Vlaamse spoedarts in Afghanistan: “We verzorgen ook taliban, maar hun kalasjnikov moeten ze achterlaten”

Spoedarts Stig Walravens (33) werkt voor Artsen Zonder Grenzen in een ziekenhuis in Kunduz, dat in de frontlinie van de strijd tussen de taliban en het Afghaanse leger lag. Hij ving er oorlogsslachtoffers van beide kampen op. Het verhaal van een Belg die niet gerepatrieerd wil worden.

Thibaut Renson

Het ziekenhuis is nog maar net open, zegt Stig. “De bedoeling was om vóór de Amerikaanse terugtrekking operationeel te zijn, maar we zijn door de realiteit ingehaald. Wij zitten tussen het centrum van Kunduz, dat in handen was van de regering, en de buitenwijken, die in handen waren van de taliban. De afgelopen maanden zijn de taliban opgerukt en kwam het ziekenhuis letterlijk in de frontlinie terecht.”

Schuilkelder

Zes jaar geleden werd het oorspronkelijke Artsen Zonder Grenzen-­ziekenhuis in Kunduz, waar oorlogsslachtoffers verzorgd worden, gebombardeerd door het Amerikaanse leger. Sinds 2018 werkte de ngo er aan de heropbouw van het ‘trauma hospitaal’, op een nieuwe locatie.

In het ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen worden strijders die tegen elkaar vechten naast elkaar verzorgd. © MSF

Het nieuwe ziekenhuis was nog een bouwwerf toen begin deze zomer het geweld begon toe te nemen. Om toch medische hulp te kunnen bieden aan de oorlogsslachtoffers, richtte Artsen Zonder Grenzen dan maar een veldhospitaal op in haar kantoren, die op een iets ­veiliger locatie liggen. Tijdens de gevechten van de afgelopen maanden werd het hospitaal gerund door een Afghaans en een internationaal team, ­onder wie spoedarts Stig.

“Toen tijdens de gevechten de geweerschoten en bombardementen stopten, konden we uit de schuilkelder komen. Dan wisten we dat de oorlogsslachtoffers binnengebracht zouden worden. Door de grote toevloed van gewonden kwam het er soms op aan meerdere slachtoffers op spoed in leven proberen te houden tot er een operatiekwartier vrijkwam om de ­patiënt te redden.”

Spoedarts Stig Walraevens werkt voor Artsen Zonder Grenzen in Kunduz. © Stig Walraevens

“Eenmaal de stad overgenomen was, was het voldoende veilig om ons van het kantoorgebouw te verplaatsen naar het nieuwe ziekenhuis. Sommige afdelingen, zoals de dienst intensieve zorg, zijn wel nog niet volledig klaar. En we moeten nog meer Afghaanse artsen en verpleegkundigen aanwerven”, zegt de Vlaamse spoedarts.

Neutraal

Stig vertelt hoe strijders die tegen elkaar vechten, in de ziekenhuisbedden naast elkaar verzorgd worden. “We zijn een neutrale organisatie die mensenlevens wil redden. Zodra iemand in het ziekenhuis binnenkomt, verliest die zijn achtergrond. Of die nu zelf geweld gepleegd heeft of een onschuldig slachtoffer is: wij behandelen iedereen op dezelfde manier, ook de taliban. Maar ze moeten hun kalasjnikovs achterlaten aan de ingang. Dat is de regel.” En die regel wordt volgens Stig ook goed nageleefd. “Beide partijen respecteren ons omdat wij iedereen verzorgen en politiek neutraal blijven. Wij ontvangen van geen enkele staat dotaties en leven uitsluitend van giften van burgers. Er wordt dan ook geen geweld gepleegd in het ziekenhuis, onze kantoren of verblijfplaats. Iedereen respecteert ons als een no-gozone.”

Maar een kogel die op een kilometer afstand afgevuurd wordt, kan verdwalen. En ook de gedachte aan het Amerikaanse bombardement op het oude ziekenhuis blijft nazinderen. Het bombardement kostte het leven aan meer dan veertig patiënten en medewerkers van Artsen Zonder Grenzen.

Het operatiekwartier van het nieuwe ziekenhuis van Artsen Zonder Grenzen in Kunduz, dat zich de voorbije maanden in de frontlinie van de strijd bevond.  ©  Stig Walravens

“Hier werken blijft natuurlijk een risico. Maar ik heb vertrouwen in Artsen Zonder Grenzen, dat alle ervaring en middelen heeft om een goeie inschatting te maken van de situatie. Zolang men het niet nodig vindt om mij te evacueren, blijf ik hier aan de slag.”

Kinderen op straat

Terwijl velen uit Afghanistan wegvluchten, blijft Stig dus op missie. “Het thuisfront maakt zich zorgen en zou liever hebben dat ik geëvacueerd word”, beseft hij. “Maar ze begrijpen dat ik hier wil blijven om mijn job te doen. Nu de stad in handen is van de taliban, is het erg rustig geworden. Het is een tijd geleden dat ik geweerschoten of bombardementen hoorde, en kinderen spelen hier opnieuw op straat alsof er niets aan de hand is. Intussen bouwen we verder aan het ziekenhuis, voor als de gevechten weer zouden losbarsten.”