Direct naar artikelinhoud
PostuumJean-Paul Belmondo

Jean-Paul Belmondo (1933-2021): rebelse charmeur met twinkelende ogen

Jean-Paul Belmondo in 1968, met actrices Ursula Andress (links) en Caterine Deneuve.Beeld AP

88 is Jean-Paul Belmondo geworden, maar voor velen is hij nog steeds de rebelse charmeur met twinkelende ogen van zestig jaar geleden. De acteur die filmgeschiedenis schreef met zijn rol in A bout de souffle en zichzelf vervolgens een aantal keer heruitvond, had dan toch niet het eeuwige leven.

Een held van je vader, dat was Jean-Paul Belmondo. Rubberen lippen als Mick Jagger en die ironische twinkeling in de ogen à la Tony Curtis. In zijn mondhoek een onafscheidelijke gauloise. Een mannenman, dat kon toen nog. Zijn aangeboren bravoure bezorgde hem in de jaren vijftig, zestig, zeventig de gunfactor bij het grote publiek. ‘Bébel’ noemden ze hem liefkozend. Veel warmer dan collega-acteur Alain Delon, zijn grootste rivaal. Daar was altijd iets mee, al speelden ze ook wel eens samen, zoals in Borsalino (1970).

Verscheen Belmondo op het scherm, dan viel een glimlach niet te onderdrukken. Om zijn goede looks niet te verspelen gaf hij in 1949 zijn loopbaan als amateurbokser op, hoewel hij zijn eerste drie partijen op knock-out had gewonnen – in de eerste ronde nog wel. Dat uithalen met zijn knuisten kwam Belmondo in zijn latere filmloopbaan nog goed van pas.

L'aîné des Ferchaux (1962).Beeld ARTE

Uitgesproken Frans

Een uitgesproken Franse acteur, maar er zat ook iets Italiaans in hem, van vaders kant. Vader Paul Belmondo was beeldhouwer. Dat zijn zoon de kunsten in wilde, was thuis dan ook geen probleem. De jonge Jean-Paul – op 9 april 1933 geboren te Neuilly-sur-Seine, een deftige voorstad van Parijs – ging theater studeren aan de Nationale Academie. Volgens de overlevering was hij de beste van zijn jaar maar een diploma kreeg hij niet, omdat hij meespeelde in een pastiche over de schoolleiding. De rebel Belmondo was geboren.

Zijn eerste rollen bestonden nog uit toneelstukken in de provincie. Voor tv dook hij op als D’Artagnan in De drie musketiers, een logische keuze. Dat was in 1959. Zijn wonderjaar was aanstaande.

Claude Chabrol castte hem in de thriller À double tour (1960). Dat viel al goed, maar het was de debuterende regisseur Jean-Luc Godard die hem in À bout de souffle (1960) promoveerde tot een slechterik om van te houden. Het verhaal, heel in het kort: de kruimeldief Michel steelt een auto en doodt per ongeluk een achtervolgende motoragent. Hij wil op de vlucht naar Italië en probeert de hippe Amerikaanse journalist Patricia (Jean Seberg) te verleiden om met hem mee te gaan.

A bout de souffle (1960).Beeld INTERNET

Ogenschijnlijk een eenvoudig verhaaltje, losje gebaseerd op de lotgevallen van de echte crimineel Michel Portail. Maar dat was niet de charme van de film. Die bestond uit de revolutionaire jump cuts in de montage, kriskras sprongen vooruit in de tijd en meer nog uit de improvisaties die Belmondo produceerde op de vaak wat warrige aanwijzingen van de nieuwbakken regisseur. De film werd een internationale hit. Plotseling was Belmondo hét gezicht van de nouvelle vague. Belmondo, achteraf: “Ik heb werkelijk geen idee wat ze daarmee bedoelden. Nouvelle vague?”

Europese filmelite

Maakte niet uit, sindsdien vond hij zichzelf – vaak als gangster, soms als schermende edelman – terug op de set naast grote namen als Lino Ventura, Jeanne Moreau, Sophia Loren, Claudia Cardinale, Gina Lollobrigida, Anna Karina en Emmanuelle Riva. De Europese filmelite. Was het nu dat hij weinig vertrouwen had in het vervolg van zijn loopbaan of dat het publiek erom vroeg, al in 1963 publiceerde hij zijn autobiografie Trente ans et vingt-cinq films, ‘Dertig jaar en vijfentwintig films’. Als in: je weet maar nooit hoe mijn carrière zal verlopen.

L'homme de Rio (1964).Beeld ARTE

Het viel alleszins mee. In 1964 domineerde hij het lijstje van succesvolle films in Frankrijk met L’homme de Rio waarin hij zijn ontvoerde vriendin uit de klauwen van juwelendieven moet redden. Dit is de film waarmee Belmondo zichzelf opnieuw uitvond, en wel als actieheld die bovendien het liefst zelf zijn stunts deed. Je leest het op het affiche: ‘Parachutes… Alligators… Moordenaars… Vrouwen… Je denkt dat het makkelijk is? Alleen voor een grote avonturier zoals ik.’

En hij meende het: “Ik verkies het avonturengenre boven de intellectuele Franse cinema van Alain Resnais of Alain Robbe-Grillet", verklapte hij in 1964 aan The New York Times.

Le professionnel (1981).Beeld RTL

Het had ermee te maken dat hij in zijn jeugd al liefhebber was van stripboeken, met name van Kuifje. Wat dat betreft zal het Belmondo plezier hebben gedaan te lezen dat zijn gelaatstrekken de basis vormden voor de populaire westernreeks Blueberry van de Waalse auteur Jean-Michel Charlier en de Franse tekenaar Jean Giraud.

In 1967 nam hij een sabbatical. “Ik had het gevoel dat het echte leven aan mij voorbijtrok.” Hij keek wat rond in Hollywood, maar kreeg niets aangeboden wat hem beviel. Bovendien had hij geen zin om Engels te leren, hij was tenslotte een Franse acteur.

Na anderhalf jaar keerde hij terug op de set, maar hij liet zich nu ook wat vaker casten in komedies en romantische drama’s. Daarbovenop begon hij zijn eigen productiefirma, voordat hij in 1987 terugkeerde naar zijn oude liefde: het theater. Zijn laatste grote filmrol was in 1995 als hoofdpersoon Henri Fortin in Claude Lelouch’ versie van Les Misérables. Nadien werd hij getroffen door een hartinfarct, waarna hij in 2008 met Un homme et son chien nog eenmaal voor de camera verscheen. De gevolgen van zijn gezondheidsproblemen waren duidelijk zichtbaar.

Maar zo zullen we ons Jean-Paul Belmondo na bijna honderd Franse en Italiaanse films niet herinneren. Wij houden van zijn jeugdige branie, liefst met pet op, een echte Europese filmster. Uit een andere tijd, dat wel.

Als laureaat van een César d'honneur voor zijn hele carrière, in 2017.Beeld REUTERS