Direct naar artikelinhoud
ReportageConflict Spanje-Marokko

Spaanse enclave Ceuta in Marokko bloedt dood. De inwoners betalen de prijs

Een bijna lege ferry tussen Algeciras en Ceuta. Vroeger zat de boot steeds overvol.Beeld César Dezfuli

De ferrydiensten tussen Marokko en Spanje zijn door een diplomatiek conflict al anderhalf jaar dicht. Aan weerszijden van de Straat van Gibraltar, waar reizigers en handelaren gewoonlijk de toon zetten, is het doodstil. De inwoners betalen de prijs. ‘Tot eind dit jaar kan ik het volhouden.’

Een reisverkoper zonder reizen is als een kip zonder eieren, niet in staat om te doen waarvoor hij op aarde is. En dus zit Mounir Ouassini (59) onderuitgezakt achter de balie van zijn verder lege kantoortje in Algeciras, een belangrijke havenplaats in het zuidelijkste stukje van Spanje. Gewoonlijk verdringen Marokkaanse Europeanen zich hier in de zomer om per schip de oversteek te maken naar het land waar hun wortels liggen.

Nu is het in Algeciras stil. Al sinds het begin van de coronacrisis vertrekt er geen ferry naar Marokko. Ouassini slijt zijn dagen met het verkopen van simkaartjes voor telefoons en een enkele reis naar Ceuta, een van de twee Spaanse enclaves in Afrika. Van het rijtje reisbureaus in de haven is alleen het zijne nog open. Bij de concurrentie – als je dat zonder klanten nog zo kan noemen – stapelt de post zich op achter de stoffige glazen voordeuren.

“Tot het einde van dit jaar kan ik het volhouden”, zegt Ouassini, vader van drie. Hij is verbitterd, over de grenssluiting en het diplomatieke steekspel tussen Spanje en Marokko dat eraan ten grondslag ligt. “Het zijn de politici die bepalen en wij die de rekening betalen.”

Operatie Marhaba

Meer dan anderhalf miljoen reizigers namen in 2019 nog deel aan Operatie Marhaba (‘welkom’ in het Arabisch), de zomerse oversteek naar Marokko vanuit Zuid-Spanje, mede gefaciliteerd door de Marokkaanse overheid. Nederlanders, Belgen, Fransen en Spanjaarden met een Marokkaanse achtergrond rijden hier ieder jaar hun auto op de veerboot die hen naar de overkant van de Straat van Gibraltar voert. Maar voor de tweede zomer op rij gaat dat feest niet door.

Dat de Marokkaanse regering vorig jaar Operatie Marhaba via Ceuta afblies, kon op groot begrip rekenen bij de noorderburen. Natuurlijk, het coronavirus. Dat Marokko ook deze zomer de oversteek vanuit Spanje blokkeert, is moeilijker te verkroppen. De officiële reden is nog altijd de coronapandemie. Maar veerboten vanuit Frankrijk en Italië zijn wel welkom, net als vluchten vanuit Spanje en de rest van Europa.

Het gesloten houden van de zeestraat is dan ook niet los te zien van de diplomatieke crisis tussen Spanje en Marokko. Die crisis ontvlamde in april, toen uitlekte dat Spanje medische zorg bood aan Brahim Ghali. Hij is de leider van Polisario, een guerrillabeweging die strijdt voor onafhankelijkheid van de grotendeels door Marokko bezette Westelijke Sahara.

Marokko reageerde woedend. Spanje zou zijn zuiderbuur hebben verraden door de medische zorg aan een staatsvijand. Het conflict escaleerde in mei, toen de Marokkaanse autoriteiten 12.000 Afrikaanse migranten geen strobreed in de weg legden – hen zelfs aanmoedigden – op hun vlucht naar Ceuta, en dus EU-grondgebied. Zo’n 1.500 van hen zitten nog in een overvol kamp in de enclave, nog eens 1.000 slapen op straat, onder hen veel kinderen.

Het was in deze sfeer dat Marokko de beslissing nam om Marhaba voor de tweede zomer op rij te annuleren. Dat is een zware dobber voor de sectoren die rekenen op de zomerse trek. Alleen al de Spaanse tankstations langs de route zeggen bijna 100 miljoen euro aan inkomsten te verliezen.

De reisagentschappen zijn bijna allemaal gesloten.Beeld César Dezfuli

Van de havensteden in Zuid-Spanje treft de blokkade Algeciras verreweg het hardst. Harde cijfers over de schade zijn er niet, maar in 2019 maakte ruim de helft van de reizigers de oversteek vanuit deze haven, de grootste van het land. Naar Ceuta (om daar de grens over te gaan) of rechtstreeks naar het Noord-Marokkaanse Tanger.

Het havenbedrijf van Algeciras ziet 11 miljoen euro in rook opgaan, maar kan een stootje hebben. Groter is de klap voor de zelfstandigen: mensen als Ouassini, die de veerboottickets verkopen, maar ook kruidenierswinkels en horeca.

Natuurlijk is de economische pijn groot, zegt Taoufik (40, hij geeft zijn achternaam liever niet) die een supermarktje in de haven uitbaat. Ook bij hem. Maar vergeet de sociale gevolgen niet, voor Marokkaanse families die aan beide zijden van de grens wonen.

Hij vertelt over zijn moeder, die in december overleed in Tétouan, Noord-Marokko. Normaal gesproken was hij er met de ferry zo geweest. Nu moest hij wachten op de uitslag van zijn PCR-test. De vlucht die Taoufik boekte was noodgedwongen een goedkope, maar daardoor niet de snelste optie. Zijn moeder heeft hij niet kunnen zien voor ze werd begraven.

Illegale handel

Hoe hard een anders zachte grens in tijden van crisis kan zijn, is ook te horen aan de andere kant van de zeestraat, in Ceuta. Van de zes toegangspoortjes naar de haven, gewoonlijk nodig om de massale toestroom naar de vertrekhal in goede banen te leiden, is er nu slechts één open. Op de ferry, die in een uurtje naar Europa vaart, zijn amper dertig van de vele honderden stoelen bezet. De bar is dicht.

In Ceuta is de grootste zorg niet het opdrogen van de stroom Europeanen, maar het volledig stilvallen van de handel met de regio. De stad leefde tot twee jaar geleden in symbiose met de buren. Duizenden Marokkanen uit de omliggende gebieden, die zonder visum Ceuta in mochten, smokkelden in enorme tassen kleren, eten en schoonmaakmiddelen de enclave uit. Producten die zij in eigen land met bescheiden winst doorverkochten.

Ook de winkeliers in Ceuta profiteerden: kledingwinkels, supermarkten en drogisterijen leunden op de verkoop aan hun Marokkaanse bezoekers. De eerste tegenslag kwam eind 2019. Marokko maakte een einde aan de gedoogde en onbelaste handel, tot dan goed voor 700 miljoen euro per jaar.

Na de uitbraak van de coronacrisis gingen de grenshekken op slot voor ieder verkeer, en dat zijn ze anderhalf jaar later nog. Het versterkt in vooral rechtse kringen in Spanje de vrees dat Marokko bewust aanstuurt op de verzwakking van Ceuta, dat door het islamitische koninkrijk wordt gezien als bezet gebied.

Plannen om het gesmokkel te reguleren en zo de economie weer op te starten blijven uit. Bij de grensovergang, waar de drukte in 2017 leidde tot de dood van een jonge vrouw door verdrukking, staat nu niemand tussen de dranghekken. De stilte treft vooral de economisch zwakste Ceutís, zoals die in de wijk Príncipe, pal aan de grens.

Stap uit de taxi in Príncipe en je wordt ontvangen met achterdocht. Een buitenlander, die is vast van de CIA. Na een paar minuten van dooi volgen de verhalen. Zoals die van Ahmed Mohamed (24), net weer vrij na vier jaar in de gevangenis voor drugshandel. “En nu zit ik nog steeds opgesloten.”

Ondanks de grote kortingen zijn er nauwelijks mensen in de kledingwinkels.Beeld César Dezfuli

Hij werkt nu in de bouw, maar dat is een uitzondering. De meesten hier zijn afhankelijk van de handel, zwart of nog veel zwarter – hasj, coke. Op zijn telefoon laat Mohamed filmpjes zien van waterscooters en speedboten die uit handen blijven van de grenspolitie. Goed is het niet, maar wat moet je anders, in een wijk waar het in goede tijden al malaise is?

Ook het rijkere centrum van Ceuta voelt de economische verstikking, al is die hier minder ontwrichtend. In de grote winkelstraat heeft de Pull&Bear, eigendom van kledingreus Inditex, de tent al leeggeruimd. “Hier in de buurt zijn zeker vijf winkels verdwenen”, zegt Alba Teruel (26), die in kledingzaak Inside een stapel T-shirts vouwt. Klanten heeft ze nauwelijks, ondanks de uitverkoop.

Iets verderop verkoopt de apotheek minder dan de helft van voor de grenssluiting. Dat is vooral erg voor de Marokkanen, zegt Ana Gutiérrez (32). Zij lopen medicijnen mis die ze in eigen land niet kunnen krijgen.

Wat zich voltrekt in Fnideq, de dichtstbijzijnde Marokkaanse stad, is volgens haar niets minder dan een ramp. “Mensen verkopen hun meubels om geld bij elkaar te schrapen.” Klant Rahma Oubchir (53) kan het niet laten zich in het gesprek te mengen. Ze komt zelf uit Fnideq, maar heeft gelukkig werk als schoonmaakster in Ceuta. Wat de apotheker zegt, klopt. “Het normale volk lijdt.”

Uitzicht op een snelle terugkeer naar de oude situatie is er niet. De relatie tussen Ceuta en het achterland verandert mogelijk zelfs definitief. De Spaanse krant El País citeerde eind juni uit een plan van de Spaanse regering om de banden tussen het vasteland en de enclave aan te halen. Ze wil handel met en toerisme naar Ceuta stimuleren. Voor Marokkanen in de omgeving een slecht vooruitzicht. Hun band met de Spaanse enclave wordt in dat geval mogelijk doorgesneden, en ze zouden hun recht kunnen verliezen om visumvrij naar Ceuta te reizen.

Het zou een vloek zijn voor mensen als Oubchir. In de apotheek heeft ze een vrolijk kind bij zich, de 5-jarige Sabrina. Het is de helft van een tweeling. Haar familie in Fnideq zorgt voor haar andere dochter, die ze al anderhalf jaar niet heeft gezien. Natuurlijk is het zwaar om haar alleen via de telefoon te spreken. “Maar wat is beter: hier werken en geld terugsturen, of daar sterven van de honger?”