Direct naar artikelinhoud
InterviewÉlodie Ouédraogo & Otto-Jan Ham

Élodie Ouédraogo en Otto-Jan Ham over hun WK tijdrijden: ‘Ik zie een relatie met Jeroom ook wel zitten. Doe jij een goed woordje, Élodie?’

Élodie Ouédraogo en Otto-Jan Ham over hun WK tijdrijden: ‘Ik zie een relatie met Jeroom ook wel zitten. Doe jij een goed woordje, Élodie?’
Beeld Johan Jacobs / Humo

Het zweet gutst in slow motion over hun gezicht. Een lege blik in de ogen, een traan welt op. In een vlaag van tijdelijke zinsverbijstering hebben Élodie Ouédraogo (40) en Otto-Jan Ham (42) toegezegd om zich voor het Eén-programma De tijd van ons leven in zes maanden tijd te laten klaarstomen voor het WK tijdrijden. Niet als laatste eindigen is de boodschap. Ready, set, verzuring!

Élodie en Otto-Jan werken hun trainingen apart af, maar verder zitten ze op een tandem: hier is een geknipt tv-duo geboren, hij de neurotische twijfelaar, zij het baken van stabiliteit.

Hoe gaat het met jullie?

Otto-Jan Ham: “Het gaat. Ik merk dat vermoeidheid mij geen deugd doet. Niet alleen mijn spieren zien af, ook mijn andere vermogens: ik ben minder creatief, raak minder goed uit mijn woorden en ben een minder aangenaam persoon. Ik ben kolerieker, mijn lontje is korter. Ik ben momenteel niet de beste versie van mezelf.”

Élodie Ouédraogo: “Maar wel de knápste!”

Ham: “Of toch de meest gespierde.”

De aders op je armen liggen erbij als kabeltouwen.

Ham: “Het probleem is dat ik de enige ben die dat mooi vindt. (lachje) Het zou vooral goed uitkomen als ik een heroïneverslaving had: ik zet zó een prikje.”

Ouédraogo: “Ik heb dat minder, en ook de psychologische impact is beperkt: ik kan beter om met de twijfel die Otto-Jan parten speelt, want ik ken die al van vroeger.

“Weet je wat ik het vervelendst vind? Dat de sport je hele dag domineert, ook al heb je maar één trainingssessie van anderhalf uur: ik moet ook een zaak en een gezin runnen. En we zitten midden in een verhuizing, maar ik mag niet helpen: mijn spieren moeten rusten.”

Ham: “Het is elke dag een enorme organisatie. Ik ben een chaoot, maar nu moet ik mijn voeding wegen, en nadenken over waar ik in godsnaam kan gaan pezen zonder door een vrachtwagen van de weg gemaaid te worden. Dat is niet simpel in België: mijn beste ritjes reed ik in Nederland, waar ze het concept van een fietspad kennen. Hier toeteren mensen vaak omdat ik niet op zo’n krakkemikkige strook rijd. Maar met een racefiets kán ik daar niet fietsen: dat fietspad ligt vol stenen, ik zou mijn nek breken.

“Je zult het wel merken, en anders licht Élodie je wel in: ik zeur nu vaak, omdat ik het gevoel heb dat ik heel veel geef en heel weinig terug zal krijgen.”

Ouédraogo: “Dat is toevallig de essentie van topsport. (lachje) Topsport, dat is: je slecht voelen, twijfels hebben, moe zijn. En hopelijk één keer per jaar – of voor sommigen: één keer in je carrière – dat glorieuze moment beleven dat alles de moeite waard maakt.”

En vindt Jeroom het even leuk?

Ouédraogo: “Ik moet toegeven: hij steunt me enorm. Hij zorgt ervoor dat mijn fiets proper is, mijn sportkleding gewassen en mijn fietsmeter perfect afgesteld, zodat ik alleen maar op het start- en stopknopje hoef te duwen. Hij gaat altijd mee fietsen, omdat hij overbezorgd is. Hij kan het tempo eigenlijk niet aan, maar zolang hij mij ergens in de verte kan zien, is hij gerust.”

Ham: “Ik bedenk opeens dat ik een relatie met Jeroom ook wel zie zitten. Doe jij een goed woordje, Élodie? Bij ons thuis hebben we niet met deuren gegooid en er is vooralsnog niet gedreigd met gepakte koffers. Maar we hebben wel een pittige periode achter de rug. Gelukkig is het einde in zicht.”

Ouédraogo: “De vrijheid lonkt voor Iris! (lacht)

Ham: “Onmiddellijk na het WK vertrek ik wel voor vier weken naar Griekenland met Jani Kazaltzis, voor een ander programma. Maar daarna zet ik er even een stop op.

“Mijn gezin is niet het enige waarover ik me schuldig voel. Zo vind ik mezelf bij elke hap een dik vet zwijn. En dan heb ik het niet over vijf hamburgers van de Quick, maar over één boterhammetje extra. Soms bel ik in blinde paniek naar Élodie: ‘Mag ik een appel eten? Please?’”

Ouédraogo: “’s Morgens eten wij exact zóveel yoghurt met exact zóveel granola. Om 10 uur krijgen we een snack en op de middag 150 à 200 gram groenten. Zo gaat dat maar door. Ik laat het nu wel los: als ik na één snack nog honger heb, pak ik een tweede.”

Ham: “Ik ook, maar ik moet toegeven dat ik me beter voelde toen ik er slaafser in was. Ik was op een bepaald moment te veel afgevallen, maar ik voelde me wel goed.”

Ouédraogo: “Je moet daar een balans in proberen te vinden. Naar je lichaam luisteren is belangrijker dan een schema volgen.”

Ham: “Ik kan je wel vertellen: mijn lichaam is altijd een slechte raadgever gebleken.”

Ouédraogo: “Om te sporten moet je je grens verleggen. Maar er is een verschil tussen je grens verleggen en erover gaan. Als je er systematisch over gaat, wordt het contraproductief. 

“Merk je het al? In het gezelschap van Otto-Jan ben ik een echte Mr. Miyagi (mentor in ‘The Karate Kid’, red.) geworden. (lacht)

Ham: “Als ik onzeker ben, wat tussen een paar ademstoten weleens gebeurt, moet zij me bij de hand nemen. Ik begrijp het allemaal niet, en zij wel.”

Élodie Ouédraogo en Otto-Jan Ham over hun WK tijdrijden: ‘Ik zie een relatie met Jeroom ook wel zitten. Doe jij een goed woordje, Élodie?’
Beeld Johan Jacobs

JONGE HENGST

Is er een groot atleet aan jou verloren gegaan, Otto-Jan?

Ham: “Nee. Ik heb één groot probleem als het over sport gaat, en dat is dat ik er geen enkel talent voor heb.”

Ouédraogo: “Maar jawel!”

Ham: “Ik ben niet asportief, maar ik mis dat uitzonderlijke waardoor je van een talent kunt gewagen. Ik heb ooit nog atletiek gedaan, wist je dat?”

Ouédraogo: “Nu noem je de koningin der sporten: een kunst die werkelijk alleen de állergrootsten perfect kunnen beoefenen.”

Ham: “Ja, zo’n stok doorgeven: amai! Ik heb ook gevoetbald, getennist, gesurft en aan wintersport gedaan, maar in geen van die disciplines was ik goed. En omdat ik geen behoorlijk niveau haalde, heb ik afgehaakt. Ik denk dat mijn lichaam niet ongezond is – dat blijkt ook uit de tests – maar ik ben geen Remco Evenepoel, die is geboren met het gestel van een Griekse god.”

Ouédraogo: “Een Nafi Thiam wordt ook maar één keer in een generatie geboren.”

Ham: “Ik heb de laatste tijd wel vaak gedacht: hadden ze mij deze opdracht maar gegeven toen ik 25 was.”

Ouédraogo: “Daar bouw je geen tv-programma rond, hè? Weet je hoe saai het leven van een profatleet is? Opstaan, trainen en weer gaan slapen – en als even alle remmen los mogen: een kop koffie drinken. Dit programma werkt veel beter met iemand van 40 en... Mag ik jouw leeftijd vermelden, Otto-Jan?”

Ham: “Altijd, maar de vorige keer had je ’m verkeerd. Ik ben nog geen 43, ik ben een jonge hengst van 42.”

Ouédraogo: “Je bent meer topsporter dan je denkt. Wat alle topsporters doen, ik ook, is de extremen opzoeken. Nooit tevreden zijn, altijd uitkijken naar het volgende, speuren naar een kick... En blijven gaan. Toen ik zwanger was, had ik een zware griep. Ik kreeg in die periode presentatietechnieken van Mark Uytterhoeven, die mij stante pede naar huis stuurde omdat ik amper kon praten. Mijn dokter zei: ‘Sporter, zeker?’

“Die geest van een topsporter heb jij ook, Otto-Jan: je wilt altijd maar door die muur gaan, en je stelt jezelf bijna maniakaal ter discussie.”

Ham: “Een topsporter, maar dan zonder de puike techniek en het geschikte lijf? Wat ik heb, is toch eerder neurotische onrust.”

Ouédraogo: “Dat is Otto-Jan ten voeten uit: ik strooi met bloemetjes en wat doet hij? Hij giet er pek over. (lacht)

Is dat de rolverdeling? Otto-Jan zit in de put en Élodie werpt hem een touw toe?

Ouédraogo: “Na dit programma stuur ik hem een gepeperde factuur.”

Ham: “Het is waar, af en toe moet ik uit mijn negatieve spiraal getrokken worden. Ik wil wel degelijk op dat WK staan met de borst vooruit, trots op mijn laatste plaats.”

Is die zelfkritiek niet eigen aan jou, Otto-Jan? Zelfs als je derde laatste zou worden, zou je piekeren over die ene bocht die je minder goed hebt genomen.

Ham: “(lacht) Oké, maar derde laatste worden... Dat zal in geen duizend jaar gebeuren, tenzij er héél veel vallen – of toch minstens twee.”

Ouédraogo: “Onze partners zijn er ook bang voor dat we het te goed zullen doen. Dat we de smaak te pakken krijgen en naar het volgende gekke avontuur willen: ‘See you on the Mount Everest!’

Ham: “Met de slee de Mount Everest op, dat lijkt me nog wel wat. Maar alleen als Élodie meedoet.”

Hebben jullie de afgelopen maanden vaak gedacht: was dit nu niet gewoon een rotslecht idee?

Ham: “De eenzaamheid speelt me weleens parten. Laatst fietste ik in Frankrijk mijn vriendin en onze dochters tegemoet – zij waren eerder op vakantie vertrokken. Alles zat tegen: het asfalt brokkelde af, een Fransman reed me bijna de gracht in, overal had ik pijn... Er was niemand bij me, ik werd niet gefilmd, ik deed het alleen voor die ene dag in september. En je zult het zien: op díé dag zal ik een prestatie leveren waarvan een hele hoop amateurrenners in België zullen zeggen dat zij het beter hadden gekund. En weet je wat? Ze zullen gelijk hebben, die fucking dudes met hun topmateriaal, hun topspieren en hun topbenen. (lachje)

Ouédraogo: “Ik ben er zeker van dat je Vlaanderen én jezelf serieus zult verrassen.”

Élodie zei dat daarnet ook al, toen jij er nog niet was.

Ham: “Da’s keilief... (denkt na) Weet je nog dat je vroeger naar een examen ging en dat er op de stoeprand iemand zat te zeuren dat ze er niks van zou kunnen, en dat ze daarna met een 18 op 20 naar buiten kwam? Élodie denkt dat ik die trut ben. Maar dat is mij, op mijn erewoord, nooit overkomen. Ik kwam op een examen aan met het idee: het kan vriezen, het kan dooien. En het vroor altijd. Wat dat betreft, heb ik mijn geschiedenis tegen.”

Heb jij soms ook iets aan hem, Élodie?

Ouédraogo: “Jawel! Wat ik enorm apprecieer aan Otto-Jan – het is zelfs één van de redenen waarom ik ‘De tijd van ons leven’ met weinig andere mensen had kunnen doen – is dat hij altijd eerlijk is. What you see is what you get. Als hij onzeker is, zegt hij dat. En daardoor durf ik dat ook. Ik haal er kracht uit.”

Ham: “Gisteren hebben we eindelijk nog eens samen getraind. Dat is zoveel toffer.”

Ouédraogo: “Jij wilt gewoon kunnen zeggen dat je mij keihard hebt afgedroogd.”

Ham: “Onzin! Bij de eerste berg ging ik meteen voluit, omdat ik dacht dat wachten op Élodie mijn training zou hypothekeren. Maar ik kwam mezelf onmiddellijk tegen. Pompaf was ik. En wie zat er achter mij, vlotjes in m’n wiel? Élodie Ouédraogo.”

Ouédraogo: “De Berkendreef is mijn berg, dat is waar. (lachje) Maar niet veel later kon Otto-Jan op zijn zuiverst rijden: als hij weg is, dan is hij weg. Ik kon geen méter winnen.”

Ham: “Ik wilde vooral zeggen: wij hebben het serieus naar onze zin.”

Ouédraogo: “We gaan de harten van heel Vlaanderen stelen! (lacht) Ik ben heel blij dat ik dit met jou mag doen. Nog een reden waarom we goed overeenkomen: wij zijn geen van beiden moeilijke mensen. Soms zijn wij zelfs veel te makkelijk: wij hebben echt de ruggengraat van een regenworm.”

Ham: “Push-overs, dat zijn we!”

JONGE HENGST
Beeld Johan Jacobs

TAKEAWAY À VOLONTÉ

‘De meeste tijdrijders zijn een beetje gek’, zegt José De Cauwer. Wat jullie?

Ham: “Tijdrijders zijn allemaal einzelgängers: de grootste zotten, die het maniakaalst met hun lijf, hun fiets en hun sport bezig zijn. Daarom vind ik het raar dat Tom Dumoulin zo’n menselijke, aangename jongen is.”

Ouédraogo: “Dat is zijn grote held.”

Ham: “Hij lijkt dat tijdrijden zelfs léúk te vinden. Als ik talent had om echt te koersen, dan zou ik liever een ronderenner zijn. Een helper van het type Pieter Serry: belangrijk zijn, geen druk voelen omdat je de kopman bent. Als hij zijn werk heeft gedaan, kan hij thuiskomen en met zijn voeten omhoog op de bank gaan liggen: machtig, toch?”

Élodie, mis jij de topsport?

Ouédraogo: “Ik zal altijd het gevoel missen op de top van mijn kunnen te zijn, toen alles wat ik deed ook lukte. Maar ik herinner me ook nog de minder leuke kanten: het móéten trainen, de immense druk... En als je geblesseerd in de zetel ligt, is het maar een triestig bestaan. Ik ben blij dat ik lang aan topsport heb kunnen doen, maar ik heb nu ook geen onaardig leven.”

Heb jij geen licht voordeel op Otto-Jan?

Ouédraogo: “Integendeel! Toen ik de eerste keer op de fiets van Jeroom kroop – zelf had ik er geen – viel ik er meteen af door die klikpedalen. Ik verkeerde toen ook in mijn slechtste vorm sinds mijn bevalling: aan de beelden is te zien dat ik tijdens de tweede lockdown héél gul de lokale middenstand heb gesteund met takeawaymaaltijden à volonté.

“Sprinten is ook een heel andere discipline dan fietsen, je gebruikt er andere spieren voor. Ik was korte, explosieve inspanningen gewend, maar van uithouding kende ik niks. Otto-Jan, daarentegen, was een amateurfietser: hij had een basis.”

Ham: “Ik fietste af en toe, als het goed weer was en mijn maten mij uit mijn kot kwamen halen. Maar ik schoor mijn benen niet, ik vond dat zelfs een ronduit belachelijke gewoonte.”

Nu doe je dat wel? Denk goed na over je antwoord: het wordt gedrukt.

Ham: “Sinds kort doe ik dat, ja. Ik was het eerst niet van plan, maar...”

Ouédraogo: “(lacht) Hij voelt zich daar goed bij.”

Ham: “...ik vond het iets voor aanstellers: waarom zou je het doen? Voor de masseur? Geen van die dudes wordt toch gemasseerd? Het zal aerodynamisch gezien wel 0,01 seconde tijdwinst opleveren, maar in de eerste plaats blijft het esthetiek: het hoort erbij. Om een lang verhaal kort te maken: het bevalt me prima. Dan lig ik half te slapen, strelend over mijn lekker zachte beentjes, en denk ik: hállo, wie ligt er in mijn bed? Díé heeft gespierde kuitjes! (lacht)

Op de fiets begin je steevast in het Hollands te vloeken.

Ham: “Als ik mezelf verlies, ga ik terug naar mijn roots. Nederlanders kunnen ook veel beter vloeken dan Belgen. Tering, klere, kanker, tyfus... En ik zet óveral ‘kut’ voor.”

Ouédraogo: “Ik vloek niet, ik krijg gewoon medelijden met mezelf en begin half te wenen, en maar naar adem happen. (lachje) Dat duurt dan zo’n kilometer of vijf.”

Ham: “De geluidjes die jij maakt als je diep zit, zijn heel schattig. Maar dat huilen herken ik wel. Toen in Frankrijk de wind als een turbojet in m’n gezicht knalde, jammerde ik luidop: ‘Kut! Fuck! Wat dóé ik hier eigenlijk?’”

Ouédraogo: “Vorige week heb ik gehuild langs de Vaart. Ik ben gestopt om – het ultieme dieptepunt! – dat éne suikersnoepje dat nog in mijn flapperend K-Way’tje zat, zachtjes uit de wikkel te halen en er onder een boom op te sabbelen. ‘Snif, snif. Allee, nog een uur.’ Terug thuis ben ik een halfuur in foetushouding gaan liggen. ‘Alles goed, schat?’ ‘Jaja.’”

Ham: “Het is eigenlijk raar dat je niet vaker huilende fietsers ziet op de openbare weg.”

Ouédraogo: “Zeker als je continu met 60 kilometer per uur gepasseerd wordt door die gruwelijke Stromers.”

Ham: “Speedpedelecs: nepfietsen, dát zijn het.”

Vroeger zwoer jij nooit op tv te zullen huilen, Otto- Jan. Daar veeg je tegenwoordig ferm je voeten aan.

Ham: “Ja, in Over de oceaan was het ook al van dat. In De tijd van ons leven weet ik niet of mijn tranen zijn vastgelegd door de camera. En ik ken volk in de montagecellen van Woestijnvis, dat scheelt. Ik merk dat ik door ouder te worden milder ben geworden voor mezelf, en dat ik huilen niet langer beschouw als een zonde die steniging verdient. Het is bij momenten zelfs louterend. Het zou ons te ver voeren om na te gaan waar het psychologisch gezien vandaan komt, maar ik merk dat ik ook veel makkelijker word ontroerd. En dat zie ik als een zeer grote overwinning.”

Ouédraogo: “Sinds je kinderen hebt?”

Ham: “Dat heeft er zeker mee te maken. Als ik naar een slechte film kijk, is daar plots onaangekondigd de krop in de keel. Ik verwelkom ’m tegenwoordig graag.”

TAKEAWAY À VOLONTÉ
Beeld Johan Jacobs

EMPATHISCHE SMOEL

Otto-Jan, niet lang geleden noemde jij jezelf de tegenpool van Tom Waes. Maar nu zul je in een jaar tijd met een zeilboot de oceaan overgestoken hebben, én het WK tijdrijden gereden.

Ham: “En toch zal ik nooit de onoverwinnelijke brok mannelijkheid zijn die hij is. Ik ben hoogstens Tom Waes’ schlemielige neefje.

“Ik heb mezelf ooit beloofd: wat je ook doet, het moet oprecht en authentiek zijn. Speel géén rolletje. Daar ga ik prat op. Welnu, de persoon die je ziet, is toch eerder een loser dan een held? (snel) Ik ben niet negatief over mezelf, maar je zíét mijn onzekerheid van het scherm spatten. Je ziet dat ik het niet in de hand heb, en dat mijn vriendin me vaak op de vingers moet tikken. Tom Waes weet wat hij doet, ik doe maar wat.”

Ben jij niet pas de laatste jaren jezelf op tv? Vroeger detecteerde ik toch meer...

Ham: “...ironie? Da’s waar: ik heb steeds minder het gevoel dat ik continu mist moet spuien. Dat ouder worden alweer: misschien past 43 toch beter bij me.”

Ouédraogo: “Ik begrijp die hang naar echtheid. Ik heb vroeger weleens aan projecten meegewerkt waar ik niet volledig achter stond. Dan had ik het gevoel dat ik ’s avonds onder de douche moest om me schoon te schrobben.”

EMPATHISCHE SMOEL
Beeld Johan Jacobs

Ham: “Als de tv opstaat, zit ik voortdurend luid te zuchten en mijn hoofd te schudden, mijn vriendin wordt er gek van. Ik ben vast een cynische zak, maar: ik gelóóf er niks van.

“Door een vreemde speling van het lot hebben ze me ooit eens gevraagd om De warmste week te presenteren– wellicht omdat er echt niemand anders beschikbaar was. Ik zei: ‘Ja, maar alleen als ik het op mijn manier mag doen.’ Want hoe prachtig en ontroerend het allemaal ook is, ik voel automatisch een weerstand. Niemand heeft 24 uur per dag zo’n empathische smoel. Tussen al dat geforceerde samenzijn moet ik ook grapjes kunnen maken, anders trek ik het niet. Ik kan tegenwoordig trouwens moeilijk naar de radio luisteren zonder te beginnen schelden: lúísteren die presentatoren nog naar hun bellers? ‘Hoe is het?’ – ‘Goed.’ – ‘Ha, geweldig!’ Néé, hij heeft gewoon ‘goed’ gezegd, wat al bij al niet veel beter is dan ‘oké’ en misschien zelfs gewoon ‘slecht’ betekent.”

Valt het jou makkelijk om als jezelf op tv te komen, Élodie?

Ouédraogo: “Ik ben destijds vrij onbevangen in mijn tv-avontuur gestapt. Ik had een diploma journalistiek en ik kwam bij Woestijnvis terecht: iederéén wilde daar werken, en ik was in de klas nooit meer dan middelmatig geweest, dus ik prees mezelf gelukkig.

“Het verschil met de sportwereld was groot. Als atlete werd ik één keer per jaar geïnterviewd, meestal vlak voor een kampioenschap. In de media is dat anders. Er heersen andere wetten. Je wordt ook meteen in een hokje gestopt: het knappe meisje, het lachebekje... In het begin liet ik dat gebeuren, maar ik heb me daar nooit goed bij gevoeld. Ik vond dat sfeertje verschrikkelijk, ik blokkeerde er helemaal door.

“Het heeft lang geduurd voor ik op tv heb durven laten zien wie ik ben, tot in Heylen en de herkomst: toen heb ik met Martin Heylen mijn biologische moeder in Burkina Faso bezocht. Maar vijf jaar later moest ik daar nog altíjd dezelfde pijnlijke vragen over beantwoorden en ik had daar geen zin meer in. Dus ben ik wat meer naar de achtergrond verdwenen.

“Martin zei me ooit: ‘Eigenlijk zou jij aan soul searching moeten doen.’ Ik lachte dat toen weg, maar de zoektocht naar wat ik echt leuk vond buiten de sport, mijn identiteit naast de atletiekpiste, heeft toch langer geduurd dan ik dacht. Nu doe ik alleen nog projecten waar ik achter sta. Otto-Jan, jij kent mij al lang: kom ik nu niet aangenamer over op tv?”

Ham: “Sowieso. Achter Élodie schuilt geen plan, en dat bedoel ik als compliment: zowel voor als achter de camera is zij innemend en grappig. Dat is niet velen gegeven in onze sector. Ik zie het vaak genoeg: het lampje gaat uit, en daar gaat de charme.”

DE PIEMEL VAN PAPA

Kunnen jullie jezelf nu coureurs noemen?

Ham: “Mijn benen zijn geschoren, dus: volmondig já!”

Ouédraogo: “Ik denk dat ik heb geleerd om efficiënt te fietsen, maar een coureur? Véél mensen doen het minstens even goed.”

Kruipen jullie na dit avontuur ooit nog op een fiets?

Ham: “Natuurlijk! Straffer nog: omdat ik na het WK tijdrijden naar Griekenland ga, maak ik mij nu al zorgen over het feit dat ik vier weken niet op een fiets zal zitten. En ook dat al dat zorgvuldig opgebouwde spierweefsel zal verdwijnen. Nee, van een degout is geen sprake: mijn fiets is een wispelturige minnares, maar ik kan niet anders dan haar graag zien.”

En keren jullie na 20 september terug naar het liederlijke leven, of blijven jullie koppig shakes drinken?

Ham: “Als ik iets aan dit avontuur wil overhouden, dan wel het contact met mijn diëtiste Jana. Niet omdat ik wil afvallen, maar wel omdat zij me zegt hoeveel boterhammen ik mag eten: voor een chaoot als ik is structuur héérlijk.”

Ouédraogo: “Het is een cliché, maar je voelt je gewoon beter als je gezond eet en gezond leeft.”

Ham: “Ik zal niet snel nog witte pasta eten, denk ik.”

Ouédraogo: “Volkoren pasta, ik kán het nu eten. Maar witte pasta is verdorie wel lekker.”

Laten we afsluiten met de mooiste levenswijsheid in dit programma, uit de mond van jouw dochter, Otto-Jan. Zij zei: ‘Ik vind het belangrijker dat je aan iemand anders denkt, niet aan jezelf. En het leven is belangrijker dan een snoepje.’

Ham: “Ik weet niet waar ze het haalt, maar er valt geen speld tussen te krijgen. Bij Over de oceaan had ze ook al zo’n parel klaar. Ik vroeg haar of ze papa zou missen, waarop zij: ‘Ik ga je piemel missen.’ (lacht)

Ouédraogo: “Onze Remus is niet verder geraakt dan: ‘Mama is de beste!’ Jeroom moest deemoedig het hoofd buigen. En ik dacht: ja, jongen, mama ís de beste.”

De tijd van ons leven, elke donderdag om 21.25 uur op één.

© Humo