moeder aller olympische films. Tot dan toe waren de documentaires niet meer dan een veredelde montage van amateuristisch gedraaide wedstrijdverslagen. Opgenomen met zware, vaste camera’s gaven ze een statisch zwart-witbeeld van wat in werkelijkheid draaide om snelheid en souplesse. Je mocht al blij zijn als de winnaar finishend was te zien.

Riefenstahl monteerde camera’s op verrijdbare trolleys, gebruikte immense telelenzen (waarmee een nerveus trillende neusvleugel van grote afstand dichtbij kon worden gehaald) en onderwatercamera’s bij het schoonspringen. Ze liet kuilen graven voor een dramatisch kikvorsperspectief en liet een zeppelin overvliegen voor machtige totaalbeelden. Ook was ze niet te beroerd om uitgeputte finalisten in de avonduren nog eens op te trommelen voor een beter shot. Alles gedraaid met veertig camera’s, vastgelegd op 400 kilometer film, met een budget van anderhalf miljoen Reichsmark. De sportfilm zou nooit meer hetzelfde zijn.

De marathon

De afstand is op zich al legendarisch: 42 kilometer en 195 meter, van Marathon naar Athene. Zo’n 2.500 jaar geleden in hoog tempo afgelegd door een even plichtsgetrouwe als overmoedige soldaat, om in Athene de overwinning van de Atheners op de Perzen te melden met de woorden chairete, nikomen (‘gegroet, we hebben gewonnen’) – wat tevens zijn laatste waren.

Hoewel niet de langste afstand (dat is 50 kilometer snelwandelen) wordt de marathon gezien als het uitputtendste onderdeel van de Spelen. Reden voor de meeste regisseurs om de afpeigering nauwgezet en dramatisch in beeld te brengen. Met veel close-ups van vermoeide gezichten, al dan niet afgetopt met een geknoopte zakdoek.

De Ethiopische hardloper Abebe Bikila in Tokio 1964: nooit werd de marathon zo fraai en heroïsch in beeld gebracht.Beeld K2 / Filmstill

Nooit werd de marathon zo fraai en heroïsch in beeld gebracht als tijdens de Spelen in Tokio in 1964. Verantwoordelijk voor het succes waren twee mannen: de Japanse regisseur Kon Ichikawa en de Ethiopische hardloper Abebe Bikila, die al vier jaar eerder de marathon in Rome had gewonnen, op blote voeten.

In Tokio volgt Ichikawa de hardloper in een vijftien minuten durend eerbetoon vanuit meerdere camerastandpunten. Haast zonder geluid en steeds verder inzoomend op de benen, armen en het hoofd van de soevereine Bikila, die naast hardloper ook lijfwacht van keizer Haile Selassie was – alsof hij de soldaat is die 2.500 jaar eerder het overwinningsbericht overbracht, maar het dit keer wél overleeft.

Zwarte handschoenen

‘The games must go on’, waren de gedenkwaardige woorden die IOC-voorzitter Avery Brundage uitsprak tijdens de spelen van 1972 in München. De woorden klonken daags nadat acht Palestijnen elf leden van de Israëlische equipe hadden gegijzeld en de meesten van hen tijdens de bevrijding waren omgekomen. Gijzeling en bloedbad krijgen in de film Visions of Eight, geregisseerd door maar liefst acht zwaargewichten (onder wie Milos Forman, Arthur Penn en John Schlesinger) nauwelijks enige aandacht. Even weinig trouwens als de bomaanslag, 24 jaar later in Atlanta (twee doden, 110 gewonden), waarna de Spelen ook werden voortgezet.

Politiek en sport, ze worden het liefst niet in één adem genoemd en ook zo min mogelijk tezamen in beeld gebracht. Denk aan het zonder commentaar geserveerde pre-Black Lives Matter-protest van de twee Amerikaanse 200 meter-lopers in 1968 in Mexico, Tommie Smith en John Carlos. Tijdens het spelen van ‘The Star-Spangled Banner’ vierden zij op zwarte sokken en met zwart gehandschoende, gebalde vuisten hun gouden en bronzen medailles.

Mexico City 1968. De Amerikaanse 200 meter-lopers Tommie Smith en John Carlos vieren hun medailles met zwart gehandschoende gebalde vuisten.Beeld K2 / Filmstill

Gunstige uitzondering: de aandacht die regisseur Joeri Ozerov besteedt aan de boycot door de Verenigde Staten en een paar dozijn andere landen van de Olympische Spelen in 1980 in Moskou. De film met de verrassende titel O Sport, You Are Peace!, liet overigens ook zien hoe in de Unie van Socialistische Sovjetrepublieken succesvolle sporters worden gekweekt: door baby’s al kort na hun geboorte in een waterbak onder te dompelen. Ze gaan dan meteen al ‘zwemmen’. Het gebruik van anabole steroïden bleef buiten beeld.

1,1 miljoen eieren

Voor wie een inkijkje wil in de verrichtingen van de atleten is het goed de gewichtheffers te volgen tijdens hun warming-up, hun topprestatie en de coolingdown tijdens de Spelen van München. Vrijwel zonder geluid, op het neerkletteren van de meer dan 200 kilo zware halters na – kebèng – trekt het schouwspel aan je voorbij. We zien hoe een Beierse fanfare het publiek verwelkomt, hoe trainers op hun nagels bijten en hoe vijf militairen de gewichten van het podium tillen die de Russische winnaar, Vasili Ivanovitsj Aleksejev, in zijn eentje boven het hoofd wist te stoten. Ook interessant: wat de twaalfduizend atleten tijdens de zestien olympische dagen hebben verorberd, te weten 84.000 kilo biefstuk, 120.000 broodjes, 600.000 stuks toast, 140.000 liter sinaasappelsap en 1,1 miljoen eieren.

De flop van Fosbury’s flop

De camera was erbij! Toen Ben Johnson zijn omstreden 100-meterrace in Seoul (1988) afraffelde in een recordtijd van 9,79 seconden en hij drie dagen later, uitgezwaaid door een verontwaardigd publiek, zijn koffer mocht pakken, terug naar Canada wegens dopinggebruik. (Achteraf bleken zes van de acht finalisten tijdens de Spelen te hebben ‘gebruikt’, ook publiekslieveling Carl Lewis.) Ook uitgebreid in stopmotionbeelden vastgelegd: de fameuze verspringsprong van Bob Beamon in Mexico, 1968. Beamon verbeterde het wereldrecord met maar liefst 55 centimeter, tot de onmogelijk geachte afstand van 8,90 meter. Daarna sprong hij nog twee meter de lucht in van doldwaze blijdschap.

Bekaaider kwam het artistieke hoogstandje van Dick Fosbury er vanaf. Fosbury lanceerde in 1968 tijdens de Spelen in Mexico een noviteit door bij het hoogspringen niet op zijn buik-en-borstzijde over de lat te duiken, maar ruggelings. Fosbury sprong een olympisch record van 2 meter en 24 centimeter. Er moeten zuchten van verbazing en kreten van opwinding door de arena zijn gegaan. Helaas: in het filmverslag van regisseur Alberto Isaac is de onorthodoxe sprong slechts eenmaal te zien, plus nog een falende poging om over 2,29 meter te zweven. Schande.

De Fosbury flop in 1968, een nieuwigheid goed voor een olympisch record.Beeld K2 / Filmstill