Direct naar artikelinhoud
InterviewHuis van Hiele

Sergio Herman: ‘Work-life balance, ik dacht daar nooit over na’

Sergio Herman: ‘We hebben veel geleerd door corona: niet rushen. Het publiek verwacht ook dat alles vanaf dag één helemaal goed zit’.Beeld DM / Bob van Mol

Negen zaterdagen lang gaan journalisten in het restaurant van Willem Hiele in Koksijde enkele uren in gesprek met een spraakmakende gast. Vandaag: chef-kok en ondernemer Sergio Herman (51). ‘Work-life balance, ik dacht daar nooit over na. Maar ik kan de nieuwe garde niet dwingen even hard te werken als ik vroeger.’

Als twee sterrenchefs elkaar begroeten, dan hebben ze het niet over cuisson of zuurtjes en krokantjes, maar wel over gedeelde frustraties en besognes. “Ik snap het, copain”, horen we Sergio Herman zeggen tegen de chef des huizes. “Ik heb me ook vaak kwaad gemaakt in mijn leven. Maar dat betert met de ouderdom, echt. Ik ben een beetje softer geworden. Dat voelt ook best wel lekker.”

Daarmee is de toon gezet. Onze disgenoot van deze avond lijkt niet op het grofgebekte jurylid dat aspirant-koks in kookprogramma’s op hun donder gaf. Misschien hebben zijn televisie-­optredens van Sergio Herman een karikatuur gemaakt?

BIO • geboren in 1970 in Oostburg, Zeeuws-Vlaanderen • bouwde familie­restaurant Oud-Sluis uit tot drie­sterren­zaak, sloot in 2013 • werd bekend als jurylid in o.m. De beste hobbykok van Vlaanderen (VTM) • heeft 4 restau­rants: Pure C, Blue­ness en AIR­republic in Cad­zand, Le Pristine in Ant­werpen; zaken­partner Frites Atelier • heeft vier kinderen, scheidde dit jaar van Ellemieke Vermolen

“Het zal me tot het eind van mijn dagen blijven achtervolgen, de ‘sex on a plate’ en ‘een sexy he­rechje’ (lacht). Dat is toch niet erg? Toen ik begon met die programma’s was het blijkbaar uitzonderlijk om dat soort dingen te zeggen op de Vlaamse televisie. Het was een fase, mensen vonden dat amusant. Ik heb nooit een rolletje gespeeld, ik ben echt zo. En ik sta er nog altijd achter. Als deelnemers de kans krijgen om een restaurant of een grote som geld te winnen, dan mag je de lat heel hoog leggen. Ik weet hoe hard mensen in de horeca daarvoor moeten werken.”

Dus zei u dingen als: ‘Dit stinkt naar tien scheten in een zak.’

(grijnst) “Ik ben kritisch en ik zeg dingen op mijn eigen manier. Maar daardoor hebben heel wat mensen blijkbaar het idee dat ik arrogant ben, en dat klopt echt niet. Wie me kent, weet dat ik een zachte, gevoelige kant heb.

“Daarom was ik blij met Sergio & Axel: Van de kaart (een reeks met culinaire roadtrips op VTM, samen met Axel Daeseleire, red.). Ik heb daar veel mooie complimenten over gekregen, omdat je in die reportages de echte Sergio ziet.

“De opnames voor het vervolg zijn eindelijk hervat, elke aflevering ga ik met een andere gast op reis. Verre exotische bestemmingen zitten er even niet in, en zo hebben we fantastische plekken ontdekt binnen Europa. Volgende week vertrek ik naar Lapland. Ik denk dat ik niet mag verklappen met wie, dat moet ik even navragen. Voor dat soort zaken heb ik dus een personal assistant, om te vermijden dat ik voortdurend mijn mond voorbijpraat. Ik ben soms te veel een open boek.

“Maar goed: blij dat alles op gang komt en dat de agenda weer vol loopt. Ik hou niet van stilstand.”

De horecasector werd zwaar getroffen door de lockdowns, maar we hebben u nooit publiekelijk uw mening horen uiten over de corona-aanpak.

“Ik ben geen klager, en ik hou er niet van om me in dat soort discussies te mengen. Dat is verloren energie. Iedereen zat in een moeilijke periode, dus moet je bekijken wat je zelf kan ondernemen om er het beste van te maken. We zijn onmiddellijk met takeaway-dinerboxen begonnen in de zaken in Cadzand, en hebben snel uitgebreid naar afhaalpunten. Dat was meteen een groot succes, maar er komt heel wat bij kijken. Even snel koelwagens regelen, dat soort zaken. Voor mij was het belangrijkste dat we zo veel mogelijk aan de slag konden blijven, om de connectie met je klanten te behouden en te zorgen dat je je personeel aan het werk kan houden.

“Ik ben vast niet de enige die het moe is om over corona te praten. We willen dit nu eindelijk écht achter de rug hebben, toch?”

U hebt horecazaken in zowel Nederland als België. Welk land had de beste aanpak volgens u?

“België heeft het volgens mij slimmer aangepakt. Het was geen probleemloos parcours, maar ze zijn hier over de hele lijn strenger en voorzichtiger geweest en hadden de touwtjes toch wat strakker in handen. De vaccinatiecampagne liep in België ook stukken vlotter, dat mag ook wel eens gezegd worden. Heel atypisch eigenlijk, want meestal is de Nederlandse overheid veel efficiënter.

Willem Hiele en Sergio Herman signeren elkaars boeken.Beeld Bob Van Mol

“Het was vooral heel verwarrend dat elk land een eigen koers volgde. Als je zoals ik in de grensstreek woont en werkt, valt het toch moeilijk te vatten dat je in Cadzand op een terras mocht zitten en tien kilometer verder in Knokke niet. Dat je in de duinen de grens over wandelt en plots een mondkapje op moet.”

Hoe komt het eigenlijk dat u bijvoorbeeld met Frites Atelier actief bent in Antwerpen, Gent en Brussel, maar niet in Amsterdam?

“Ik voel me sowieso meer Belg dan Nederlander. Als je in Zeeland opgroeit, dan is de Randstad erg ver weg – ik had altijd meer feeling met Antwerpen dan met Amsterdam. We lazen thuis Bel­gische kranten, ik ging met mijn papa naar Club Brugge, nog altijd mijn ploeg. Mijn kinderen gaan in België naar school. Als ik ‘politie’ zeg, dan corrigeren zij me: ‘Het is ‘flikken’, papa.’

“Pas op, ik wilde graag in Amsterdam iets opstarten, maar het is erg moeilijk om een betaalbaar pand te vinden op een toplocatie. We hebben met Frites Atelier door corona een moeilijk jaar achter de rug, en we hebben veel geleerd. Enkele van onze zaken zijn iets te klein, je moet plaats kunnen bieden aan mensen om ter plekke te eten. Je kan niet verwachten dat mensen buiten in de kou en de regen aanschuiven en daar hun frietjes opeten.”

Hebt u als horeca-ondernemer schade geleden afgelopen jaar?

“Natuurlijk is er schade, ondanks de steunmaatregelen. Heel veel plannen staan on hold, de onzekerheid zet een rem op veel ideeën. Bij de eerste lockdown zaten we in volle voorbereiding op de opening van Le Pristine in Antwerpen, en toen kwamen daar onverwachts twee maanden uitstel bij. Dat was ideaal, zie ik nu, omdat we extra tijd hadden om alles nog meer op punt te stellen. Toen we eindelijk konden openen, liep alles van een leien dakje. Dat heb ik dus geleerd voor toekomstige projecten: niet rushen, het publiek verwacht ook dat alles vanaf dag één helemaal goed zit.

“Maar toen we na amper enkele weken toch weer moesten sluiten, vond ik dat veel moeilijker. Ik had die eerste maanden elke dag mee in de keuken gestaan, we waren zo goed op dreef. Dat alles opnieuw maanden stillag, dat vreet aan je creativiteit. En het allerergste is het personeel dat gedemotiveerd raakt en afhaakt.”

Personeelstekort was al langer een pijnpunt in de horeca. Waarom is dit nog verergerd?

“Werknemers hebben geproefd van een ander, rustiger leven, denk ik. Het is nog moeilijker geworden om leuke mensen te vinden, die hard willen werken. Dat wordt dé uitdaging voor de toekomst van de horeca. Het is frustrerend, want je kan prachtige zaken openen, een geweldig menu opstellen, maar uiteindelijk heb je goed personeel nodig om een zaak tot een succes te maken.”

U vergelijkt werken in de horeca vaak met top­sport. Maar zelfs de grootste topatleten geven vandaag aan dat ze bezwijken onder de zware mentale druk. Misschien geldt ook in de horeca dat een harde aanpak niet altijd het beste in de mensen naar boven haalt?

“Absoluut, je merkt dat jonge mensen vandaag andere prioriteiten en ambities hebben. In de bediening is een vierdagenwerkweek al een feit, dat draai je niet meer terug. Dus moet je puzzelen met je werkschema’s. Het is niet anders.

“Work-life balance, dat zijn zaken waar ik zelf vroeger geen seconde bij heb stilgestaan. Als je in een horecagezin opgroeit, dan bestaat vrije tijd niet. Ik had als jonge kerel al een drive en passie die ik vandaag bij niet zo veel mensen terugvind. Het harde werken en de opofferingen vond ik vanzelfsprekend. Maar je kan diezelfde eisen niet opleggen aan de volgende generatie.”

Als uw personeel drie vrije dagen per week vraagt, denkt u dan: ‘Wat een verwende nesten’?

“Het is dubbel. Je kan je koppig verzetten tegen die evolutie, en stoere verhalen vertellen over hoe hard het er vroeger aan toeging. Maar het resultaat zal zijn dat je alleen in je keuken staat. Dus moet je mee met je tijd.”

Is de chef als bullebak dan een uitstervende soort?

“Wij zorgen echt goed voor onze mensen, geloof ik. Het grootste deel van mijn job vandaag bestaat uit het spotten van talent, coachen, opleiden, motiveren. Af en toe eens een goed gesprek of een schouderklopje, dat is nu veel meer nodig dan vroeger.

‘Het is nu nog lastiger om leuke mensen te vinden die hard willen werken. Dat wordt dé uitdaging voor de horeca.’Beeld Bob Van Mol

“Maar horeca zal altijd een harde sector blijven. Mijn doel is altijd: mensen beter maken, zorgen dat ze groeien en boven zichzelf uitstijgen. Dus moet je soms streng en veeleisend zijn.”

Was u vroeger harder voor uw personeel?

“Ik was impulsiever. Ik heb geleerd om al eens tot tien te tellen. Mijn boodschap is dezelfde, maar ik zal ze soms iets voorzichtiger brengen. Ik ben deze periode in al mijn zaken nog eens een keertje gaan eten, en daarna kom ik met een hele waslijst van fouten die ik heb opgemerkt. Dat is hard, ja. Dus let ik erop dat ik ook enkele zaken benoem die wél top waren. Het is niet de bedoeling dat je het zelfvertrouwen en de motivatie van mensen helemaal onderuithaalt door alleen maar negatief te doen.”

Als u een ‘rock-‘n-rollchef’ wordt genoemd, wat moeten we daar­onder verstaan?

“Ik heb dertig jaar lang in Sluis in een klein keukentje staan zwoegen, dag in dag uit. Dát is rock-’n-roll voor mij. Pas de laatste tien jaar had ik eindelijk een klein venstertje, met uitzicht en wat daglicht.

“Het ging me toen niet om bekendheid of roem of imago. Ik tussen die vier muren, dat was het. Nu zie ik dat als een luxe: ik heb in die afzondering mijn eigen stijl kunnen ontwikkelen. Sociale media bestonden nog niet, je werd niet blootgesteld aan allerlei invloeden. Vandaag is het voor jonge chefs veel moeilijker om hun eigen pad te volgen, want er is te veel afleiding. Op je telefoon zie je gerechtjes voorbijkomen van restaurants uit de hele wereld, en dat maakt het moeilijker om je eigen focus en drijfveer te vinden.”

Wat was uw drijfveer dan?

“Passie. Mezelf uitdagen, elke dag een beetje beter worden. Dat is de aard van het beestje zeker? Ik ben trots als ik erop terugkijk, maar het is een harde weg geweest.”

Die weg is bekend: hoe Sergio Herman op z’n veertiende in Oud-Sluis, het mosselrestaurant van zijn ouders, begon te werken en later de zaak uitbouwde tot een driesterrenrestaurant. Maar die troonopvolging verliep niet probleemloos. In het begin haakten de klanten af.

“Ik heb véél traantjes gelaten, ja. Er waren avonden dat we nul reservaties hadden. Dan sta je daar, naar de deur te staren in de hoop dat er ­iemand binnen zal komen. Ik heb het al vaak verteld, hoe ik vol verwachting zag dat er een auto het plein opreed. Eindelijk een gast, dacht ik, tot bleek dat hij voor de nabijgelegen seksshop kwam.” (lacht)

Begon u dan nooit te twijfelen of u wel op het juiste pad zat?

“Nooit, zo koppig ben ik wel. Ik ben altijd in mezelf blijven geloven. Nadat ik mijn diploma had gehaald aan de hotelschool, Ter Groene Poorte in Brugge, was ik onbetaald stage gaan doen bij sterrenchef Cas Spijkers (van De Swaen in het Nederlandse Oisterwijk, EM). Ik wilde leren van de beste. Toen mijn vader wat gezondheidsklachten kreeg, ben ik teruggekeerd naar Sluis, maar mijn ambities lagen ondertussen veel hoger. Ik had meegedraaid op topniveau, en ik was gretig om te laten zien wat ik allemaal kon. Het vooruitzicht om de rest van mijn leven mosselen te serveren, daar werd ik niet blij van.

“Ik ben teruggekeerd naar Oud-Sluis in 1989, en kreeg een eerste Michelin­ster in 1995. Die eerste jaren toen ik de zaak had overgenomen waren beenhard, maar als je iets bijzonders doet, dan komt de erkenning ooit wel. In 1999 volgde de tweede ster, de derde in 2006. We haalden 20/20 in Gault&Millau, zaten negen maanden op voorhand volgeboekt. Mensen uit de hele wereld kwamen speciaal naar Sluis om mijn eten te proeven. Ik krijg kippenvel als ik eraan terugdenk, het was de mooiste tijd van mijn leven.”

En nu?

“Ik zou het nu niet meer aankunnen, dat meen ik echt. Niet zoals hij (wijst naar Hiele, in de keuken, EM), elke dag opnieuw. Ik werk nog altijd heel hard, maar zie mij hier zitten: een uitgebreid diner op een woensdagavond, dat was al die jaren ondenkbaar. Dat is zo voor alle mensen in de horeca: je bent aan het werk als andere mensen vrij ­hebben.

‘Ik zou het nu niet meer aankunnen, zo elke dag opnieuw. Dat meen ik echt.’Beeld Bob Van Mol

“Ik had nog makkelijk minstens tien jaar langer als chef kunnen doorgaan, maar het was tijd voor mij om mijn vleugels uit te slaan en te ontdekken dat er een wereld buiten de keuken bestaat.

“Ik zeg dat niet om zielig te doen, ik heb al die jaren gedaan wat ik het liefste deed. Als je de beste wil worden, dan moet je offers maken. Zoals een jonge topsporter, die kan ook niet met zijn maatjes mee op café.”

U sloot de zaak in 2013. Eigenlijk begon u toen, als veertiger, pas aan dit nieuwe leven.

“Ja, toen had ik al dertig jaar alleen maar in de keuken gestaan. Alles wat vandaag mijn leven leuk maakt, bestond daarvoor niet: reizen, concerten, musea bezoeken. Er is een wereld voor me opengegaan. En boven alles: ik kan nu tijd met mijn kinderen doorbrengen.

“Ik ben deze zomer met drie van mijn vier kinderen naar Barcelona geweest, het heeft me ontroerd hoe fijn we met elkaar omgaan. Naar het werk van Gaudí gaan kijken, terrasjes doen, ’s avonds roomservice bellen en samen op de hotelkamer naar het EK kijken, dat soort dingen. Heerlijk.

“Vooral tegenover de twee oudsten heb ik lang een schuldgevoel gehad, omdat ik er te weinig voor hen ben geweest. De weekends dat ze bij mij waren, was ik in Oud-Sluis aan het werk. Dan zat mijn zoon te gamen, en mijn dochter F.C. De Kampioenen te kijken. Tussendoor bakte ik snel voor hen een biefstuk met frietjes erbij, en ik spoot hun naam met vleesjus op hun bord. Dat was ons ritueeltje. Meestal vielen ze in slaap op de bank. De rit naar huis was altijd het mooiste moment: muziekje op, babbelen, geinen. Maar ik heb hun jeugd voor een groot deel gemist. We hebben wat in te halen, dus het is bijzonder wat een goede band we nu hebben.

Sergio Herman: ‘Work-life balance, ik dacht daar nooit over na’
Beeld Bob Van Mol

“Mijn oudste zoon, Boy, kon niet mee op reis, omdat hij in de keuken werkt bij AIRrepublic. Ik ben erg trots op hem, hoewel ik hem nooit in deze richting heb gepusht. Hij heeft hout­bewerking gestudeerd, het verbaasde me dat hij toch de horeca in wilde. ‘Je moet het helemaal zelf doen’, heb ik gezegd. Maar ik hoorde net van zijn chef dat hij het goed doet en keihard werkt. Onlangs had hij een ontsteking aan zijn teen, hij kon zijn schoenen zelfs niet meer aan. ‘Je moet naar de spoed’, zei ik. Hij: ‘Gaat niet, want dan mis ik mijn shift.’ Dus heeft hij de pijn verbeten en is hij gewoon aan het werk gegaan. Die mentaliteit, dat is echt horeca-DNA. Zo moet het.”

Wacht even: zei u daarnet niet dat die harde aanpak niet meer loont in de horeca?

(lacht) “Klopt, maar je hebt wel doorzettingsvermogen nodig. Je mag geen mietje zijn als je iets wil bereiken. Ik stuur hem wel lieve berichtjes, dat hij niet mag opgeven en dat ik trots ben en van hem hou en zo. Mijn vader was erg spaarzaam met affectie en complimenten, dus ik vind het belangrijk dat mijn kinderen weten hoe graag ik hen zie.

“Ik ben helemaal geen strenge papa, maar wel als het gaat over normen en waarden. Ze moeten respect hebben, en niet denken dat alles zomaar vanzelf komt.

“Mijn dochter wilde in Le Pristine gaan eten met haar vriendje. ‘Maar dat is wel duur, papa’, zei ze. Ik zeg: ‘Bestel maar wat je wil.’ Later die avond zag ik dat ze op Instagram foto’s had gepost van het etentje, maar ze moet wel even beleefd een bedankje sturen, toch? Dus heb ik haar een bericht gestuurd: ‘DANKJEWEL PAPA’. Mijn kinderen moeten die luxe niet zomaar vanzelfsprekend vinden.”

Als uw dochter zegt dat Le Pristine duur is, heeft ze dan gelijk?

“Voor een meisje van vijftien is dat veel geld, ja. Maar ik weet voor al mijn zaken dat de prijs-kwaliteit klopt, als je met goede producten werkt, op een toplocatie, in een mooi kader. Bij Oud-Sluis bereikte ik enkel nog een heel exclusief publiek, maar ik vind het net boeiend om iets te bedenken dat voor iedereen toegankelijk is. Bij Le Pristine Café kan je ook binnenlopen voor een glas wijn en een hapje. En als je acht euro uitgeeft bij Frites Atelier, dan krijg je ook kwaliteit. Iedereen kan mijn werk ontdekken.”

Ziet u zichzelf ooit nog opnieuw in de keuken staan? Er waren plannen om in Retranchement in Zeeland een plek te creëren waar u af en toe voor een beperkt aantal gasten zou koken.

“Dat is een van de vele ideeën die we aan het uitwerken zijn, maar er staat nog niets vast. De bouwplannen liggen bij de gemeente, daar gaat sowieso nog veel tijd over.

‘Vooral tegenover de twee oudste kinderen heb ik lang een schuldgevoel gehad. We hebben wat in te halen.’Beeld Bob Van Mol

“Het blijft kriebelen, want niets geeft mij meer voldoening dan in de keuken staan. Misschien komt het er ooit wel van, om af en toe een diner te doen, voor maximaal achttien gasten. Een menu koken op megatopniveau. Ik weet dat ik daar supergelukkig van word.”

Wat met het gerucht dat u een restaurant zou openen in de Antwerpse Boerentoren, die Fernand Huts heeft gekocht?

“Wat ik allemaal al over mezelf gehoord heb. (lacht) Klopt niet, nee. Ze hebben me toch nog niet benaderd.

“Ik ben niet van plan om nog tien restaurants te openen. Wat nu vaststaat, is dat we Blueness (de foodbar in het Strandhotel in Cadzand, EM) ook naar Antwerpen brengen naast Le Pristine, op de plek waar nu Verso Café is.

“Er komen veel vragen uit het buitenland, van hotels bijvoorbeeld. Waarschijnlijk komt er een project aan in Singapore, maar ook dat ligt door de coronacrisis even stil. We zijn nog in onderhandeling, maar ik hoop het binnenkort bekend te kunnen maken.

“In Azië is het geen probleem om fantastisch horecapersoneel te vinden, hun werkethiek is top. Terwijl dat hier het grootste obstakel is: heb ik wel de juiste mensen om er een succes van te maken?

“Alles komt neer op goede samenwerkingen: we beginnen binnenkort onze frieten te exporteren naar Duitsland, Zwitserland, Italië. En we openen in Nederland enkele Frites Ateliers met een franchisenemer. Je moet zaken uit handen geven, en dan moet je met de juiste mensen in zee gaan. Ik denk dat ik daar een goede intuïtie voor ontwikkeld heb.”

Wat als samenwerkingen, zeker met vrien­den, fout lopen? U opende The Jane samen met Nick Bril, uw souschef bij Oud-Sluis. Maar hij runt de zaak al lange tijd alleen, en sinds dit jaar is hij ook de enige eigenaar.

“Daar is al veel over gezegd, en het belangrijkste is dat Nick en ik daar met ons tweetjes over hebben gepraat. Ik denk dat de conclusie is dat we beiden in onze naïviteit andere verwachtingen hadden van deze samenwerking. Het is nu eenmaal zo.

“Ik weet één ding heel zeker: alle talenten die bij mij in de keuken hebben gewerkt, heb ik een heel eind verder geholpen in hun carrière. Ik heb met haast iedereen van de oude garde een goed ­contact. Kijk naar Kobe (Desramaults, EM) of Filip Claeys van De Jonkman. Dat zijn de gasten met wie Oud-Sluis van twee naar drie sterren is kunnen gaan. Dat was hard werken, maar ook enorm veel lol en kameraadschap.

‘Mijn zoon ging met een ontstoken teen gewoon aan het werk. die mentaliteit, dat is echt horeca-DNA.’ Beeld Bob Van Mol

“Ik geef mensen graag kansen om door te groeien. Ik weet wat ik voor The Jane heb gedaan, en ik erken ook dat Nick er heel hard voor heeft gewerkt, hij is een erg goede chef met veel karakter. Samenwerken met vrienden is het mooiste, maar soms loopt dat niet zoals je had gehoopt. Ik kan mezelf niet veranderen, en ik ga met mensen om zoals met mijn gerechten: alles is passie en intensiteit. Ik zeg altijd wat ik denk, en dat botst weleens. Dat is ook geen ramp, er komen andere mensen in de plaats en Nick zal met zijn kwaliteiten ook zijn doelen bereiken.”

Ondertussen lijkt de telefoon op tafel steeds dwingender om aandacht te vragen. Hij checkt zijn berichten, zegt met een kleine grijns: “Daarom ligt dat ding dus met het scherm naar beneden.” Alsof wij zouden durven te gluren naar het intieme digitale leven van onze praatgast.

Eigenlijk doet hij dit nooit, een hele avond uittrekken voor een veelgangenmenu. Hoe hard hij ook chef Willem Hiele na elke gang op het hart drukt dat het top, geweldig en heerlijk is. “Ik heb gewoon niet zo veel geduld. Liefst ga ik even snel iets à la carte eten, pasta met een glaasje wijn, en klaar. Ik ben zo graag rustig thuis tegen­woordig.”

Na tien jaar in het publieke oog wil hij meer de luwte opzoeken, zegt hij. Als het hem gegund wordt. “Eigenlijk ben ik niet iemand die graag in de schijnwerpers staat, echt niet.”

Jarenlang vormde Sergio Herman samen met zijn vrouw Ellemieke Vermolen – Nederlands model, actrice en presentatrice – een rodeloperkoppel. De keerzijde is dat ook hun scheiding na twaalf jaar huwelijk, begin dit jaar, breed in de pers werd uitgesmeerd. En dat hij niet in Ibiza op een terras zijn verjaardag kan vieren met zijn nieuwe geliefde, zonder dat er stiekeme foto’s van uitlekken. Daar is hij dus klaar mee.

“Ik ben altijd heel open geweest, ook over heel pijnlijke, persoonlijke zaken. Toen we een zoontje verloren, vier jaar geleden, vlak voor de geboorte, stond dat in alle bladen. Toen mijn vader enkele maanden later stierf, heb ik daar ook vrijuit over verteld. Dat ligt nu achter mij. Ik vind niet dat ik de plicht heb om alles wat er in mijn leven gebeurt toe te lichten voor het grote publiek. Ik heb beslist om mezelf en mijn omgeving wat meer af te schermen. Ik heb ook recht op een privéleven, toch?

“Mijn vader was in de vijftig toen hij ziek werd. Met het ouder worden, word ik altijd maar kritischer: waar wil ik mijn tijd en energie aan ­besteden?

“Ik heb thuis geleerd om gevoelens ver weg te stoppen. Mijn mama was daar kampioen in. ‘Voor men kop ni’, zei ze dan. Wat er ook scheelde achter de schermen, voor de klanten toverde ze een glimlach op haar gezicht, en werkte ze zich te pletter. Ik ben ook lang zo geweest. Moeilijke ­momenten deelde ik met niemand. Ik kropte alles op, en in de auto in mijn eentje kwamen de ­tranen.”

Hebt u er ooit al spijt van gehad, dat u in de spotlights bent getreden?

“Nee, het heeft ook veel voordelen. Mijn naam is een brand geworden, en dat is de basis voor alles wat ik onderneem. Of ik nu een pop-up open of een kookboek uitbreng, die bekende naam helpt om meteen een groot publiek te bereiken.

‘Moeilijke ­momenten deelde ik met niemand. Ik kropte alles op, en in de auto in mijn eentje kwamen de ­tranen.’Beeld Bob Van Mol

“Maar het gevolg is ook dat de verwachtingen torenhoog liggen, en je kan je geen uitschuiver meer permitteren. Als ik te snel rijd, dan staat dat de volgende dag ook in de krant. Iedereen maakt fouten, maar de mijne worden net iets breder uitgesmeerd.

“En op persoonlijk vlak weegt het soms. Onlangs nog, zat ik op een zondag te lunchen met mijn twee jongste kinderen. We zaten nog niet neer, of er kwam al een man zeggen dat ik naar zijn tafel moest komen voor een praatje. Voor je het weet ben je met het hele terras selfies aan het nemen. Dat is niet erg, en niemand zal aan me merken dat ik misschien moe ben en graag even op een luie zondag met mijn kinderen quality­time wil doorbrengen. Maar toch. Af en toe zou ik wel eens een andere kop willen.” (lacht)