Direct naar artikelinhoud
InterviewKinderrechtencommissaris Caroline Vrijens

‘Mijn mama stierf toen ik 13 jaar was, ik weet hoe belangrijk een warm nest is’

Caroline Vrijens: ‘Leerkrachten zeggen: ‘Ik kan het niet meer aanzien, die lege brooddozen in de klas. Of kinderen die ’s winters op sandalen naar school komen.’ Heel confronterend.’Beeld Joris Casaer

Na jarenlang achter de schermen te werken in de jeugdzorg, is Caroline Vrijens (46) nu twee jaar de scherpe stem van onze kinderen en jongeren. Als kinderrechtencommissaris verdedigt ze hun belangen. Vurig en voortdurend. Ze zorgde er onder meer voor dat kinderen geen mondmaskers hoeven te dragen in de klas. ‘Mijn eigen kinderen zeggen soms: ‘Mama, leg je telefoon nu eens éven aan de kant als je thuis bent.’’

Die middag in Brussel komt ze later dan afgesproken toe op het terrasje waar ondergetekende haar geduldig opwacht. “Probleempje met de timing”, kijkt ze verontschuldigend van onder een bos wippende blonde krullen. Het moet gezegd: de kinderrechtencommissaris is een bijzonder frisse verschijning. Sprankelende ogen, sprekende lach. Zo iemand met eeuwige jeugd in de genen. Er is de start van het schooljaar, de vele meetings over de belangen van onze jongeren, haar belangrijke stoel aan politieke vergadertafels en thuis voedt ze ook nog eens drie kinderen op.

Wat doet een kinderrechtencommissaris precies?

“Ik verdedig de belangen van kinderen en jongeren in Vlaanderen. Op school, thuis of in een jeugdhulpvoorziening: op al die plekken waak ik over hun rechten. Ik doe dat met een gedreven team van zestien man. Hóé doe ik dat concreet?”

Ging ik net vragen.

“Enerzijds krijgen we meldingen van ouders, leerkrachten, grootouders, artsen, of van jongeren zelf, over dingen die niet oké zijn. Ze zijn buitengezet op school op een onrechtmatige manier. Iemand is gepest op sociale media. Er is een vermoeden van kindermishandeling. Wij behandelen elke klacht en zoeken een oplossing voor de jongere. Per jaar krijgen we zo’n 1.200-tal meldingen. De andere poot van ons werk is beleidsadvies. Ik ga in gesprek met ministers en parlementsleden en ik adviseer: wat moet er anders, in het belang van onze kinderen en jongeren?”

Het schooljaar is onlangs gestart zonder mondmaskers in de klas: die verademing hebben we deels aan jou te danken?

“Ik heb er alleszins hard voor gepleit, op het overleg met onderwijspartners, virologen en scholierenkoepels. Maar de minister had zelf ook al beslist dat de mondmaskers af mochten in de klas. Door het mondmasker viel de non-verbale communicatie weg. De verbinding was zoek, omdat ons gezicht half verstopt zat. Dat heeft zeker gewogen op het mentale welzijn van kinderen op school.”

Die 1.200 meldingen per jaar: dat lijkt me slechts een topje van de ijsberg.

“Inderdaad. Daarom is het een continue opdracht om het Kinderrechtencommissariaat bekend te blijven maken. Elk jaar komen er kinderen bij, die groep vernieuwt altijd maar. Elk jaar opnieuw moet ik me richten naar scholen, ouders, voorzieningen en het brede publiek om te laten horen: kijk, wij zijn er, voor júllie. Weet ons te vinden, via telefoon of website, en wij zoeken een oplossing.”

Wat wilde je worden toen je jong was?

“Ik wilde psychologie studeren, maar mijn vader zei: ‘Is ‘Rechten’ niet interessanter?’. Ik wist dat ik ‘iets’ voor het beleid wilde doen, vanuit een maatschappelijke betrokkenheid. Ik ging ook altijd voor het keuzevak ‘mensenrechten’. Na mijn studies startte ik als begeleider voor het Rode Kruis in een vluchtelingencentrum. Daar zei de directeur na een paar maanden: ‘Euh, volgens mij ben jij eerder gemaakt voor beleidswerk.’ Ik had hem heel de tijd zitten bestoken met: ‘Dit kan beter, toch? En zouden we dat niet anders aanpakken?’ (lachje) Ik werkte daarna jaren in de jeugdhulpverlening. Ik schreef als juriste mee aan een decreet dat als doel had om jeugdhulp te reorganiseren in Vlaanderen. Ik werkte drie jaar bij SOS Kinderdorpen. Ik zit al meer dan tien jaar in dezelfde sector, maar steeds achter de schermen.”

En nu continu in de media.

“Een grote stap uit mijn comfortzone. Op de dag van mijn benoeming zei een radiojournaliste: ‘U bent niet bekend’. Dat klopt. Ik heb altijd hard gewerkt maar nooit in het publieke vizier. Twee jaar later ben ik het al wat meer gewoon. Zeker door corona was het heel heftig. De pers belde me vaak op. Heel fijn, want op die manier laat ik de stem van de minderjarige horen. In het begin van de crisis stond die op de achtergrond, gaandeweg zeiden veel professionals, leerkrachten en ouders samen met ons: ‘Er moet naar kinderen en jongeren geluisterd worden.’ Het was zwaar voor hén. Dat zag ik ook thuis, bij mijn kinderen (2 dochters (17 en 11) en een zoon (15), red.).”

Hoe is het in het algemeen gesteld met kinderrechten in Vlaanderen?

“Het hangt ervan af waarmee je het vergelijkt. Als je kijkt naar een land als Senegal, kan je enkel vaststellen dat hier méér middelen zijn om goede zorg en onderwijs te organiseren. Toch zien wij dagelijks kinderrechten geschonden worden. Geen hulpverlening voor kinderen die heel diep zitten. Jongeren met een beperking die vijf uur per dag op de bus naar school moeten zitten: dat kaarten we al jaren aan, het is onaanvaardbaar.”

“Men beloofde ook nu weer oplossingen, bij de start van dit schooljaar. Ook in ons land zijn er veel kinderen en jongeren die in een kwetsbare situatie opgroeien en het moeilijk hebben en spartelen. Vaak zit er een armoedeproblematiek achter. Leerkrachten zeggen: ‘Ik kan het niet meer aanzien, die lege brooddozen in de klas. Of kinderen die ’s winters op sandalen naar school komen.’ Heel confronterend.”

Kan je dat afsluiten na de werkdag?

“Dat pak je mee naar huis, dat kan niet anders. Maar dat heb ik ook nodig, om deze job góéd te kunnen doen. Mijn team en ik halen onze motivatie uit alle verhalen waarin we een verschil maken. Ik kan er thuis ook over praten, zeker met mijn oudste dochter. Ze is heel begaan met de wereld. Of ik lucht mijn hart bij mijn man. Hij is ingenieur-architect. Hij zit in de bouw, ik doe mijn best om mee te bouwen aan een betere maatschappij. (lachje) Zonder hem zou ik deze job niet kunnen doen. Hij gelooft in mij, hij gelooft in wat ik doe. Ik vind het mooi, dat een man zegt: ga voor je dromen, volg je ambitie. Thuis proberen we de rollen te verdelen.”

Welk verhaal uit je carrière zal jou altijd bijblijven?

“Er zijn er zoveel. Maar de verhalen die me écht niet loslaten, zijn degene over kinderen die geen warm nest hebben. Bij wie het soms op heel jonge leeftijd al fout liep, waardoor ze heel kwetsbaar in het leven staan.”Je eigen warm nest is heftig door elkaar geschud toen je kind was.

(knikt) “Toen ik dertien was, is mijn mama verongelukt. Ze was 39. Dat was bijzonder hard. Als kind is je moeder je rots in de branding. Je referentie. Van vandaag op morgen was ze er niet meer. Je gelooft dat eerst niet.”

Dertien is een cruciale leeftijd ...

“... absoluut. Een psychologe zei onlangs: ‘Op de leeftijd van 12 à 14 ben je echt je identiteit aan het ontwikkelen. Wat je op dat moment meemaakt, zal heel erg meespelen in hoe bepaalde dingen zich in je hoofd vastzetten.’”

Hoe hebben jullie het als gezin verwerkt?

“Ik heb een zorgzame papa. Hij heeft een nieuwe vrouw leren kennen, waardoor ik, ondanks dat trauma, alsnog een gelukkige jeugd heb gehad. Dankzij een warm nest heb ik die belangrijke basis gekregen. Maar ik heb mijn eigen mama altijd gemist, zeker op alle symbolische momenten. Toen ik afstudeerde. Toen ik trouwde. Toen mijn kinderen geboren werden. En zeker toen ik zelf haar leeftijd overschreed: ik ben ouder dan mijn eigen ouder. Heel vreemd.”Heeft het trauma jou in de richting van kinder- en jeugdzorg gestuurd?

“Misschien wel. Ik wist alleszins vrij snel dat ik íéts wilde doen met welzijn. Ik was thuis de oudste van drie, ik voelde me na mama’s overlijden heel verantwoordelijk voor mijn broer en zus. Ik ging hen altijd verdedigen. Ik zou er wel voor zorgen dat ze het goed hadden. Als dat niet zo was, wilde ik dat oplossen.”

Hoe zit het vandaag bij jou thuis met de balans werk-gezin?

“Vijf, zes jaar geleden zou ik deze job niet geambieerd hebben. Toen waren de kinderen heel klein en hadden ze me nodig. Ik heb heel hard genoten van die periode. Ik had toen een job waardoor ik ’s avonds netjes tijd had voor hen. Ik was – ik ben – een heel zorgende mama, denk ik. Nu ze groter zijn, is er wel het voordeel dat ze hun plan trekken, als ik lange dagen klop. Soms zeggen ze ‘Leg die gsm nu eens weg, mama’ – ik vind dat nogal moeilijk. Maar regelmatig duw ik zelf de pauzeknop in, hoor. In het weekend móét ik tegen mezelf zeggen: ‘En nu is het even gedaan met werken.’”

Wat doe je als ontspanning?

“Ik hou van wandelen, fietsen, lopen in het bos. We zijn vaak op stap met onze hond en gaan naar Antwerpen of Brussel. Dat vinden de kinderen plezant.”

Kennen ze hun rechten, met een mama als kinderrechtencommissaris?

“Soms zeggen ze ‘Ik heb het recht om gehoord te worden’ – omdat ze mij dat zo vaak horen zeggen. (lachje) Of mijn elfjarige dochter die zegt ‘Ik heb het recht om alleen met de fiets naar school te rijden.’ Nou, dan gaan we in discussie, hè.”

En kennen ze ook hun plichten?

“Ik vind het moeilijk om ‘plichten’ te koppelen aan ‘rechten’: voor mij gaat dat niet op voor minderjarigen. Een kind heeft rechten omdat het geboren is als mens. Natuurlijk heeft het verantwoordelijkheden – zoals andere kinderen geen pijn doen, bijvoorbeeld – maar echte ‘plichten’? Dat is aan de volwassenen.” 

Hier zit geen strenge moeder, gok ik.

“Ik ben niet té streng alleszins. Ze krijgen dingen gedaan van mij. Mijn man is iets strikter. Die zegt dan ‘Heb je nu wéér toegegeven?’ (lachje) Ik probeer wel consequent te zijn. Respect en beleefdheid vind ik belangrijk, maar de kinderen zijn vrij om te zeggen wat ze denken. Ze moeten het gevoel hebben dat ze zichzelf kunnen zijn. Als je deze job lang doet, hoor je natuurlijk veel andere verhalen. Soms ontglipt het me thuis: ‘Hey, er zijn héél wat kinderen die het moeilijk hebben’. Ik wil dat ze dat gewoon wel weten.”

Ten slotte, heb je na twee jaar het gevoel dat je al zaken veranderd hebt?

“Een hele goeie vraag. (denkt na) De heropening van de scholen vorig jaar: ik geloof écht dat we daar onze stempel gedrukt hebben. We hebben in mei 2020 een enquête gedaan: 44.000 kinderen en jongeren hebben deelgenomen. Onvoorstelbaar veel. Er waren open velden waarin ze ideeën konden delen, en daar lazen we zinnen als: ‘Dankjewel voor deze enquête en dat ik mijn mening mag geven: dat heeft me geholpen.’ Dat ze gehóórd werden, maakte een verschil. De scholen zijn bij ons heropend toen dit nog niet gebeurde in onze buurlanden: ik ben fier dat we daar aan hebben bijgedragen. Ook de aandacht voor het mentale welzijn van onze jongeren staat op de kaart. Nu nog oplossingen én middelen vinden. Je ziet, mijn werk is nooit gedaan. (glimlacht)” 

Caroline Vrijens.Beeld Guy Kokken