Direct naar artikelinhoud
EssayAfghanistan

Joanie de Rijke werd door de taliban ontvoerd: ‘Voor ze mij gingen doden, wilden ze nog snel een zieltje winnen’

Joanie de Rijke in Afghanistan, vlak voor het misging.Beeld rv

Journalist Joanie de Rijke werd dertien jaar geleden door de taliban ontvoerd. Dit is een essay van haar hand. ‘De nieuwe talibanwoordvoerder Zabihullah Mujahid is dezelfde man die mijn gijzelnemers bedreigde dat ze me niet mochten vrijlaten omdat ik een Amerikaanse spion was. En nu moeten we deze man geloven?’

“Je moet je niet verplicht voelen. Maar ik zou je toch willen vragen om te overwegen of je geen moslim wilt worden.” Ik kijk naar mijn tolk. “Of je moslim wilt worden’, herhaalt die met klem. De moellah van de groep taliban – grijze baard, wit schedelkapje – kijkt me doordringend aan.

Wat is dat nu voor een opmerking, vraag ik me in stilte af. Ik moet me niet verplicht voelen om me te bekeren tot de islam terwijl ik juist gegijzeld en met de dood bedreigd ben? Maar de geestelijke is bloedserieus. “Onder de huidige omstandigheden kun je maar beter ja zeggen”, vindt mijn tolk. Dus knik ik instemmend. Waarop de moellah meteen zijn verhaal afsteekt. Hoe je een prachtige dood tegemoetgaat als je als moslim sterft. “Je hoeft er absoluut niet bang voor te zijn. Allah zal je in zijn paradijs opnemen en voor je zorgen. Het is het einddoel van een moslim, het is goed, het is prachtig.”

Ik krijg het ijskoud als ik het aanhoor. De bedoeling lijkt me duidelijk: voor de taliban me zullen doden, willen ze er nog snel een zieltje bij winnen. Het is afgelopen. Over en uit. Ik ga dit niet overleven.

Bijna dertien jaar later krijg ik het nog altijd ijskoud als ik eraan terugdenk. Op 1 november 2008 werd ik zes dagen gevangengehouden door een groep taliban in de bergen op de grens van de provincie Kaboel en de provincie Laghman.

De groepering had in augustus van dat jaar het wereldnieuws gehaald toen ze tien Franse paracommando’s in een hinderlaag had gelokt en na hevige gevechten om het leven had gebracht. President Emmanuel Macron vernoemde de tien paracommando’s en hun tolken afgelopen maandag nog uitdrukkelijk in zijn toespraak als reactie op de Afghaanse crisis. Dat ze niet voor niets waren gestorven, klonk het. Een bedenking waar veel militairen op dit moment mee worstelen.

Joanie de Rijke in 2019 in Afghanistan.Beeld rv

Spion

In de periode 2006-2008 reisde ik regelmatig naar Afghanistan om verslag te doen van de strijd tegen de taliban. Nadat twee Franse journalisten dezelfde groep taliban hadden geïnterviewd voor het blad Paris Match en er heelhuids vanaf waren gekomen, waagde ook ik mijn kans. Als journalist in een conflictgebied probeer je, indien mogelijk, alle betrokken partijen te benaderen. Je gaat niet alleen op stap met Belgische, Britse of Amerikaanse militairen, je wilt ook de standpunten van de tegenstanders horen. In dit geval dus de taliban.

Maar waar het bij de twee Franse reporters probleemloos was verlopen, ging het bij mij mis. Nog geen uur na onze ontmoeting werden we er plots van beschuldigd dat we voor de Fransen spioneerden. De groep taliban fixeerde zich op Frankrijk omdat de Franse militairen al lange tijd in het gebied operatief waren. Op het moment dat het woord ‘spion’ viel, werd ik overmand door doodsangst. Het was bekend dat de taliban maar één straf hadden voor spionnen: onthoofding.

Het is diezelfde angst waarmee de achtergebleven Afghaanse tolken en andere medewerkers van westerse instellingen nu worden geconfronteerd, al beweren de zogezegde taliban 2.0 dat ze niets te vrezen hebben zolang ze maar berouw tonen.

“Dat zeiden ze 25 jaar geleden ook”, schampert een bevriende Afghaanse journalist in Kaboel via WhatsApp. “En wat deden ze toen? Ze knoopten degenen die ze executeerden op aan de bomen. Als waarschuwing. Die beelden staan bij veel Afghanen nog op het netvlies gebrand.” 

De journalist houdt zich schuil in huis omdat hij ook voor de Amerikanen werkte. Onnodig om te zeggen dat hij zich grote zorgen maakt. Hij leeft in de hoop dat hij binnenkort uit Kaboel kan vertrekken. Samen met zijn gezin maakt hij deel uit van een Amerikaans uitreisprogramma. De procedure was opgestart, eind augustus ten laatste zou hij naar Oezbekistan vertrekken waar hij, zijn vrouw en hun drie kinderen konden verblijven tot hun verblijfsvergunning voor de Verenigde Staten in orde was. De vlucht, het onderkomen in Oezbekistan, alles zou door de VS worden betaald. Nu ziet hij zijn toekomst in rook opgaan. Hij zit hele dagen binnen, in groeiende onzekerheid. En angst. Zoals vele andere landgenoten.

Schrikbewind

Angst. Het visitekaartje van de taliban. Ik voel hem nog steeds op het moment dat ik dit schrijf. Gierende, misselijkmakende doodsangst. Ik stond ermee op en ging ermee slapen, tijdens die zes dagen gevangenschap in 2008.

Eén moment op de tweede dag zal ik nooit vergeten. De commandant van de groep dacht dat mijn tolk en ik onze schuilplaats hadden prijsgegeven aan de telefoon. Ik mocht de eerste twee dagen zelf bellen om de eisen van de taliban door te geven; er mocht niets over de ontvoering worden gelekt naar de buitenwereld en er moest losgeld worden betaald. De commandant was razend en sprak op dreigende toon tegen mijn tolk. Die begon letterlijk te beven van angst. We waren verraders, klonk het. En wat deden ze met verraders? “Die doden we. We nemen jullie nog hoger mee de bergen in, naar onze grotten. Daar zal ik jullie onthoofden.”

Pas veel later vertaalde mijn tolk de rest. “Jij gaat eerst, meneer de tolk”, had de commandant gezegd. “Om als voorbeeld te dienen. We zullen je dode lichaam tonen, zodat ze weten dat we het menen en dat we niet met ons laten sollen. Daarna is zij aan de beurt. Haar hoofd zal ook rollen en ik zal het de wereld laten zien.”

Mensen verzamelen aan de luchthaven van Kaboel in de hoop met een evacuatievliegtuig het land te kunnen verlaten.Beeld AFP

Zullen de taliban terugkeren naar hun praktijken uit het verleden? Het hanteren van lijfstraffen zoals handen afhakken, stenigen en openbare executies? Veel Afghanen vrezen het ergste, met name de vrouwen. Tijdens de overheersing van de taliban tussen 1996 en 2001 voerde de terreurbeweging een waar schrikbewind. Van onderwijs voor meisjes was geen sprake, vrouwen mochten niet werken en werden verplicht een boerka te dragen. Velen herinneren zich nog de verhalen over afgekapte vingerkootjes van vrouwen die betrapt werden op het dragen van nagellak. Elke zichtbare flinter vrouwelijkheid in het openbaar was ten strengste verboden.

Dat scenario zijn de Afghanen absoluut nog niet vergeten. Ook de beelden van vrouwen die in het openbaar gestraft werden met zweepslagen of erger, met steniging, staan op hun netvlies gebrand. Gestraft omdat ze waren verkracht en daar zelf schuldig aan waren, volgens de interpretatie van de taliban.

Tweehonderd jaar terug

De voorbije dagen werden we overspoeld door noodkreten van wanhopige Afghaanse vrouwen. Hun paniek is ronduit hartverscheurend. “To the whole world: shame on you”, reageerde Mahbooba Seraj van het Afghaans Vrouwennetwerk woedend tegen een journalist van de Turkse publieke omroep TRT World toen hij vroeg of ze een boodschap had voor de wereldleiders. “Moeten we allemaal sterven soms? We hebben hulp gevraagd, geëist, gesmeekt. De taliban zouden terugkomen, dus laat ons alsjeblieft niet in de steek. Maar de leiders van de grootmachten luisterden niet. We hebben er zo hard voor gewerkt om vrouwen meer kansen te geven, meer vrijheid. En nu worden we tweehonderd jaar terug in de tijd gesmeten.”

Zabihullah Mujahid, de nieuwe woordvoerder van de taliban, maakte afgelopen week zijn eerste publieke verschijning.Beeld Los Angeles Times via Getty Imag

Deze week werd ik gebeld door een vrouw in Kaboel over wie ik in 2014 een reportage had geschreven. Ze had toen net een hip schoonheidssalon geopend, een nieuw concept dat de eerste paar jaar heel goed draaide. “We leven al meer dan dertig jaar in oorlog, in angst en in armoede”, vertelde ze me destijds. “We snakken naar een beetje schoonheid in ons leven. Afghaanse vrouwen behoren tot de mooiste ter wereld. Ze zijn trots op hun uiterlijk, maar door het harde bestaan kunnen ze er nauwelijks aandacht aan besteden. Voor veel van hen is dit het enige pleziertje dat ze hebben. Ze voelen zich hier veilig en vooral: ze voelen zich weer vrouw.”

Nu belde ze me met de vraag of ik een manier wist hoe ze met haar gezin kon wegkomen. Het schoonheidssalon was voorgoed verleden tijd, klonk het. Net als het veilige gevoel. “Ik ben bang voor mijn dochter,” zei de vrouw, wier identiteit ik, net als van de andere bronnen, vanwege hun veiligheid niet bekend kan maken. Haar dochter is twaalf. “Ze is nog jong, voorlopig zullen de taliban haar niet komen halen. Maar ik hoor dat in provincies als Kandahar veertien- tot zestienjarige meisjes worden uitgehuwelijkt aan de taliban. Daar moet je als moeder toch niet aan denken?”

Schoonheid en tragiek

Elke Afghaan die ik deze week hoorde, is in paniek. Weinigen geloven de verzoenende beloftes van woordvoerder Zabihullah Mujahid, die plots op de eerste talibanpersconferentie na de verovering van Kaboel opdook. BBC-journaliste Yalda Hakim schrok toen ze oog in stond met “de mysterieuze taliban-woordvoerder die zich eindelijk laat zien”, zoals de BBC hem beschreef. Want de kalmerende woorden van Mujahid stonden lijnrecht tegenover de extremistische taal die ze hem een decennium geleden hoorde oreren. “Jarenlang stuurde hij bloeddorstige verklaringen rond en plotseling is hij vredelievend geworden?”, vroeg Hakim zich af. “Dat valt voor mij heel moeilijk te rijmen.”

Ik ben het met haar eens. Want ook ik ken Zabihullah Mujahid van meer dan tien jaar geleden. Ook toen was hij allesbehalve vredelievend.

Na mijn gijzeling had een bevriend journalist uit de streek waar ik gevangen werd gehouden, uitgezocht hoe het nu allemaal was gegaan. Bleek dat een van de woordvoerders van de taliban, een zekere Zabihullah Mujahid, mijn ontvoerders een dag voor mijn geplande vrijlating had bedreigd met het bericht dat ze me niet mochten laten gaan omdat ik plots een Amerikaanse spionne was. Hij loog erop los, want ik had geen enkele link met de Amerikanen, of het moest zijn dat mijn oom en tante er in de jaren 70 naartoe waren geëmigreerd.

Intussen gooide hij alles overhoop. Had het aan hem gelegen, dan had ik het waarschijnlijk niet overleefd. In het boek dat ik in 2009 schreef, staan zijn naam en functie als woordvoerder vermeld. En nu moeten we deze man geloven als hij zegt dat niemand iets te vrezen heeft? Ik denk het niet. Dat hij goed kan liegen, bewees hij tenslotte al in 2008.

Joanie de Rijke in Afghanistan in 2019. 'Dat ik veel geluk heb gehad, is een understatement.'Beeld rv

Gelukkig luisterde de taliban-commandant uiteindelijk toch naar de lokroep van het losgeld in plaats van naar de talibanwoordvoerder. Toen al een teken aan de wand dat de taliban geen homogene groepering vormen, maar veelal in kleine facties en op eigen houtje opereren. Ik ben uiteindelijk vrijgekomen dankzij de fantastische mensen die zich voor mijn redding hebben ingezet en dankzij losgeld, betaald door de uitgever waar ik destijds voor werkte en door privépersonen.

Dat ik veel geluk heb gehad, is een understatement. Maar terwijl ik mij hoog en droog in het veilige België bevind, zit de Afghaanse bevolking intussen als ratten in de val. De gigantische paniek van de mensenmassa op de luchthaven in Kaboel deze week sprak boekdelen. Hoe wanhopig moeten mensen zijn om blindelings op een vliegtuig te klimmen, beseffend dat het levensgevaarlijk is? 

De komende weken zal blijken wie de kans heeft gekregen om het land te verlaten en wie niet. De tolken, de medewerkers, de vrouwenrechtenactivistes? Maar wat met degenen die moeten blijven?

Leven ze straks onder een nieuw regime waarin angst de hoofdrol speelt? Waarin veertienjarige jongens worden ‘opgeleid’ tot zelfmoordterrorist? Ik heb ze gesproken, die jonge gastjes bij wie het mislukte. In plaats van in het paradijs zaten ze in de gevangenis. “De taliban beloofden me dat ik mijn overleden moeder zou terugzien,” zei een van hen. Dat had hem over de streep gehaald.

Misschien loopt het allemaal zo’n vaart niet. Moeten we opnieuw trachten te onderhandelen met de taliban, zoals hier en daar wordt geopperd. Misschien. Maar ik hou mijn hart vast. Arm Afghanistan. Een land waar schoonheid en tragiek hand in hand gaan. Ik kan alleen maar hopen dat de schoonheid ooit mag overwinnen.