Direct naar artikelinhoud
InterviewFlip Kowlier

‘Soms vraag ik me af of die angstaanvallen mijn leven niet boeiender maken’

Flip Kowlier.Beeld Thomas Sweertvaegher

Hij schreef twee decennia belpopgeschiedenis. Maar de voorbije jaren kwam er geen hoofdstuk meer bij. Al broedt Flip Kowlier op nieuw werk. ‘Acht jaar afwezigheid is echt wel voldoende geweest.’   

In 2001 debuteerde Flip Kowlier als solomuzikant met Ocharme ik. Daarna volgden prachtplaten als In de fik, De man van 31, Otoradio en Cirque. Lang geen kwaad parcours, maar het is wél alweer van 2013 geleden dat er nog nieuw solowerk van de Izegemnaar verscheen. “Ik probeer om niet te vaak in de aandacht te lopen”, schokschoudert hij wanneer we hem ontmoeten in een Gents koffiehuis. “Mensen kunnen je gezicht snel beu worden. Ik trad de voorbije jaren op met Ertebrekers en Admiral Freebee, en dan was er nog de reünie van ’t Hof van Commerce en De ideale wereld waar ik in het huisorkest speel. Als je dan ook meteen een soloplaat uitbrengt, zou iemand al eens kunnen denken: is die kerel daar nu wéér? 

“Maar inderdaad: acht jaar is wel heel lang, zelfs als je dat anderhalf jaar corona meetelt. Nu, ik was wel degelijk bezig met nieuwe muziek, maar ik speelde vooral met ideeën die ik daarna weer meedogenloos afschoot. En ineens kijk je over je schouder en zie je dat er alweer bijna een decennium is gepasseerd.”

Bang dat de inspiratie opdroogt, is hij evenwel nooit geweest. “De ideeën blijven komen. Voor mij voelt het ook altijd gewoon aan als spelen. Heel onbevangen, heel kinderlijk. Ik ga nog altijd op in het verhaal dat ik zelf bedenk. Dat is een geweldig gevoel, waarbij tijd en ruimte ineens verdwijnen. Het is meestal de afwerking waar het zwaarste werk in kruipt.”

Recht op succes

Kowlier kwam in 1996 voor het eerst op televisie als bassist bij My Velma, een powertrio van Jan Leyers. Een jaar later zou hij doorbreken als een derde van de West-Vlaamse hiphopgroep ’t Hof van Commerce. Dan duurt het nog vier jaar voor hij zijn eigen weg baant als soloartiest. 

Kowlier: “Als twintiger vond ik dat ik recht had op succes. Dat was nooit pretentieus bedoeld, maar ik had het gevoel dat ik iets góéds deed en dat er goede dingen mijn weg mochten uitkomen. Misschien was mijn idee om artiest te worden wat naïef. Waar ik bijvoorbeeld geen rekening mee hield, was dat je ook heel veel geluk moet hebben en de radertjes in elkaar moeten klikken. Met mijn hoop en fantasie had ik wellicht bedrogen kunnen uitkomen. (lacht) Gelukkig speelde chance in mijn kaart, en ben ik altijd kunnen blijven doen wat ik wilde doen. 

“Daar voel ik vandaag vooral dankbaarheid voor. Al is dat idee pas doorgedrongen na mijn geflopte danceproject Grapes! in 2009. Ik geloofde daar echt in, ging er helemaal in op en zag al een internationale carrière voor me opdoemen. Maar bij de eerste single was er weinig enthousiasme, en The Subs deden ook wat lacherig over mijn poging. Kristof Michiels (dj 4T4 van ’t Hof van Commerce, GVA) legde het achteraf goed uit: ik kwam niet uit de wereld van de dance, dus ik klonk niet authentiek. Wat dacht ik wel? Mijn toenmalige vrouw gaf me toen ook weinig subtiel te kennen: zou je niet beter nog eens een soloplaat uitbrengen? Haar advies bleek niet onterecht.” (lacht)

Obscure parels

We vertellen hem dat we nog eens door zijn hele solowerk gingen. Twintig jaar comprimeren in een festivalset op Dranouter leek ons alvast onbegonnen werk. Een avondvullend programma is de enige optie, zo véél singles, publiekslievelingen en obscure parels herbergt het solowerk van Kowlier. “De samenstelling vind ik ook best moeilijk. Ik ben niet minder of meer trots op de een of andere song. De enige song die ik onmogelijk kan schrappen is ‘Min moaten’. Dat nummer heeft heel veel voor me gedaan en betekend, en mijn carrière is daarmee ook in een bepaalde richting geduwd.

“Het is nog altijd een vreemd idee om te zien dat ik al twintig jaar soloartiest ben. In 2000 speelde ik mijn eerste concert, in het café de Tuf Tuf Club op de Sint-Kwintensberg in Gent. Ik sloot me toen een half uur lang op in het toilet, en dacht: waarom dóé ik dit hier nu eigenlijk? Ik ben Bono niet. En ik speelde eigenlijk ook niet eens gitaar. (lacht) Heel hoge ambities had ik sowieso niet: ik ging ervan uit dat ik een fractie van het succes van ’t Hof van Commerce zou hebben, en dat leek me al veel. 

“Maar toen ik mijn debuutplaat opnam, voelde ik toch al dat ik iets speciaals in handen hield. Alleen had ik nooit kunnen inschatten in welke mate die plaat haar eigen leven zou gaan leiden. Datzelfde jaar prijkte ik ineens op één in de samengevoegde eindejaarslijstjes van het Nederlandse muziekblad OOR. Onwaarschijnlijk. Al is het verder wel nooit iets geworden bij de noorderburen. De pers had ik mee, de radio niet. VTM is me zelfs ooit gaan volgen tot in Gouda, omdat ik het zogezegd gewéldig deed over de grens. De mensen in de zaal waren méé, al waren het er hooguit tien. Een medaille voor de cameraman die moest laten uitschijnen dat de zaal wat voller leek. (lacht) 

Flip Kowlier meed jarenlang alle nieuwsberichten. 'Ik leefde compleet 'in the dark'.'Beeld Thomas Sweertvaegher

“Ik vond die Nederlandse tournees wel leuk, omdat het uitdagend is om een nieuw publiek voor je te winnen. Ik noch de groep heeft er geld bij ingeschoten. Maar op den duur merkte je gewoon dat een nieuwe tour de moeite niet meer waard was. Het waren hooguit leuke schoolreisjes. Ik vind het eerlijk gezegd wat spijtig dat ik in Nederland nooit groter ben geworden, maar dat is geen molensteen om mijn nek. Ik spiegel me dan eerder aan Raymond van het Groenewoud, die hoogtes en laagtes kende, geen gigantische internationale carrière heeft, maar wél legendarisch is geworden op een kleine lap grond.”

Geweldige concerten waren er in overvloed – Werchter, met Geike, bijvoorbeeld – maar Spinal Tap had ook een goede klant aan Kowlier. “Ik heb ooit eens heel laat op De Nachten gespeeld, en iets voordien had ik al met een andere groep opgetreden. Ik was doodmoe, had al wat te veel gedronken en ik dacht op het moment zelf dat alles zo ellendig tráág vooruitging. Het hielp niet dat ik de mensen ook zag kijken: wat is die daar aan het doen? Dat was heel pijnlijk. 

“In Zuid-Afrika speelde ik ook ooit, en dat concert zette me ook met de voeten op de grond. Dat was een uitwisseling tussen Pukkelpop en het Oppikoppi Festival. Ik speelde ’s middags in een zaal waar makkelijk tienduizend man in kon. Maar de enige toeschouwers die er stonden, waren mijn entourage en de mensen van Pukkelpop die mee op het vliegtuig hadden gezeten. (lacht) Het was wel geen slecht concert, dat telt waarschijnlijk ook. Maar niemand had me gezien.”

‘Bjistje in min uoft’

Voldoende reden om je ellendig te voelen, zou je denken. En ook op dat vlak liet Flip Kowlier zich niet onbetuigd. Toen hij 23 was, net voor zijn eerste soloplaat uitkwam, had hij al een depressie achter de rug. “Toen wist ik nog niet dat er een chemische onbalans meespeelde. Ik groeide op in Izegem, en daar was het nu ook weer niet bon ton om als man over diepe gevoelens te spreken. Al kon ik bij mijn ma als kind meteen op heel veel begrip rekenen. Zij zag al heel vroeg in dat ik met donkere gevoelens worstelde. Het heeft niettemin heel lang geduurd om een onderscheid te kunnen maken tussen angst en depressie, waar ik allebei last van had. Angst is altijd een groter probleem geweest dan mijn depressie. Ik denk zelfs dat het eerste tot het andere leidde. 

“Op de schaal van ernstige psychische aandoeningen staat mijn problematiek best wel laag, hoor. In twintig jaar tijd werd amper 3 procent ingenomen door dat bjistje in min uoft. Het gaat om een gebrekkige aanmaak van het zogenaamde gelukshormoon, waardoor ik af en toe kamp met angstgevoelens en depressie. Ik kan me heel angstig voelen, vanuit het niets. Soms speelt een concreet probleem mee, maar net zo goed kan het zijn dat ik een injectie van paniek krijg. Dat zal wellicht nooit veranderen.”

“Soms vraag ik me af of ze mijn leven niet boeiender maken, die angstaanvallen. Het geeft me alleszins iets om over te schrijven. Drama is mij niet vreemd. Mijn gevoelsleven hou ik meestal liever voor mezelf, en naar het schijnt kom ik in het dagelijkse leven vaak heel kalm en beheerst over. Maar als je dicht genoeg bij me staat, zie je weleens hoe ik vanbinnen sterf. Of hoe euforisch ik kan zijn. In mijn liedjesteksten heb ik diezelfde neiging om te overdrijven, om te dramatiseren. Als kind romantiseerde ik al ellende. (lacht) 

“Die angsten maken nu eenmaal deel van mijn leven uit, dus ik móét er gewoon mee leren leven. Sporten en mindfulness hebben me gelukkig heel erg geholpen, hoe zweverig dat ook mag klinken. En dat ik alcohol heb afgezworen, werkt net zo goed. Uit ervaring weet ik ondertussen dat er een nieuwe dag zal aanbreken, en dat ik niet zal sterven. Angst verlamt je alleen heel even. Maar zolang ik erover kan spreken, en mensen me niet blijken te veroordelen, voelt dat niet meer aan als iets bezwarends.”

Een paar jaar lang heeft Flip Kowlier wel alle nieuwsberichten gemeden, na de terreurdreiging in 2015. Vandaag schermt hij zich minder minutieus af van alle onheilstijdingen. “Ik leefde compleet in the dark, maar sinds ik bij de huisband van De ideale wereld aan de slag ben, sijpelen er wel weer nieuwsfeiten door. Het zou te belachelijk zijn als ik van niets actueels in zo’n programma op de hoogte zou zijn. Maar ik heb wel een jaar of twee, drie geen nieuws gevolgd omdat ik er verschrikkelijk onbehaaglijk van werd. Je werd voortdurend met paniek gebombardeerd. Dus koos ik er bewust voor om geen kranten te lezen, geen nieuwssites of televisiejournaals te volgen. Zelfs de updates op de radio liet ik aan me voorbijgaan. Echt niks. 

“Vandaag is het nieuws nu ook weer niet zo opbeurend, maar ik sta anders in het leven. Wanneer ik iets over de klimaatproblematiek hoor, kan een intelligent mens daar niet meteen vrolijk van worden. Maar ik blijf hoopvol.”

Flip Kowlier speelt vanavond op Dranouter.