Direct naar artikelinhoud
AchtergrondDe kok van Auschwitz

De helse en gevaarlijke terugtocht van Willy en Yvonne naar België: ‘En toen haalde de Hitlerjugend-soldaat een dolk boven’

De helse en gevaarlijke terugtocht van Willy en Yvonne naar België: ‘En toen haalde de Hitlerjugend-soldaat een dolk boven’
Beeld Thomas Nolf

Willy Van Paemel en Yvonne Schollen werden tijdens de oorlog verliefd op elkaar. Toen de Duitsers Willy verplichtten om als kok te gaan werken in Auschwitz, reisde Yvonne hem achterna. Vandaag deel 3: een soldaat van de Hitlerjugend probeerde Yvonne tijdens de terugkeer naar België aan te randen.

“Het moet surrealistisch geweest zijn”, zegt Annie Van Paemel, de dochter van Willy en Yvonne, die samen met filosoof Dirk Verhofstadt het boek schreef. “Mijn moeder beschreef hoe de Duitsers in de dagen voor de bevrijding veel papieren vernietigden. Ze zei dat Joodse gevangenen in groep het kamp moesten verlaten. Ineens waren de Duitsers dan ook weg.”

Op 21 januari 1945, zes dagen voordat de Russen het kamp zouden bereiken, klonk het bevel voor algemene evacuatie. Alle werknemers van IG Farben, Duitse en buitenlandse, moesten naar het Reich trekken.

Willy en Yvonne deden hun warmste kleren aan – ze trokken verschillende sokken over elkaar en namen gewatteerde handschoenen mee. Buiten was het nog steeds aan het sneeuwen. Ze mengden zich in de vluchtelingenstroom en trokken naar het station van Bielsko, 30 kilometer ten zuidwesten van Auschwitz, om van daar de trein te nemen.

Onderweg zagen ze verstijfde lijken van Joden, die waren omgebracht door de SS. Ze passeerden kolonnes met Duitse soldaten, die er onverzorgd en haveloos uitzagen. Hun gezichten waren grauw, hun ogen ingezakt. De Duitsers hadden ook enkele mannen aan bomen opgehangen, die geen weerstand meer wilden bieden tegen het aankomende Russische leger. ‘Ich bin ein Verräter’, stond er op de bordjes, die met touw rond hun nek hingen.

Yvonne Schollen en Willy Van Paemel.Beeld Thomas Nolf

Op 23 januari konden ze de trein naar Praag nemen, waar ze twee dagen later aankwamen. Daar werden ze van elkaar gescheiden en Willy werd naar Bitterfeld gestuurd, waar een van de belangrijkste productiecentra van IG Farben lag.

Willy ging er opnieuw aan de slag als kok en zocht koortsachtig naar nieuws over Yvonne. Hij kreeg een postkaart van een vriend, die schreef dat werkneemsters van IG Farben zich in Pausa bevonden. 

Beste vriend. Ik heb uw kaartje ontvangen en het verheugt me u misschien te kunnen helpen. Ik zeg misschien want tegenwoordig is men van niets meer zeker hé. Na de laatste maal dat wij van de Fons (‘waarschijnlijk een gemeenschappelijke vriend in IG Auschwitz, red.’) nieuws gehad hebben, zaten al de vrouwen nog te samen in Burgenschule, Amanfeivenstrasse 5, Pausa. (...) Ik hoop ook dat gij uw andere kameraden van uw adres zult laten profiteren en het is tenminste de moeite waard er heen te schrijven.

Ondertussen probeerden de Duitsers al gezonde vrouwen uit Pausa weg te halen, omdat er hevige bombardementen waren. Yvonne werd ook naar Bitterfeld gestuurd. Nadat Willy hoorde dat er vrouwen uit Pausa met de trein waren aangekomen, kon hij haar op het perron in de armen sluiten. “Nu laten we elkaar nooit meer los”, zei hij. 

Hels en gevaarlijk

Ook Yvonne zou nog in Bitterfeld aan de slag gaan. Maar een maand later kregen beiden hun ontslag, nadat het hoofdkwartier van IG Farben al in geallieerde handen was gevallen. Het koppel mocht naar huis, maar moest door het in elkaar stortende Derde Rijk reizen.

“Hier en daar konden ze met wat geluk een beetje eten krijgen”, vertelt Annie. “Maar vaak moesten ze voedsel stelen. Ze hebben ook fietsen meegenomen om zich te verplaatsen. Mijn moeder romantiseerde die uittocht vaak, die wel bevrijdend maar tegelijk hels en gevaarlijk was. ‘Wat we toen allemaal gestolen hebben’, zei ze. ‘Puur om onszelf in leven te houden.’”

Vanuit Bitterfeld moesten Willy en Yvonne dwars door het front zien te geraken, waar de Amerikanen met de laatste fanatiekelingen van het Duitse leger slag leverden. Ze werden tegengehouden door Duitse soldaten, die hun eten afnamen en vonden daarna bij een Duitse boer onderdak. De Amerikanen namen Bitterfeld in. Toen Willy en Yvonne de beschietingen hoorden, liepen ze een bos in, waar ze in een granaatkrater sprongen.

Daar kwamen ze oog in oog met enkele leden van de Hitlerjugend. De soldaten – soms maar veertien jaar oud – hadden gedronken en staarden hen met bloeddoorlopen ogen aan. De mannen waren vermoeid, angstig en hongerig, maar nog niet zinnens om zich over te geven.

Toen plots een dronken soldaat op Yvonne afstormde om haar aan te randen, wierp Willy zich als een bezetene op hem. De man liet los, maar haalde dan een dolk boven. “Leg dich hin und bleib ruhig!”, riep de leider van de groep, wanneer hij zag wat er gebeurde. “Leg je neer en blijf rustig!” Hij zei tegen zijn kompaan om ermee op te houden en tegen Willy en Yvonne schreeuwde hij dat ze moesten ophoepelen.

Het koppel maakte zich uit de voeten, liep dan door de velden en bracht de nacht door in open lucht, terwijl ze boven zich de condenssporen van geallieerde bommenwerpers zagen.

Brief waarin staat dat Willy en Yvonne IG Auschwitz moeten evacueren.Beeld Thomas Nolf

Yvonne en Willy trokken verder langs andere Duitse dorpjes en steden, die grotendeels in puin lagen, tot ze uiteindelijk in Düsseldorf aankwamen, waar ze samen met een vijftigtal Belgen en Nederlanders per boot de Rijn overstaken.

Op 8 mei 1945, de dag waarop Duitsland zich zou overgeven, bereikten ze met een kleine groep de stad Viersen, vlak bij de Nederlandse grens. Vandaar lag de weg naar huis open. Maar toen ze een week later in België aankwamen, hielden de Belgische militaire politie en Amerikaanse soldaten hen tegen.

Militairen brachten hen per vrachtwagen naar de citadel van Hoei, waar ze werden ondervraagd. Dat gebeurde met iedereen die uit Duitsland terugkwam: de geallieerden deden dat om de collaborateurs eruit te halen.

“Voor mijn ouders kostte het geen moeite om aan te tonen dat ze geen collaborateurs waren”, zegt Annie. “Ze belden naar hun vroegere werkgever in het Antwerpse hotel Billard Palace en die bevestigde dat mijn vader verplicht naar Duitsland was gestuurd en mijn moeder hem was achterna gereisd.”

Willy en Yvonne konden gaan, een officier die hun dossier had nagetrokken wenste hen alle geluk. Willy reisde door naar Blankenberge. Toen hij aankwam, deed zijn vader Jozef de deur open. Maar hij herkende zijn uitgemergelde zoon niet meteen. Willy gaf zijn ouders nog een blik corned beef. “Is dat alles wat ge voor ons meegebracht hebt?” vroeg zijn vader. Willy zei niets en kroop uitgeput in bed. Yvonne trok naar haar ouders in Antwerpen. 

Proces

Na de oorlog probeerde het koppel, net als zovelen, hun leven op de rails te krijgen. De huwelijksklokken luidden op 10 december 1945, toen ze elkaar in Antwerpen het jawoord gaven.

Via kranten en de radio volgen ze de processen van Neurenberg, waar de kopstukken van het naziregime in 1945 en 1946 voor hun oorlogsmisdaden terechtstonden. In 1947 begon het proces tegen 23 fabrieksbonzen van IG Farben, het bedrijf dat de spil vormde van de Duitse oorlogsindustrie.

Pasje van Yvonne in Bitterfeld.Beeld Thomas Nolf

Eigenlijk was IG Farben op verschillende manieren ook mee verantwoordelijk voor de Holocaust. In Auschwitz buitten ze dus Joodse werkkrachten uit voor hun fabrieken. Maar de holding had ook een aandeel van 42,5 procent in het bedrijf Degesh. Dat leverde het Zyklon B-gas, waarmee gevangenen in Auschwitz en andere kampen werden vermoord. De massale vernietiging van de Joden bracht IG Farben veel geld op in de vorm van Degesh-dividenden.

Bayer, een van de bedrijven waaruit de holding IG Farben bestond, gebruikte de gevangenen in concentratiekampen voor medische experimenten. Een aantal van die experimenten vond plaats in het Monowitz-concentratiekamp in Auschwitz, dat door IG werd gerund.

Annie Van Paemel, de dochter van Willy en Yvonne, die samen met filosoof Dirk Verhofstadt het boek schreef.Beeld Thomas Nolf

Bayer kocht bijvoorbeeld vrouwelijke gevangenen om er een verdovingsmiddel op te testen. De oorspronkelijke vraagprijs van 200 Reichsmark per persoon, vond het bedrijf zelfs te veel. Het moest 170 mark zijn. Toen de eerste 150 vrouwen stierven, vroeg het bedrijf om nieuwe.

De vraag op het proces was dan ook in hoeverre de leiding van IG Farben op de hoogte was van al die zaken. “De bewijzen waren verpletterend, maar toch bleven de bedrijfsleiders ontkennen”, zegt Verhofstadt. “Ze hielden vol dat ze niets wisten over het vermoorden van Joden. Terwijl de topmensen van IG Farben dus tot hun nek en kin in het bad zaten.”

Het verdict van de jury volgde op 29 juli 1948. Tien van de beschuldigden werden volledig vrijgesproken. De anderen kregen relatief lichte straffen, wat toen al voor een schokgolf in de internationale pers zorgde.

Tegen de industriëlen waren er vijf aanklachten, waarvan de derde ging over oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid door het massaal inzetten van dwangarbeiders en gevangenen in concentratiekampen. Alsook over het mishandelen, martelen en vermoorden van “slaven”.

De zwaarste straffen werden uitgesproken voor de derde aanklacht en leverden zes tot acht jaar cel op. Maar in de praktijk kwamen de industriëlen die daarvoor veroordeeld werden, vervroegd vrij en konden ze heel snel opnieuw een belangrijke positie in het Duitse bedrijfsleven bekleden. De wereld was ondertussen verzeild geraakt in de Koude Oorlog en het Westen wilde hun kennis en expertise zo snel mogelijk inzetten.

De Russen hadden met de fabrieken in Auschwitz III hetzelfde gedaan. Een deel werd ontmanteld en in Siberië weer opgebouwd. De delen die in Auschwitz bleven functioneren, werden door de Poolse communisten genationaliseerd om zelf synthetische brandstoffen te produceren.

Merkwaardig genoeg is er tijdens de oorlog door IG Farben geen gram synthetisch rubber in Auschwitz geproduceerd, omdat de fabriek voor de productie ervan niet op tijd is klaar geraakt. Na de oorlog werd de Duitse holding weer opgedeeld in verschillende bedrijven, zoals Agfa, Bayer en BASF, die in de economie van het naoorlogse Duitsland een leidende rol zouden gaan spelen.

“Die bedrijven hebben nooit excuses aangeboden of schadevergoedingen betaald”, zegt Verhofstadt. “Er zijn nog steeds actiegroepen die eisen dat ze dat wel zouden doen. Maar iedereen voelt dat er weinig beweegt.”

De beklaagden van IG Farben staan terecht op het proces.Beeld Wikipedia

Bezoek aan Auschwitz

Toen Willy over de uitkomst van het proces las, besefte hij dat er geen gerechtigheid was geschied en legde hij de kranten opzij. Hij en Yvonne hadden ondertussen ook andere zaken aan hun hoofd. Ze waren druk in de weer met het pension van Willy’s ouders, waar ze beiden werkten. In 1946 werd hun zoon Guido geboren, in 1956 volgde Annie. Over wat er in Auschwitz was gebeurd, vertelden ze nauwelijks. Niet tegen hun ouders, niet tegen hun kinderen.

“Ik denk dat het project om een gezin te stichten en het hotel uit te baten hen zodanig opslorpte dat donkere gedachten naar de achtergrond verdwenen”, vertelt Annie. “De generatie van mijn ouders werkte zich na de oorlog uit de naad om er te komen. Dat ging voor hen bijna dwangmatig. Zij zagen hun levensstandaard ook snel stijgen. Er kwamen badkamers in de huizen, iedereen had plots een auto. Eigenlijk hadden zij het redelijk goed.”

Voor de kinderen werd het wel verplichte kost om documentaires te bekijken en boeken over de oorlog te lezen. Willy nam later zijn neef Tom wel in vertrouwen en vertelde hem wel over zijn ervaringen. Of haar vader aan de oorlog echt trauma’s heeft overgehouden, kan Annie niet zeggen.

“Maar ik heb hem tijdens wandelingen wel vaak zien mijmeren. Hij ging ook graag vrienden opzoeken die hij tijdens de oorlog had gemaakt. Zoals enkele Gentenaars die hij tijdens zijn krijgsgevangenschap had leren kennen. Of zijn Franse vriend René, die met hem in Auschwitz had gewerkt. Als je zulke dingen hebt meegemaakt, praat je er natuurlijk liever over met mensen die hetzelfde hebben beleefd.”

Willy en Yvonne vormden het familiepension om tot een volwaardig hotel en werkten er tot hun pensioen in 1982. Het pension bleef in familiehanden en werd tot halfweg de jaren 90 uitgebaat. Willy overleed in 1999, Yvonne in 2008.

Van de site in Polen waar Yvonne en Willy samen hebben gewerkt, blijft vandaag bijna niets over. Na de oorlog is ze grotendeels verkaveld en zijn er woningen op gezet. In 2003 stond Yvonne op het punt om aan een reis naar Auschwitz met haar dochter deel te nemen, die er als moreel consulente voor Defensie met jongeren en enkele overlevenden van het kamp heen ging. Maar om gezondheidsredenen moest Yvonne toen afhaken.

“Toen ik haar vroeg waarom ze mee wou, antwoordde ze dat er in het kamp banden gesmeed waren die haar hele leven hebben bepaald”, zegt Annie. “Mijn ouders waren een zeer hecht koppel. Ik kan me niet herinneren dat ze ooit één nacht apart hebben geslapen. Het was daar in het kamp waar mijn ouders beloofd hebben om elkaar nooit los te laten.”

'Chef-kok in IG Auschwitz: De geschiedenis van Willy Van Paemel en IG Farben', Houtekiet, 319 p., 24,99 euroBeeld RV