Direct naar artikelinhoud
InterviewKristien De Proost

De vriendin van Josse De Pauw: ‘Toen hij me een compliment kwam geven voor een rol, dacht ik: wil die mij in bed krijgen of zo?’

‘Aan Studio Herman Teirlinck was ik zogezegd te slim. In het eerste jaar zeiden ze: ‘Je zou beter voor de rest van het jaar geen boeken meer lezen.’’Beeld Johan Jacobs

‘Ik merk dat ik altijd op meisjesachtige types ben gevallen. Grappige, levendige, speelse vrouwen.’ Zo verwoordde Josse De Pauw zijn amoureuze keuze al eens. En kijk, de vrouw die voor ons zit, is precies dat: Kristien De Proost is een grappig, levendig, speels meisje van bijna 50. De Pauw mag dan een gevierd acteur zijn, De Proost staat ook al meer dan twintig jaar haar mannetje op de planken. ‘Toen Josse me een compliment kwam geven voor een rol, dacht ik: wat wil die van mij? Wil die mij in bed krijgen of zo?’

Het heeft even geduurd voor we elkaar konden zien. Zodra de deuren van de cultuurhuizen weer open mochten, schoot Kristien De Proost als een kogel uit een kanon: in twee weken tijd speelde ze maar liefst vijf verschillende voorstellingen. De fameuze bottleneck in het theater bestaat en zij zit er middenin. Momenteel is ze alweer volop aan het repeteren voor een volgend stuk, Indoor Weather van Bosse Provoost en Ezra Veldhuis, in september te zien in het Toneelhuis.

Er hebben de laatste tijd wel meer mensen last van weather dat zich opeens indoor bevindt. Zijn de overstromingen jullie repetities binnengelopen?

Kristien De Proost: “Niet letterlijk. We zijn eerder abstract met het weer bezig. Of liever: met ecosystemen. Het vertrekpunt is: wat als de theaterzaal een ecosysteem op zich is? En wat als dat ecosysteem een eigen leven gaat leiden? In het theater heeft de mens altijd de controle over de lichten en de trekken – dat zijn de staven waar de lichten aan hangen en die op en neer bewegen. Dat zou je kunnen zien als een metafoor voor de mens, die denkt dat hij alle touwtjes in handen heeft: de natuur staat ten dienste van ons, dus hoeven we er niet bang van te zijn. Maar dat idee is aan het veranderen en dat proberen we nu toe te passen op het theater: wat als de acteurs afhankelijk zijn van die zaal? Sommigen gaan ertegen strijden, anderen kabbelen liever mee.”

Erg toepasselijk voor deze tijd.

De Proost: “Absoluut, maar dat zeggen we niet met zoveel woorden. Daar hou ik van in theater: het publiek iets laten voelen – ook zij zitten natuurlijk in dat ecosysteem van de zaal – zonder dat het per se wordt gezegd. De kern van theater is voor mij: je moet erbij zijn om het mee te maken. Tijdens corona is gebleken hoe belangrijk het live-aspect is. Ik weet nog niet precies waar we zullen uitkomen met Indoor Weather, maar het is wel tof om iets te doen dat helemaal anders is dan de theatercode die we kennen. En dat dan in de Bourla, een conventionele theaterplek. (Glundert) Zoiets vind ik fijn.”

Je maakte jarenlang deel uit van het gezelschap Tristero, maar in 2017 besloot je je eigen weg te gaan.

De Proost: “Ik was al lang aan een boek bezig, maar schrijven lukte alleen tussen de voorstellingen door. In een gezelschap beland je onvermijdelijk in een tredmolen van produceren. Dat wilde ik niet meer. Nu ben ik een losse cel: ik kies in welke producties ik stap. Mijn boek is intussen af, mede dankzij corona. Eindelijk had ik tijd.”

Waarover gaat het?

De Proost: “Moeilijk te zeggen. Het is een roman geworden. Ik heb een rare route gevolgd. Normaal gezien pols je eerst bij een uitgeverij of er interesse is, maar dat wilde ik niet. Ik wilde schrijven zonder meningen van buitenaf. Ik heb het script net opgestuurd naar de uitgeverij die ik het heel graag zou willen zien uitgeven. Nu is het wachten op een antwoord.”

Zou het je storen als de uitgeverij er straks op springt omdat je ‘de vriendin van’ bent?

De Proost: “Dat ligt moeilijk, ja. Daarom twijfelde ik ook toen je belde: moet ik het wel doen? Nu, het is een fijn gesprek en ik ben ook wel zo ijdel dat ik over mezelf wil vertellen, maar het is toch dubbel. De vrouw achter de man, of de man achter de vrouw: wat wil dat ook zeggen? Misschien is het beroepsmisvorming, maar onvermijdelijk denk ik dan: hoe kan het anders? Waarom niet de vrouw onder de man? Of de man in de vrouw? Of de vrouw rond de vrouw? Als kind had ik dat al. Bij ons in het dorp – ik kom uit Zemst – liep er altijd een man in zwarte kleren door de straten. Iedereen zei: ‘Die is zot.’ Op een keer ben ik achter hem aan gegaan. Hij stond te roepen aan de kruidenierswinkel. Ik was bang, maar toch fascineerde dat soort figuren me mateloos. Ook ik was anders dan de rest. Dat voelde ik. Niet dat ik een grote rebel was, maar ik volgde mijn eigen pad.

“Er zijn veel geijkte ideeën over ‘de partner van’ zijn die niet kloppen, niet alleen bij Josse en mij, maar bij veel koppels. Het leeftijdsverschil van twintig jaar tussen ons, het feit dat hij bekend was en ik niet… Ik kan me zo voorstellen dat mensen dachten: dat is goed gezien van haar. Maar ik ben echt niet met Josse samen om daar professioneel profijt uit te halen. Daar ben ik veel te onafhankelijk voor.”

Conventioneel is jullie relatie niet. Jullie wonen niet samen, maar in twee appartementen boven elkaar.

De Proost: “Dat is organisch zo gegroeid. Ik was al 38 toen Josse en ik iets begonnen. Tegen die tijd wist ik: ik heb een eigen plek nodig om goed te functioneren. Af en toe moet ik ongezien kunnen zijn.”

Hoe doe je dat in een relatie?

De Proost: “Het vergt eerlijkheid en vertrouwen. Je moet kunnen zeggen wat je wilt en luisteren naar wat de andere wil. Ik kan me van alles inbeelden, maar wat heb ik daaraan? Want de momenten waarop we samen zijn, zijn goed. Dat is het bijzonderste. We weten intussen wat de ander nodig heeft, maar het gaat wel tegen de norm in. Neem nu de belastingen: Josse en ik betalen veel belastingen, omdat we volgens de fiscus allebei single zijn. Maar dan denk ik: waarom zouden we ons moeten aanpassen aan de belastingen? Soms heb je meer vrijheid om je eigen regels te bepalen dan je denkt.

“De eerste jaren heb ik wel geworsteld. Niet met de liefde, maar er moest nog een scheiding afgehandeld worden en niet iedereen was meteen op de hoogte van wat er tussen ons aan de hand was. Josse wilde zijn scheiding eerst de tijd geven die ze nodig had.”

Is de scheiding intussen verteerd?

De Proost: “Als er een familiefeest is en we zijn allemaal thuis, dan gaan zijn ex Fumiyo, hun dochter Hana, Josse en ik samen. Die vorige relatie hoort bij de mens op wie ik verliefd ben geworden.”

De roddelblaadjes smulden destijds van jullie.

De Proost: “Als je mijn naam intikt op Google, dan zijn die artikels nog altijd het eerste wat naar boven komt. Ook wel grappig dat Wikipedia weet sinds wanneer Josse en ik een stel zijn, terwijl het helemaal niet klopt. Dat is oké. Eigenlijk is het best mooi dat de waarheid daar toch niet te vinden is.”

'Josse kan toegeven dat hij het ook allemaal niet weet: misschien is dat één van de belangrijkste redenen waarom ik zo van hem houd.'Beeld CC WESTRAND

Het verhaal gaat dat Josse je een woedende scène had zien spelen in Kinderen van Dewindt en zo onder de indruk was dat hij je erover aansprak.

De Proost: “Dat gebeurde in de Bourla, waar hij toen artistiek leider was en ik naar een voorstelling kwam kijken.”

Maar jij dacht: wat wil die van mij?

De Proost(lacht): “Ja. Waarom zegt die dat? Wil die mij in bed krijgen of zo? Ik was heel wantrouwig. Dat heeft lang geduurd. Niet dat ik hard to get wilde spelen, maar ik vond het wat te makkelijk.”

Kon je erin komen dat hij onder de indruk was van je acteertalent?

De Proost: “Nee. Terwijl ik wel trots was op die reeks. Ik heb het moeilijk met complimenten. Ik wil niet ondankbaar klinken, want ik apprecieer het echt wel als mensen na een voorstelling iets komen zeggen, maar zelf doe ik het zelden. Complimenten maken me ongemakkelijk en verlegen. Dan is de aanval de beste verdediging.

“Het wantrouwen kwam ook uit mijn omgeving. Vrienden zeiden: ‘Je bent zot, je zult ongelukkig worden en gekwetst raken.’ In die prille fase heb ik mijn eigen gevoelens hard zitten analyseren: ben ik mezelf iets aan het wijsmaken? Heb ik dan toch een hidden agenda? Maar ik kwam tot de conclusie: als ik niet inzie dat ik hiermee moet doorgaan, dan kan ik niet meer eerlijk zijn met mezelf. Tegen alle meningen in moest ik het doen.”

Wat heeft jou je verdediging laten zakken?

De Proost: “Al heel vroeg liet Josse me zijn kwetsbare kant zien. Buitenstaanders zien hem misschien als een zelfverzekerde macho. Dat is hij in zekere zin wel, maar hij heeft ook een heel kwetsbare, vrouwelijke kant en die durft hij te tonen. Toen ik zijn moeder leerde kennen, snapte ik waarom. Ze is 93, maar woont nog thuis. Ze is een heel fijne vrouw. Ze vertelt vaak hoe ze als jong meisje ging dansen en om tien uur thuis moest zijn, terwijl het bal tot elf uur duurde. Ze wist dat ze slaag zou krijgen als ze een uur te laat was, en toch deed ze het telkens opnieuw. ‘Ik moest die laatste dans hebben’, zegt ze altijd. Ik herken veel van haar in Josse.”

VERLEGEN SCHEET

Jouw vader speelde in de toneelkring van Eppegem. In je solovoorstelling ‘Toestand’ stonden jullie samen op de scène.

De Proost: “Dat was een ongelofelijk fijne periode. Ik kom zelf ook uit het amateurtoneel. Mijn ouders hadden me op voordrachtles gestuurd, omdat ik zo verlegen was. Thuis was ik de clown, maar bij anderen klapte ik dicht. Mijn tante had een café in Vilvoorde, en voor mij symboliseerde die plek een wereld van vrijheid. Ik zat er met open mond naar te kijken vanaf de zijlijn. Eén van hun dienstmeisjes, Gina, zei altijd: ‘Gij, verlegen scheet.’ Dat was ik ook: er zat een groot sérieux in mij. Die intellectuele kant zit er nog steeds en neemt soms de bovenhand, als een soort schild. En toch schuilde er in die verlegen scheet ook een groot verlangen om deel te nemen aan de spannende wereld.”

Je ouders lieten je niet meteen naar de toneelschool gaan.

De Proost: “Ik heb er zelf voor gekozen om eerst Germaanse filologie te studeren. Daar heb ik vrede mee: ik was nog jong en te bang voor de toneelschool. Daarna heb ik een jaar theaterwetenschappen gevolgd, als een tussenstap, maar ik voelde: ik wil theater niet analyseren, ik wil het dóén.

“Mijn tante had haar hele leven uitgekeken naar haar pensioen: ‘Dan is het aan mij.’ Maar niet lang daarna kreeg ze longkanker en een paar maanden later was het voorbij. Ik had intussen zonder iemand iets te zeggen al meegedaan aan het toelatingsexamen voor de toneelschool. Pas toen ik mocht beginnen, heb ik het opgebiecht. Ik denk dat mijn tantes dood ertoe heeft bijgedragen dat mijn moeder zei: ‘Het is goed, doe maar.’ Mijn vaders reactie was voorzichtiger: ‘Je moet eerst nog binnen raken.’ Wist hij veel dat ik toen al binnen was.”

Daarmee stak hij je niet echt een hart onder de riem.

De Proost: “Het was vooral bezorgdheid: zal die weg haar wel gelukkig maken? Zelf werkte mijn vader bij PRB, wat ze in Mechelen ‘de bommenfabriek’ noemden. Met Tristero hebben we er ooit een voorstelling over gemaakt, ‘Reset’. Als decor gebruikten we een perfect nagebouwde krantenwinkel van Relay. We wilden aankaarten dat Lagardère Group, de groep waartoe Relay behoorde, in de wapenhandel zat. Tegelijk gaf ik zelf toe: ik heb boter op het hoofd. Ik heb een comfortabele jeugd gehad en kon studeren dankzij diezelfde wapenhandel.

“Toen mijn vader in de 50 was, ging de bommenfabriek failliet. Mijn moeder was net parttime gaan werken – ze was haar hele leven kleuterleidster. Opeens viel een groot deel van het gezinsinkomen weg. Voor mijn vader moet het moeilijk geweest zijn te aanvaarden dat hij opeens werkloos was.”

Nu begrijp ik waarom hij je liever voor een job met zekerheid zag kiezen.

De Proost: “Ja, en dat apprecieer ik wel. Mijn tijd aan Studio Herman Teirlinck was ook allesbehalve een pad over rozen: ik was zogezegd te slim. In het eerste jaar zeiden ze: ‘Je zou beter voor de rest van het jaar geen boeken meer lezen.’ Ze bedoelden het vast tongue in cheek, maar ik nam het letterlijk. Ik begrijp wel dat ze gaten wilden prikken in mijn sérieux, maar als dat een deel is van wie je bent, dan kun je dat niet zomaar uitgommen. Ik ben nooit gestopt met boeken lezen. Wel ben ik toen heel emotioneel gaan spelen, maar dat klopte van geen kanten. Het is een zoektocht geweest om de juiste mix te vinden.

“Na het eerste jaar had ik het gevoel: ik ben er. Maar in het tweede jaar moest ik zittenblijven. In de kunsten mag je nooit denken dat je er bent, dat heb ik intussen geleerd. Zelfs bij Josse voel ik dat hij nog altijd zoekende is, dat zelfs hij soms denkt: nu zullen ze doorhebben dat ik het eigenlijk niet kan. De twijfel blijft. Misschien wordt die zelfs groter met de jaren.”

‘Ik hou wel van een goed glas. Of beter: van veel goeie glazen na elkaar. Daarin kan ik soms echt overdrijven, maar door corona is dat veranderd.’Beeld Johan Jacobs

Gaan jullie bij elkaar te rade als jullie een nieuwe voorstelling maken?

De Proost: “Nee. We zien elkaars werk pas bij de première. Ik vind het heel belangrijk wat hij van een voorstelling vindt als ik ze speel, maar tijdens het maakproces heb ik daar niet zo’n nood aan. We praten wel vaak over ons werk, over het zoeken.

“Josse en ik zijn heel andere makers. Eén keer heeft hij me geregisseerd, voor de voorstelling ‘Huis’. Een fijne ervaring. Ook als regisseur toont hij zijn twijfels. Misschien is dat zelfs één van de belangrijkste redenen waarom ik zo van hem houd: hij is in staat toe te geven dat hij het ook allemaal niet weet. Binnenkort gaan we nog een keer samenwerken. We gaan bij muziektheater LOD iets met z’n drieën maken, Gorges Ocloo, Josse en ik. Oftewel: een zwarte maker, een oude, witte rot, en ik. Dat trio is niet toevallig. Ik had een boekje van J.M. Coetzee gevonden, ‘Foe’. Het is een alternatieve versie van ‘Robinson Crusoe’, waarin de vrouw zegt: ik was er ook bij, maar in het boek hebben ze mij eruit geschreven. Ze eist haar plaats op.”

De machtsverhoudingen in het theater zijn flink dooreengeschud.

De Proost: “Precies. Dat is best moeilijk, maar mij geeft het net zin om op die puist te duwen. Ik heb Josse al gewaarschuwd: ‘Jij zult niks mogen zeggen in de voorstelling. Jij moet ergens op het podium zitten en van alles roepen, maar wij gaan daar niet naar luisteren.’ (lacht)

MUZE VAN BERCKMANS

In ‘Toestand’, waarover je het daarnet had, ren je een hele voorstelling lang op een loopband, terwijl je vertelt. Daarin ga je vér voor je kunst.

De Proost: “Ik wilde een zelfportret maken – mijn toestand laten zien – maar dan wel één waarin je me fysiek ziet evolueren. In het begin sta ik nog fris op de scène, maar op het einde ben ik uitgeput. Het levert een mooi beeld op van een leven dat voorbijgaat en ongrijpbaar blijft, terwijl ik een uur en tien minuten lang details van het mijne opsom.”

Was je al een getraind loper?

De Proost: “Totaal niet. Ik ben er negen jaar geleden mee begonnen, speciaal voor ‘Toestand’. Ik weet zelfs nog waar: in de Morvan in Frankrijk, waar Josse een huisje heeft. Ik ben begonnen met Start to Run – één minuut lopen, één minuut stappen – om spieren te kweken. Eerst nam ik me voor een deel van de voorstelling te lopen, maar gaandeweg werd het meer en meer, tot ik zelfs begon te lopen vóór het publiek de zaal binnenkwam. Ik heb het stuk onlangs voor het laatst gespeeld. Door de coronamaatregelen kwam het publiek heel traag binnengesijpeld, waardoor ik bijna een kwartier langer moest lopen. Ach, het was toch de laatste keer: ik mocht dood (lacht).”

Jij drijft het echt op de spits, terwijl Josse het liever kalm aan doet: ‘Ik neem steeds vaker een stoel mee op de scène. Een beetje zitten, heerlijk.’

De Proost(lacht): “Ja! Dat is een running gag tussen ons: ‘Doe jij maar iets op een stoel, ik zal wel rennen.’ Ik weet niet waarom ik het doe. Is het overmoed? Ik zoek het op. Als ik naar de laatste voorstellingen kijk die ik heb gemaakt, dan zit er altijd wel een risico in. In ‘Simon, Garfunkel, My Sister and Me’ speel ik gitaar.”

Kon je dat al?

De Proost: “Nee. Ik kan het nog altijd niet goed, hoor. Maar ik kan heel goed doen alsof. Samen met Bwanga Pilipili playback ik grote delen van het Central Park-concert van Simon & Garfunkel. Daarvoor heb ik zo vaak naar die video moeten kijken dat ik Paul Simon ben beginnen te haten, maar tegelijk vind ik het heerlijk om die imitatie perfect te krijgen. Toen Danny Willems, de rockfotograaf, foto’s kwam nemen, zei hij achteraf: ‘Af en toe dacht ik dat jullie live aan het zingen waren.’ Dat vond ik het mooiste compliment.”

Josse is tijdens corona beginnen te joggen. Was dat jouw invloed?

De Proost: “Bwa, zoveel wordt er niet meer gejogd (lacht). Hij heeft zich een sporttenue aangeschaft, maar die mag ik niet zien. Enfin, ik zie ze wel in de kamer hangen, maar op de één of andere manier slaagt hij er altijd in te gaan lopen zonder dat ik hem zie vertrekken of terugkomen. Maar dat geeft niet: het beeld in mijn verbeelding volstaat.”

Hij is ook gestopt met roken tijdens de lockdown.

De Proost: “Dat gaat nog altijd goed. De eerste dagen had ik het zelfs niet door: hij doet zoiets zonder het aan te kondigen.”

Het was niet onder druk van jou?

De Proost: “Dat zou bij hem alleen averechts werken. Ik zou het ook nooit kunnen zeggen. Ik doe hooguit eens een suggestie: ‘Zou je niet eens…?’ Maar het heeft totaal geen zin om daarop door te gaan. Bij mij trouwens ook niet.”

Wat zou hij jou misschien willen zien opgeven?

De Proost(denkt na): “Stoppen met veel te veel tegelijk te doen. Ik had dat als kind al: ik had zéven hobby’s. Wat dat betreft, ben ik een veelvraat. Ik hou ook wel van een goed glas. Of beter: van veel goeie glazen na elkaar. Daarin kan ik soms echt overdrijven, maar door corona is dat veranderd.”

Je bent meer gaan drinken?

De Proost: “Net niet! Ik ben een sociale drinker. Een sociale ‘te veel’-drinker. Ik moet altijd de keet sluiten. De eerste keer dat ik dat merkte, was op het festival van Dranouter. Ik was er met een vriendin en we gingen van de ene tent naar de andere, tot het ons begon te dagen: oei, die feesttenten blijven 24 uur per dag open. Hoe gaan we dat doen? Toen zijn we toch maar even gaan slapen. Pas op: ik kan ook een hele zaterdagavond nietsdoen. Maar als er op maandag een feest is, blijf ik tot het einde. Josse en ik lijken ook daarin op elkaar: we hebben elkaar gevonden in de nacht.”

‘Ik slaag er niet in mezelf te zien als iemand die ouder wordt. Ik heb het gevoel dat het leven nog moet beginnen en ik de puber kan blijven uithangen.’Beeld Johan Jacobs

Even naar een andere man achter de vrouw: hoe ben jij de muze van schrijver Jean-Marie Berckmans geworden?

De Proost: “Met Isabelle Van Hecke, die ook op Studio Herman Teirlinck zat, had ik een voorstelling gemaakt met teksten van Jean-Marie. Ik kwam nog maar net piepen als maker en ging ervan uit dat het Toneelhuis hem dat had laten weten, maar dat was niet gebeurd. Op een avond zat hij in de zaal. Het nieuws was doorgedrongen tot bij ons in de coulissen – ‘Jean-Marie zit in de zaal en hij is een beetje lastig’ – dus ik was zenuwachtig. Hij was in die periode niet in goeden doen, want ik herinner me dat hij de zaal kwam binnengekropen. In de voorstelling deelde ik blikjes Cara-pils uit aan het publiek – samen met de pils van de Aldi het favoriete bier van Jean-Marie. Ik probeerde zijn kant van de zaal te mijden, maar dat was buiten Jean-Marie gerekend, die luid zat te roepen en te zwaaien: ‘Hier! Bier!’ Zodra ik hem het blikje gaf, fluisterde hij: ‘Ik ben het, Jean-Marie.’ (schatert) Achteraf is hij me komen zeggen hoe fantastisch hij de voorstelling vond en werd het nog een fijne avond.”

Waarop hij je meteen tot zijn muze bombardeerde.

De Proost: “Ik vond het wel rock-’n-roll om met de schrijver de nacht in te duiken. We hebben later nog veel goeie gesprekken gehad, maar in zijn contacten en relaties was hij enorm veeleisend. Hij heeft zelfs een keer naar het gemeentehuis van Zemst gebeld, omdat hij me niet kon bereiken. Pas later, na zijn dood in 2008, besefte ik hoe afhankelijk hij van die contacten was, ze hielpen hem productief te zijn.”

Hij schreef je brieven, die gepubliceerd werden in het boek ‘Je kunt geen twintig zijn op suikerheuvel’.

De Proost: “Ik heb al zijn brieven nog thuis liggen. Voor Jean-Marie waren schrijven en leven compleet verweven. In beide was hij even radicaal.”

Schreef je hem ook terug?

De Proost: “Pas tien jaar na zijn dood, toen zijn biografie uitkwam, heb ik hem een brief geschreven. Daarin probeerde ik de dubbelheid te verwoorden: ik wilde wel iets voor hem betekenen, maar het ging gewoon niet. Ik kon hem niet bieden wat hij nodig had: iemand die zijn leven structuur gaf.”

Hij schonk je wel een rode fiets.

De Proost: “Wil je hem zien? Hij staat hier buiten. Hij had een feest voor mijn 35ste verjaardag georganiseerd. Typisch Jean-Marie: too much. Hij had echt gespaard om die fiets te kunnen kopen. Een onwaarschijnlijk mooie maar heftige mens. En een geniale schrijver. Ik kon heel kwaad worden als mensen dat niet wilden zien, of als ze hem wegzetten als ‘die zatte schrijver’ of ‘die zot’.

“Dat opzoeken van grenzen zit ook in mij. Het jaar vóór ik naar de Studio ging, woonde ik in Mechelen en had ik een groep maten met wie ik elke avond op café ging aperitieven. Gegeten werd er niet, alleen gedronken. Dat zwalpen was gevaarlijk terrein voor mij. Ik moest snel weer een focus vinden, of ik dreigde verloren te lopen in die aperitiefavonden. Ik zocht in die periode ook andere risico’s op. Dan ging ik valschermspringen of zo. Toen ik aan de Studio werd toegelaten, vond ik weer een doel. En plots durfde ik niet meer gaan valschermspringen. Ik wilde het risico niet meer nemen er niet meer te zijn, ik zou aan iets belangrijks beginnen.”

OUD MADAMMEKE

Toont Josse zich ook kwetsbaar in de liefde?

De Proost: “Ja. Onze manier om te tonen hoe graag we elkaar zien, is er grappen over maken. Dan vertel ik bijvoorbeeld mopjes over wat ik ga doen als hij heel oud is. Hij zegt altijd dat hij het nooit zal overleven, als hij later in een rolstoel zit en ik hem moet duwen.”

Waarom niet?

De Proost: “Omdat ik nogal wild ben. Als ik dronken ben, zoek ik graag hoogtes op: dan klim ik op dingen en ga ik op randen balanceren. Josse gruwt ervan. In zijn ogen ben ik een wildebras. Ik maak ook graag lange voettochten, het liefst helemaal alleen, maar in een verlaten bos zou je natuurlijk op iemand met slechte bedoelingen kunnen botsen. Die gedachte vindt Josse niet fijn, terwijl ik er zelf niet bij stilsta. In mijn hoofd ben ik nog een puber.”

Op dat jeugdige is hij gevallen.

De Proost: “Ja. Ik slaag er niet in mezelf te zien als iemand die ouder wordt. Ik heb altijd het gevoel dat het leven nog moet beginnen. Ik heb natuurlijk geen kinderen, waardoor ik de onverantwoordelijke puber kan blijven uithangen.

“Soms flitst het door mijn hoofd: wat als ik straks oud ben? Een wiskundige zekerheid is het niet, maar de kans is groot dat ik alleen kom te staan. Wat dan? Maar ik leef genoeg in het moment om daar niet te vaak mee bezig te zijn.”

Jij ging als dertiger al in je eentje steak met friet eten in de Ciro’s in Antwerpen, tussen de dametjes van 70 of 80.

De Proost: “Dat doe ik nog! Je leest er vaak artikels over: hoe doe je dat, als single uit eten gaan? Dan denk ik: get a life. Het is mijn ideale toekomstscenario: in de Ciro’s eindigen als een oud madammeke.”

‘Indoor Weather’, van 16 tot 19 september te zien in het Toneelhuis, en daarna op tournee. Info en tickets: toneelhuis.be