Direct naar artikelinhoud
InterviewJournaliste in Afghanistan

Deze journaliste staat op de dodenlijst van de taliban: ‘Elke avond hoop ik dat ik de volgende dag levend doorkom’

Beeld van de aanslag nabij de luchthaven van Kaboel op 26 augustus.Beeld AP

Tienduizenden westerlingen en Afghanen konden al vluchten voor de taliban, maar sinds de bomaanslagen aan de luchthaven van Kaboel van donderdag liggen de evacuaties stil. Zij die uit Afghanistan wilden vertrekken maar niet op een vliegtuig raakten, vrezen voor hun leven. We spraken met een jonge journaliste die op de dodenlijst van de taliban staat. 

Sinds de taliban in de ­Afghaanse hoofdstad Kaboel patrouilleren, houdt Nasrin* door een kier in de ­gordijnen de straat in de gaten. ­Iedere klop op de deur kan haar doodvonnis betekenen. Een maand geleden maakte ze ­reportages, interviewde ze politici en presenteerde ze een praat­programma. Nu is ze twee keer doelwit van de extremisten: als vrouw én als ­journaliste. In de afgelopen maanden zijn in Afghanistan meerdere aanslagen gepleegd op journalistes: in juni werd een nieuwsanker het slachtoffer van een bomaanslag in Kaboel, in maart werden in Jalalabad drie tv-­reporters doodgeschoten bij een geplande aanslag. De daders zijn niet altijd taliban, maar vaak ook leden van IS, een gezworen vijand van de taliban maar net zo extremistisch.

Nasrin: “We zijn een vogel voor de kat. Ik wil wél spreken, want het is belangrijk dat we vertellen wat er hier gebeurt. Maar gebruik alstublieft niet mijn echte naam.”

Vlak na onze videocall stuurt Nasrin ons een filmpje. Het zijn de eerste beelden van de aanslagen op de lucht­haven van Kaboel. In de korte video zijn bebloede lichamen te zien. Kinderen en volwassenen, op een grote hoop. Het is de menigte die buiten samendromde in de hoop op een vliegtuig te raken, weg uit het land. De beelden zijn gefilmd door journalisten van de zender waarvoor Nasrin werkt.

Nasrin: “Vroeger zou ik zelf naar de plaats van de aanslag gelopen zijn om verslag uit te brengen. In de afgelopen jaren zijn er verschillende aanslagen geweest in Kaboel, en ik heb daar vaak over bericht. Maar nu kan ik niet meer buitenkomen.”

Heb je geprobeerd om uit Afghanistan te vluchten?

Nasrin: “Natuurlijk, al meteen nadat de taliban Kaboel in­namen. Mijn man en ik hebben zo veel mogelijk in­­gepakt en zijn onmiddellijk naar de luchthaven vertrokken. De weg erheen was een hel, we hoorden schoten, er vlogen helikopters over ons en overal reden talibanstrijders rond. We kwamen aan een controle­punt van de taliban waar al een rij wagens stond. We zagen dat ze iedereen fouilleerden en de auto’s doorzochten. Ik kreeg het benauwd. Ik had geen boerka aan, maar wel een ­lange hijab en een mondmasker. Wat als dat niet genoeg was voor hen? De taliban hebben de ­boerka nog niet verplicht, maar er zijn al veel vrouwen die die blauwe tent opnieuw zijn gaan dragen. Ze zagen onze koffers en vroegen waar we heen ­gingen. ‘Naar mijn moeder,’ verzon mijn man, ‘zij is ziek.’ Ik voelde de zweetdruppels van mijn voorhoofd glijden. Ik beefde van de angst. Uiteindelijk moesten we terugkeren, maar gelukkig hadden ze niet door wie we waren.”

Nasrin: ‘Ze weten wie ik ben. Ik heb meermaals openbaar kritiek geuit op de taliban.’Beeld rv

Is je identiteit bekend bij de taliban? Ben je rechtstreeks bedreigd?

Nasrin: “Ja, ze weten wie ik ben. Ik heb meermaals openbaar kritiek geuit op de taliban. Ook mijn man kennen ze. Enkele dagen geleden zat er een brief geklemd in de deur van ons appartementsgebouw. Er stond in dat er hier mensen wonen die tegen de principes van de  taliban zijn, die mee­heulen met het Westen en dingen doen die niet in overeenstemming zijn met de sharia, de islamitische wet. Er stond ook in dat ons de doodstraf wachtte als we doorgingen met wat we deden. We wisten dat taliban­aanhangers in de hele stad huiszoekingen hielden, op zoek naar mensen op hun dodenlijst. We zijn snel uit onze woning gevlucht en houden ons nu schuil op een geheim adres.”

Hebben jullie daarna nog geprobeerd om op de luchthaven te raken?

Nasrin: “Neen, dat zou te riskant zijn geweest. Bovendien heb ik noch mijn man een visum. We krijgen ook geen enkele hulp van buitenaf. Andere journalisten en activisten werkten voor buitenlandse zenders of ngo’s, of voor het Amerikaanse leger. Velen van hen konden snel vertrekken. Mensen zoals wij blijven achter. We hebben geen familie of vrienden in het buitenland, en voor buitenlandse regeringen zal ik niet belangrijk genoeg zijn, zeker? Nu zijn ook alle evacuaties opgeschort. Die aanslagen hebben niet alleen tientallen slachtoffers gemaakt, ze hebben ook alle hoop op ontsnapping weggeblazen. Ik ben niet de ­enige. Veel van mijn vrouwelijke collega’s zijn de stad uit gevlucht en houden zich schuil op het platteland.”

Je was nog kind toen de taliban de eerste keer aan de macht waren, in de tweede helft van de jaren 90. Herinner je je daar nog iets van?

Nasrin: “Vaag. Ik kom uit een dorpje ten oosten van Kaboel. Mijn ouders zijn een gemengd koppel: mijn vader is Farsi en mijn moeder Pasjtoen, van dezelfde bevolkingsgroep als de taliban. Maar haar familie was een grote ­tegenstander van hen. Ik herinner me de boerka’s die vrouwen droegen. En de taliban die rond­reden met hun kalasjni­kovs op de schouder. Meisjes mochten niet naar school, maar mijn moeder had daar iets op gevonden: ze ­kleedde mij als een jongen, en zo kon ik het eerste jaar wel naar de lagere school. (lacht) Dat deden meerdere families in Afghanistan, vernam ik later. Daarna werden de taliban verdreven en kon ik gewoon naar school.”

Jij bent grotendeels opgegroeid na de taliban.

Nasrin: “Ja, en we hebben zoveel bereikt nadat ze verdreven waren. Mijn ouders zijn naar hier verhuisd zodat we konden verder ­studeren. Ik kon hier vrij werken, kwam op tv, kon met vrienden afspreken. Van hieruit probeerden we de rest van het land, waar vrouwen ook zónder de taliban tweederangsburgers zijn, te veranderen. Maar dat is nu allemaal weg.”

De taliban verklaren nu dat vrouwen, binnen de mogelijkheden van de sharia, onderwijs zullen kunnen volgen en zullen kunnen werken.

Nasrin: “Ik geloof er niets van. Mijn moeder vertelde me dat de taliban in de jaren 90 hetzelfde zeiden toen ze net aan de macht waren. Vrouwen moesten ­binnenblijven, omdat het buiten zogezegd te gevaarlijk was. Na een tijd zouden ze wel weer aan het werk mogen, heette het. Uiteindelijk hebben vrouwen onder de taliban nooit mogen werken. Hetzelfde zal nu weer gebeuren. Vrouwen zullen opnieuw verbannen worden naar de achterkamers, meisjes zullen niet meer mogen studeren, en we zullen als gevangenen moeten voort­leven. Misschien zullen we in het begin even mogen werken, want de taliban proberen de internationale gemeenschap te verzekeren dat ze alle rechten zullen waarborgen. Maar zodra Afghanistan niet meer zo prominent in het nieuws is, zullen ze de klok terugdraaien. Nu al zijn er vrouwen die worden tegengehouden op straat en naar huis gestuurd als ze geen mannelijke begeleider hebben.”

Een woordvoerder van de taliban stelt intussen dat nieuwe strijders niet weten hoe ze met vrouwen moeten omgaan en daarom soms over de schreef gaan. Dat zal veranderen, zei hij.

Nasrin: “Die vijandige houding tegen vrouwen zit er ingebakken, die krijg je er niet zomaar uit. De taliban houden zich niet alleen aan de sharia, maar ook aan de pasjtoenwali, het gewoonterecht van de Pasjtoen. Dat zegt dat vrouwen beter niet buitenkomen, en indien wel, dan in een boerka. Dat reduceert vrouwen tot tweederangs­burgers. Dat zie ik niet snel veranderen. Wat gaan ze doen? Een cursus ‘respect voor vrouwen’ organiseren?”

Een groot verschil met toen is dat er nu internet en sociale media beschikbaar zijn. Jij en andere journalisten kunnen spreken over wat er nu gebeurt.

Nasrin: “Tot nu toe ­kunnen we inderdaad gewoon ­online gaan. Hopelijk blijft dat zo, want tijdens hun eerste machtsovername hadden de taliban alle internetgebruik verboden. Nu gebruiken ze zelf ook sociale media, een aantal van hen heeft zelfs een Twitter-account. Je kunt je afvragen hoeveel dat nog met de sharia te maken heeft, maar voor hen is het een manier om hun boodschap te verspreiden. In Kaboel en andere steden heeft iedereen een gsm. Voor de taliban is dat een handig middel om zo veel mogelijk mensen te bereiken en propaganda te voeren.”

Wat staat er nu te gebeuren in Afghanistan?

Nasrin: “We wachten af. Iedereen kijkt nu naar ons, we zijn het middelpunt van het nieuws. Maar over een week is dat misschien voorbij. De taliban hebben geen opleiding, geen kennis van economie of onderwijs, behalve van het islamitische onderwijs. Hoe gaan zij een land leiden? Er is nog geen ­regering gevormd, de banken zijn gesloten en er zijn al voedseltekorten. We hebben niet veel hoop, maar misschien zullen ze wat minder bruut regeren dan de vorige keer. Misschien zullen er geen openbare executies meer plaatsvinden, geen ­stenigingen. Ik hoop dat de internationale gemeenschap druk blijft uitoefenen zodat de taliban hun belofte houden en meisjes naar school kunnen gaan. Ik hoop ook dat journalisten en activisten niet meer zullen worden bedreigd, maar ik vrees dat dat naïef is.”

En voor jezelf?

Nasrin: “Ik hoop iedere avond dat ik de volgende dag levend doorkom.”

* Nasrin is een schuilnaam.

© HUMO