Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenGeadopteerden

‘Als ik zie hoe ik zelf verscheurd geraakt ben, moet ik besluiten dat interlandelijke adoptie gewoon niet wenselijk is’

Jhon Muñoz.Beeld Tim Dirven

Vlaams minister Wouter Beke (CD&V) wil interlandelijke adopties twee jaar op pauze zetten om het systeem te hervormen. Broodnodig, vinden deze drie geadopteerden. ‘Ik vrees dat wantoestanden moeilijk uit te sluiten zijn.’

Silpa Ceyssens.Beeld ID/ Rudi Van Beek

Silpa Ceyssens (43) – geadopteerd vanuit India toen ze 8 maanden oud was

“Ik ben me al op vrij jonge leeftijd vragen beginnen te stellen over mijn identiteit. Wie ben ik? En waarom heeft mijn moeder mij afgestaan? Toen ik op mijn vijftiende het weeshuis in India bezocht, wachtte me een hele nare verrassing. De zuster zei dat ik sprekend op mijn moeder lijk. In een brief gericht aan mijn ouders staat echter dat mijn moeder gestorven is bij mijn geboorte. Hoe kon zij dat dan weten?

“Niet alleen voor mezelf, ook voor mijn adoptieouders was dat erg zwaar om te horen. Uiteindelijk heb ik met hun steun mijn biologische moeder kunnen opsporen en ontmoeten. We hebben geregeld contact, maar het blijft een groot onrecht waar ik nog elke dag mee leef. De emotionele band die je tijdens een opvoeding opbouwt, kun je nooit helemaal herstellen.

“Twee jaar lijkt me niet voldoende om alle malafide praktijken rond adoptie op te lossen. Het gaat niet alleen om een ethisch kader, waarbij de band tussen kind en familie te alle tijden bewaard blijft. Het gaat ook om nazorg. Voor sommige geadopteerden is een maandelijkse praatgroep met gelijkgestemden voldoende, anderen hebben nood aan een psycholoog met de juiste expertise. Daar kan de overheid een rol in spelen. Samen met heel wat andere slachtoffers wacht ik trouwens nog altijd op erkenning, een soort mea culpa.

“Mensen die weinig van adoptie kennen, zeggen weleens: ‘Als je daar was opgegroeid, had je nooit zo’n goed leven kunnen leiden.’ Daar word ik heel erg boos van. Dan stel je mijn biologische moeder en mijn land in vraag. Het had wél goed kunnen zijn.”

Jhon Muñoz.Beeld Tim Dirven

Jhon Muñoz (34) – geadopteerd vanuit Colombia op 2-jarige leeftijd

“Als ik zie wat adoptie met mijn leven heeft gedaan, hoe ik verscheurd ben geraakt door die gespleten identiteit, dan moet ik concluderen dat interlandelijke adoptie simpelweg niet wenselijk is. Zolang de wortels met de familie en het land verbroken worden, zal er leed zijn voor de kinderen. En dat allemaal puur om de wens van adoptieouders te vervullen.

“Zelf heb ik er een lang bewustwordingsproces op zitten. In mijn puberteit kreeg ik te maken met problemen zoals bindings- en verlatingsangst. Nadien ging ik Colombiaans koken en salsadansen, best leuke jaren van nieuwsgierigheid. Maar uiteindelijk wil je toch op zoek naar je identiteit. Ik maakte een reis naar Colombia met mijn adoptiemoeder, maar die bracht me helaas niet wat ik ervan verwacht had. Mijn biologische moeder heb ik nog steeds niet ontmoet.

“In mijn adoptiedossier staat zo veel, en toch zo weinig. Bij lokale instanties werd ik van het kastje naar de muur gestuurd. Een aantal zaken – zoals het feit dat mijn geboorteakte pas een jaar later is opgemaakt – maken het voor mij duidelijk: mijn identiteit is gestolen. Ik vrees dat zulke wantoestanden moeilijk uit te sluiten zijn.

“Ik heb een tijd afstand genomen van mijn persoonlijke verhaal, het was emotioneel gewoon te zwaar. Ik besloot om andere mensen bij hun zoektocht te ondersteunen, dat doe ik als voorzitter van mensenrechtenorganisatie Plan Angel Belgium. Maar recent heb ik ingezien: ik blijf zoeken naar mijn identiteit, tot de laatste dag dat ik leef.”

Afra Pribylla.Beeld ID/ Rudi Van Beek

Afra Pribylla (35) – geadopteerd vanuit Rwanda op 6-jarige leeftijd

“Er is sowieso veel misgelopen in mijn adoptiedossier, van mijn naam die bijna overal fout geschreven staat tot een onvolledige geboortedatum. Aan mijn biologische ouders is verteld dat ik enkel naar België ging om te studeren. Het adoptiebureau Zonder Grenzen is later gesloten door de overheid.

“Heel wat mensen onderschatten hoe moeilijk het is als je als zwart kindje in een volledig witte omgeving wordt geplaatst. Ik was zes jaar, had nog nooit racisme gezien en plots was dat daar. Voor mij was dat echt een schok, maar de begeleiding bestond uit blitzbezoekjes. Toen ik op latere leeftijd vragen begon te stellen aan mijn adoptiemoeder is het helemaal fout gelopen. Op een gegeven moment zijn mijn oudere broer en ik uit huis geplaatst en in een jeugdinstelling beland.

“Ik heb de indruk dat adoptie vaak onterecht geromantiseerd wordt, en de psychologische gevolgen geminimaliseerd. ‘We wachten al zeven jaar’, reageren wensouders nu. En wij dan? Deze ingreep heeft veel te lang op zich laten wachten. De criteria moeten veel strenger, in adoptiebureaus zouden er minstens enkele geadopteerden moeten werken die de gevoeligheden van het proces kennen.

“Het zwaarst is dat ik een deel van mijn identiteit kwijt ben. Toen de genocide in Rwanda uitbrak (in 1994, MIM) en mijn vader vermoord werd, is die info voor mij verzwegen. Pas vrij recent kon ik mijn familie gaan opzoeken. Ik zag er andere Afrikaanse mensen en dacht: ik lijk niet op hen. Die band mag je niet zomaar doorknippen.”