Direct naar artikelinhoud
InterviewDie ene patiënt

Een tropenarts over de patiënt die zijn leven veranderde: ‘Eigenlijk geloofde niemand dat die jongen het zou redden’

Een tropenarts over de patiënt die zijn leven veranderde: ‘Eigenlijk geloofde niemand dat die jongen het zou redden’
Beeld Tzenko Stoyanov

Artsen en verpleegkundigen vertellen over de patië̈nt die hun leven voor altijd veranderde. Deze week: Erik Wehrens, tropenarts in opleiding.

Zijn moeder bracht hem, hij was er slecht aan toe. Toen ik bij hem werd geroepen was hij bewusteloos en kreeg hij voortdurend epileptische aanvallen. Hij ademde diep en moeizaam. We zagen al snel wat er aan de hand was: malaria in de hersenen, de gevaarlijkste vorm van de ziekte. Zijn kansen om te overleven waren minimaal. Zes jaar oud was hij pas en hij zou waarschijnlijk, net als te veel andere kinderen in Zuid-Soedan, nooit volwassen worden.

“Het vluchtelingenkamp waar ik werk is overvol, bijna 120.000 mensen zitten hier vlak bij de grensplaats Bentiu al jaren vast, opgejaagd door de burgeroorlog die hun land teistert. De omstandigheden zijn beroerd, ze wonen in hutjes van golfplaat. Het kamp is omgeven door een moeras, de ideale omstandigheden voor de malariamug. Verreweg de meeste patiënten die we binnenkrijgen zijn kinderen. Het ziekenhuis dat Artsen zonder Grenzen in het kamp heeft opgezet telt 150 bedden, heeft een operatiekamer, een afdeling spoedeisende hulp, een afdeling kindergeneeskunde en een voedingskliniek, maar hoe hard we ook ons best doen, iedere week zien we kinderen doodgaan.

“Vier dagen lang zorgde ik overdag voor deze jongen, ’s nachts namen mijn collega’s het over. Al die tijd lag hij buiten bewustzijn in bed. We gaven hem medicijnen tegen malaria, antibiotica en vocht. Zo schipperden we tussen de kliffen door in de hoop dat zijn lijf zelf de schade zou herstellen. Iedereen in ons team kende hem, elke dag bespraken we zijn situatie, eigenlijk geloofde niemand in een goede afloop. Als hij het al zou redden, dan was de kans op complicaties groot. Veel kinderen die zo’n ernstige vorm van malaria overleven worden blind of doof, raken verlamd of lopen een verstandelijke beperking op.

Erik WehrensBeeld rv

“En toen ging het langzaam beter. Hij reageerde op pijn, daarna ook op onze woorden en na een etmaal opende hij spontaan zijn ogen. Hij ging rechtop zitten, begon te eten en weer te praten. Ruim een week nadat hij doodziek in ons ziekenhuis was binnengekomen, rende hij weer vrolijk rond. Hij speelde verstoppertje onder de bedden en voetbalde in de ziekenhuisgangen. We waren allemaal zo blij om hem zo te zien.

“Als ik nu aan het bed sta van een kind dat het niet dreigt te halen, denk ik terug aan die jongen. Over een vluchtelingenkamp zijn veel verhalen te vertellen en vaak zijn die verdrietig en hopeloos. Maar zo’n kind dat op wonderbaarlijke wijze geneest maakt dat we ons werk volhouden, dat we gemotiveerd blijven, dat de moed ons niet in de schoenen zakt. Dat geldt des te meer voor de Zuid-Soedanese artsen en verpleegkundigen die wij ondersteunen. Wij gaan na een halfjaar weer weg, maar zij werken hier al jaren en zien zo veel ellende. Wat geeft het dan een voldoening om te merken dat we soms het verschil kunnen maken tussen leven en dood.

“Later vertelde zijn moeder me dat ze ervan uit was gegaan dat haar kind gewoon beter zou worden. Ze had hem toch naar het ziekenhuis gebracht? Dat zegt veel over de veerkracht van de mensen hier. We zitten midden in een conflictgebied, buiten het kamp woedt een vreselijke oorlog, maar de meeste bewoners kijken vooruit. Er is stil verdriet, we komen veel mentale problemen tegen, maar de mensen gaan door, ze proberen iets van hun leven te maken. Ze bouwen kerken en markten en overal wordt gevoetbald. En ze hebben hoop, ook als dat niet terecht lijkt, omdat ze weten hoe het is om te leven zonder hoop.

“Hoe het nu met die jongen gaat weet ik niet. Toen hij ons ziekenhuis verliet, was hij gezond, er was geen reden om hem terug te laten komen. Hij is opgelost in de mensenmassa van het vluchtelingenkamp, ergens hier staat een hutje waar hij gewoon verder leeft. Ik hoop maar dat hij nog steeds verstoppertje speelt en met zijn vriendjes achter een bal aan rent.”

De getuigenissen in deze reeks komen uit het boek Die ene patiënt van de Volkskrant-journaliste Ellen de Visser, Ambo/Anthos, 192 p., 15,95 euro.