Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenBurgemeesters

Burgemeesters voelen zich in de steek gelaten bij de zondvloed: ‘Bij de Waalse overheid was iedereen met vakantie’

Van links naar rechts: Thierry Carpentier, Pierre Lemarchand, Cédric Halin.Beeld Wim Van Cappellen

De camera’s zijn weg, de noodhulp neemt af, maar de gapende wonde die de zondvloed van juli in Wallonië naliet, blijft etteren. De burgemeesters van drie zwaargetroffen Luikse gemeenten – Theux, Olne en Aywaille – blikken terug op de voorbije horrorweken en wijzen de weg uit de ellende. 

De ­allerlaatste dag van de zomervakantie. In Theux, aan de oevers van de Hoënge, die 4 kilometer verder in Pepinster uitmondt in de Vesder, maken mensen nog altijd hun huizen schoon. Mannen in witte pakken halen schimmelige kelders leeg die een natte betongeur uitwasemen. De zone rond de rivier is een bouwval van verwoeste dijken, gehavende gevels en weggespoelde dromen. In een bocht van de rivier ligt een auto op z’n kop die al wekenlang wordt uitgewuifd door plastic slierten in de bomen.

In het gemeentehuis toont kersvers burgemeester ­Pierre Lemarchand (MR) op de muur hoe hoog het water stond. ‘Eén meter zeventig. Op de andere oever twee meter vijftig.’ De kapotte printers staan buiten op de koer, de rest van het materiaal is naar de tweede verdieping overgebracht. Zijn collega-­burgemeesters, Cédric Halin (cdH) uit het nabijgelegen Olne en Thierry ­Carpentier (MR) uit Aywaille, maakten gelijkaardige taferelen mee.

Pierre Lemarchand: “Voor mij begon de crisis op dinsdagavond 13 juli. Vanwege gezondheidsproblemen vroeg onze burgemeester Didier Deru me om hem te vervangen. Om één uur ’s nachts belde de politie om te zeggen dat ze een scoutskamp hadden ontruimd, wegens de hevige regenval. ‘Waar moeten die meisjes naartoe?’ Ik zag geen andere oplossing dan hen in het depot van mijn bedrijf te laten slapen. De volgende ochtend stond het water op sommige plaatsen al 80 centimeter hoog. In de loop van de avond en nacht liepen de paniekerige telefoons binnen in ons crisiscentrum. Eén gezin was echt in gevaar: ze zaten op hun bovenverdieping en zagen het water langs twee kanten komen, ruim twee meter hoog. Gelukkig was hun huis stevig genoeg. Een dag later werden ze gered.”

“In onze sporthal lagen 26 kinderen en vijf begeleiders te slapen. Ik wilde hen daar laten, omdat ze niet in gevaar waren. De benedenverdieping stond blank, maar zij lagen op de tweede verdieping. ’s Nachts daagden hun ouders op, doodongerust. Door het hoge water en de sterke stroming raakten ze al niet meer tot aan de sporthal. De paniek nam toe. Uiteindelijk konden het leger en de ­Civiele Bescherming die kinderen redden. Ook onze twee rusthuizen moesten we evacueren: niet evident, aangezien veel bewoners geen familie meer hebben.”

Thierry Carpentier: “Bij ons werd niet alleen de ­vallei geraakt. Op hoger gelegen plekken passeren normaal kleine kanaaltjes met water dat van de heuvels afstroomt, maar dit keer waren dat rivíéren en modderstromen. Daardoor viel er zelfs een dode: een man die in zijn kelder de stroom wilde gaan uitzetten, werd totaal verrast. In enkele seconden liep zijn kelder helemaal onder water.”

“Die eerste nacht heb ik niet geslapen. Ik kreeg de ene telefoon na de andere. Mensen huilden van de schrik, omdat het water in hun huis zo snel steeg. Vanuit ons crisiscentrum probeerden we de noodhulp zo goed mogelijk te dirigeren, maar de communicatie was chaotisch. We wisten niet altijd waar mensen zich bevonden en of er al iemand naar hen op weg was. Familie­leden belden om te vragen of we al nieuws hadden van hun alleenstaande ouder, maar wij wisten niet wie al gered was.”

Cédric Halin: ‘In 2024 haalt PVDA/PTB 20 à 25 procent van de stemmen, net als Vlaams Belang. Dat is rampzalig voor het land, maar de politieke klasse maakt het hun ook niet moeilijk.’Beeld Wim Van Cappellen

Cédric Halin: “In Olne viel ook een dode. Hij daalde ’s nachts met een quad in de gietende regen af naar de Vesder om mensen te gaan redden, maar werd meegesleurd door het water.”

“Ook ik kreeg die nacht voortdurend wanhopige mensen aan de lijn. Vreselijk! Ik kon hen alleen maar op het hart drukken om naar boven te vluchten en binnen te blijven. ‘We komen u redden, maar nu is de stroming nog te sterk.’ Dat is een moeilijke boodschap als je het water zo snel ziet stijgen. Veel slachtoffers zaten 24 uur vast, zonder eten of drinken. Met behulp van touwen gaven buren elkaar flesjes water door, van het ene venster naar het andere.”

Lemarchand: “De machteloosheid vond ik het ergst. Wij konden niets doen, de brandweer raakte er niet door. Zelfs de boten van de Civiele Bescherming waren niet krachtig genoeg.”

Halin: “Bij ons kwamen het leger en de Civiele Bescherming pas vier dagen later. Wij stonden er alleen voor.”

Was u in paniek?

Halin: “Nee, je moet kalm blijven. Als mensen horen dat de burgemeester ook ten einde raad is, gaan ze domme dingen doen. We vormden een crisiscel met politie, brandweer en schepenen, maar het was chaos. Het Proximus-­netwerk lag plat, alleen via WhatsApp konden we nog communiceren. We moesten voortdurend improviseren. De eerste tien dagen heb ik maar één à twee uur per nacht geslapen. Ik teerde op adrenaline. Ik moest er staan, want er was niemand anders. Ik voelde me de kapitein op de Titanic.”

Carpentier: “Wij kregen hulp van een Antwerps brandweerteam met rubber­boten. Zij hebben veel mensen geëvacueerd. Vooral de campings waren in gevaar. Sommige mensen hebben daar úren op het dak van hun chalet gezeten, in het donker, in de kou en de regen. Eén van onze campinguitbaters had op woensdagmorgen iedereen naar huis gestuurd. Ik ben hem erg dankbaar: als er op díé plek nog vijftig mensen hadden gelegen, zouden er minstens tien doden zijn gevallen. De caravans werden twee kilometer ver meegesleurd.”

Waren jullie niet op de hoogte van het aanstormende natuurgeweld?

Lemarchand: “Nee. De weerberichten voorspelden overvloedige regen, maar dat zien we wel vaker. Om de tien jaar staat het water hier hoog in de straten. Maar een catastrofe van deze omvang is ongezien. Men had moeten waarschuwen voor ­zware overstromingen, omdat de grond al compleet verzadigd was door de regen van de voorgaande dagen. Daardoor stroomde alles razendsnel naar de rivieren.”

Carpentier: “Niemand had zo’n tsunami verwacht. Het water stond minstens twee meter hoger dan gewoonlijk.”

Halin: “Toch heeft het systeem gefaald. Wij hebben geen énkele officiële verwittiging ontvangen, hoewel het Euro­pean Flood Alarm System (EFAS) op dinsdag al waarschuwde voor een groot risico op overstromingen in de valleien van de Ourthe en de Vesder. Dat had de rode knop moeten zijn! Die informatie kwam via de Waalse overheid bij de gouverneurs terecht, maar daar stokte het. Ik kreeg géén telefoon van ­Luiks gouverneur ­Hervé Jamar of van de dame die hem verving tijdens zijn vakantie. Pas woensdagmiddag om vijf uur stuurde zij een mail naar de burgemeesters om de vallei van de Vesder te evacueren. Ik heb die niet gehad, ze vergát ons. Maar ook voor de andere gemeenten was het al te laat om nog te evacueren: het water stond al te hoog. Die traagheid van de hogere overheden is wraakroepend. Men heeft ons in de steek gelaten.”

Waarom werd Olne vergeten?

Halin: “Mijn gemeente ligt tussen Trooz en Pepinster. De Vesder is onze zuidgrens en snijdt niet door ons centrum, zoals in onze buurgemeenten. De woningen aan de Vesder stonden niet op de kaart met overstromingsgebieden. Men had nooit gedacht dat het water zo hoog zou komen.”

Lemarchand: “Er is alleszins een beter waarschuwingssysteem nodig. Per gemeente moeten er alerts uitgestuurd worden als het waterpeil een bepaald niveau bereikt. Zo kun je tijdig evacueren.”

Carpentier: “Na die acute fase probeerden we de bruggen en wegen zo snel mogelijk te herstellen, zodat er weer veilig verkeer mogelijk was. Daarna kwam het afvalprobleem. Mensen gooiden alles buiten wat ze niet meer konden gebruiken. Duizenden en duizenden tonnen afval hebben we geruimd! Drie dagen later ­lag alles weer vol.”

Thierry ­Carpentier: ‘Wij kregen geen hulp van het leger, terwijl die zeer welkom was geweest. Mijn vrienden bij het leger wilden graag komen helpen, maar er werd hun niks gevraagd. Onbegrijpelijk.’Beeld Wim Van Cappellen

Golf van solidariteit

Er was veel kritiek op de trage reactie van het leger, de Civiele Bescherming en het Rode Kruis.

Carpentier: “Wij kregen geen hulp van het leger, terwijl die zeer welkom was geweest. Mijn vrienden bij het leger wilden graag komen helpen, maar er werd hun niks gevraagd. Onbegrijpelijk. Na zo’n ramp verwacht je toch dat het leger met man en macht wordt gemobiliseerd?”

Lemarchand: “De eerste dagen heb ik veel rondgebeld, maar er kwam nauwelijks reactie. Vier brandweermannen en vier mensen van de Civiele Bescherming kregen we, voor de hele gemeente. De coördinatie van de ramp was een administratieve warboel tussen de provincie, de Waalse overheid en de federale regering. Gelukkig kwamen de lokale boeren en ondernemers meteen helpen met hun tractoren, bulldozers en containers. Gratis!”

Carpentier: “Bij ons ook. Zonder hen zouden er vandaag nog altijd bergen afval in Aywaille liggen. Sommigen waren efficiënter dan de officiële hulpdiensten.”

Lemarchand: “Je kunt een ramp van deze omvang niet managen zonder de logistieke kennis en het personeel van je lokale bedrijven.”

Halin: “In Olne was er geen kraantjeswater meer in de getroffen zones, de ­leidingen waren stuk. Onze ­boeren brachten containers vol drinkwater dat normaal voor hun koeien was bestemd, zodat de mensen hun huizen konden schoonmaken en zich konden wassen. Dat is de sterkte van een gemeente: wij hándelen, zonder ons te verschuilen achter procedures, papieren en uitvluchten.”

“Ik heb de eerste dagen ook alle mogelijke verantwoordelijken opgebeld, maar níémand kon me helpen. Men moest het aan de chef vragen, en die moest het aan zijn chef vragen. Bon, het is complex om een grote administratie aan te sturen of vijfhonderd militairen te mobiliseren, maar dat mag toch geen twee weken duren? Die logheid is typisch voor Wallonië.”

“Als functionaris moet je ook meteen uit vakantie terugkeren als zo’n crisis uitbreekt. De burgemeester van Pepinster heeft dat onmiddellijk gedaan. Maar bij de Waalse overheid nam niemand op, iedereen was met vakantie. Twee weken later belden ze terug om te vragen of ze nog iets konden doen. Ik zei: ‘Beste vrienden, nu hoeft het ook niet meer, ga rustig terug met vakantie.’”

Lemarchand: “Het helpt ook niet dat die mensen uit Brussel niet op het terrein komen. Iedereen die de schade met eigen ogen ziet, is gechoqueerd. Maar wie alleen de tv-beelden zag, had blijkbaar dagen nodig om te beseffen hoe erg het was.”

Halin: “Na een paar dagen richtte minister van Binnenlandse Zaken Annelies ­Verlinden eindelijk een federale crisiscel op. Een vrouw belde me: ‘Ik ben uw SPOC – single point of contact – binnen de crisiscel.’ De dag nadien kreeg ik telefoon van een andere persoon van die crisiscel. Ik heb gezegd dat ik alleen met mijn SPOC wilde praten en heb neergelegd. Zo kun je toch niet werken?”

Welke noden hebben de slachtoffers nu, ruim anderhalve maand na de ramp?

Halin: “Het grootste probleem is de huisvesting. De gasaansluiting zal in Olne pas in januari worden hersteld. Ongeveer 180 woningen zijn overstroomd, maar 200 andere huizen hebben ook geen verwarming of warm water meer. Voor die gezinnen kopen we pelletkachels, zodat ze het najaar toch thuis kunnen doorbrengen. We huren ook containers waarin ze een warme douche kunnen nemen.”

Lemarchand: “In Theux zijn duizend woningen getroffen. Een vijftigtal mensen hebben we elders gehuisvest, anderen worden opgevangen door familie.”

Carpentier: “Wij hebben tweeduizend mensen geëvacueerd, maar de meesten zijn snel weer naar huis gegaan. Sinds half augustus horen we elke dag: ‘We hebben geprobeerd om weer thuis te wonen, maar het is onleefbaar.’ Het vocht en de schimmels zijn te erg, ze worden ziek. Voor elk van hen zoeken we oplossingen voor vier tot zes maanden, in de hoop dat de werken aan hun huis dan klaar zijn. Maar door het slechte weer van de voorbije weken drogen de muren niet. De bouwaannemers en vakmannen zijn overbevraagd of hebben zelf schade geleden. Er is ook een tekort aan materiaal. Vind nu maar eens een machine om muren mee te drogen.”

Zijn er mensen die hun huis het liefst tegen de grond zien gaan om elders opnieuw te beginnen?

Carpentier: “De meesten willen in hetzelfde huis blijven, zelfs al brengen ze daarmee hun gezondheid in gevaar. Vlaanderen heeft voorgesteld mensen op te vangen, maar ze hebben hier hun werk en familie. Sommige huizen moeten afgebroken worden, maar ook die bewoners willen in eigen streek blijven.”

Lemarchand: “Het probleem is dat sommigen niet verzekerd zijn. Anderen liggen nu al in conflict met hun verzekeraar of wachten nog op antwoord. Je kunt niet zomaar gebouwen afbreken of renoveren zonder akkoord van de verzekeringen. Anders riskeer je zelf voor de factuur op te draaien. Daardoor ligt alles stil.”

Kleren en voeding zijn geen probleem meer?

Halin: “Nee, er was een fantastische golf van solidariteit, met veel Vlaamse vrijwilligers die met vrachtwagens vol eten, kleren, meubels, matrassen en elektrische toestellen naar hier zijn gereden. Op 21 juli leidde dat zelfs tot een verkeersinfarct.”

Lemarchand: “Bij ons delen het leger en het Rode Kruis nog altijd 350 maaltijden per dag uit. Sommigen hebben nog altijd geen stroom of keuken, en onze enige supermarkt is dicht vanwege de grote schade. Binnenkort neemt de gemeente die voedselbedeling over. We hebben ook een sociale kruidenierswinkel geopend waar we al het voedsel uit Vlaanderen verdelen.”

Carpentier: “In ­Aywaille hebben we samen met het Rode Kruis ook gratis maaltijden bezorgd, maar nu staat het OCMW weer in voor die voedselbedeling. Bij geïsoleerde mensen brengen we die pakketten aan huis. Wij zijn een grote gemeente. Eén ­route is nog altijd geblokkeerd, de bus komt daar niet, en bovendien zijn veel mensen hun auto kwijt. Daarom speelt onze sociale dienst nu voor taxi, door boodschappen te doen en mensen naar de dokter te brengen.”

Pierre Lemarchand: ‘De ramp zou een opportuniteit kunnen zijn om van Wallonië een topregio te maken. Maar we hebben te weinig geld voor een snelle heropbouw.’Beeld Wim Van Cappellen

Monster in de tuin

Elsje Ryheul, de kleuterjuf uit Kasterlee die al wekenlang naar Trooz rijdt om de slachtoffers te helpen, vertelde me dat ze vreest dat de slachtoffers vanaf nu aan hun lot worden overgelaten omdat de vakantie voorbij is.

Halin: “De hulp ís al sterk verminderd, de professionele organisaties moeten het overnemen. Het Rode Kruis heeft 35 miljoen euro gekregen. Geef mij daar 100.000 euro van en ik voed mijn mensen gedurende de hele winter. Maar het Rode Kruis is in hetzelfde bedje ziek als de overheid: te veel administratie, een verlammende hiërarchie en geen voeling met het terrein. Ze stuurden hun vrijwilligers met foute adressen hierheen en deelden klaargemaakte maaltijden uit die onze inwoners moesten opwarmen. Dat geloof je toch niet? Die mensen hadden geen ovens, geen keukens en geen elektriciteit of gas meer.”

Hoe gaat het met de mentale gezondheid van de getroffenen?

Carpentier: “Zij zijn nog altijd in shock en hebben psychologische hulp nodig. Je zult het maar meemaken dat je hele hebben en houden voor je ogen wordt verwoest. Dat is een trauma. Er zijn kinderen die beginnen te huilen als het regent, of als ze een vaatwasmachine horen kolken. Mijn zus heeft drie dochters. Het water stond bij hen in huis. De nachten na de overstroming durfde de jongste niet te slapen, omdat ze schrik had dat het water zou terugkeren. Voor kinderen die in Pepinster op het dak hebben gezeten, moet het nog erger zijn.”

Halin: “De week na de ramp waren er enkele zware onweders. Opnieuw kreeg ik paniekerige telefoons. Mensen hebben schrik van de Vesder. Ze zien het monster dat hun huis heeft verwoest elke dag opnieuw door hun achtertuin lopen.”

Lemarchand: “Ik krijg zelf een knoop in mijn maag als het regent. Ik vrees dat ­sommige gehavende muren het zullen begeven als het water opnieuw stijgt.”

Hoelang zal de heropbouw van jullie gemeente duren?

Lemarchand: (blaast) “Dat wordt een gigántische klus. Onze bibliotheek, sporthal en brandweerkazerne zijn ­foutu. Maar het dringendst is de herstelling van onze oevers en dijken, om te vermijden dat onze rivieren bij de minste stortbui opnieuw overstromen. Veel kleine stroompjes en kanalen zitten ook nog verstopt door bomen en stenen. Maar dat is specialistenwerk: in de hele provincie Luik heb je maar vijf bedrijven die dat doen, en zij kunnen niet overal tegelijk zijn. In Theux zullen die werken al minstens een half miljoen euro kosten. De ­Waalse overheid wil dat voor elke gemeente betalen, maar tussen aanvraag en uitvoering zal er wellicht veel tijd verstrijken.”

Carpentier: “Ons sport- en recreatiepark naast de Amblève is zwaar gehavend. Het zwembad zal nog maanden gesloten blijven, de reparatie kost 1 miljoen euro. De sporthal: 200.000 euro. De trialpiste werd vernield, de voetbal- en tennisvelden zijn overstroomd. Zelfs de paden en brugjes langs de Ninglinspo, de populairste wandeling van België, zijn verminkt door bomen, stenen en modderstromen. Tel daarbij de schade aan oevers, sluizen en wegen, en je komt makkelijk aan 7 à 8 miljoen euro. Als ­gemeente ­kunnen wij dat onmogelijk ­dragen: ons investeringsbudget bedraagt 1 miljoen euro per jaar. We hebben ook veertien dienstvoertuigen verloren. Die moesten we meteen vervangen, omdat onze arbeiders anders niet konden werken. Wéér 500.000 euro weg!”

Lemarchand: “Het is zó jammer dat onze regio door twee achtereenvolgende crises naar de rand van het failliet wordt geduwd, want Wallonië heeft een reusachtig potentieel. Veel toeristen zijn verbaasd over hoe mooi het hier is. De ramp zou een opportuniteit kunnen zijn om van Wallonië een topregio te maken met een moderne infrastructuur. Maar we hebben te weinig geld en te weinig ondernemingen voor een snelle heropbouw.”

Carpentier: “Het maakt niet uit of het geld van Europa, België of Wallonië komt, maar zonder een snelle, stevige tussenkomst van een hoger beleidsniveau kunnen we niet verder. Vlaanderen heeft er belang bij dat wij er snel weer bovenop komen: wij zijn hun eerste klant en omgekeerd.”

Halin: “Maar we zullen moeten bewijzen dat we het geld goed besteden, want Wallonië functioneert slecht. Daarom begrijp ik waarom mensen voor de N-VA of Vlaams Belang stemmen. Ze willen wel solidair zijn, maar ergens houdt het op. Ik ben zelf ook verbolgen over de manier waarop Wallonië met belastinggeld omgaat. Daarom heb ik vijf jaar geleden als klokkenluider het Publifin-­schandaal uitgebracht. Dat verkozenen zitpenningen opstrijken voor spookvergaderingen choqueert elk normaal mens, maar de politieke klasse vond dat blijkbaar normaal.”

“Wij moeten stoppen met die onnozele karikaturen over de N-VA. Dat zíjn geen extremisten, ze willen meer autonomie en dat is een legitieme eis. Anderzijds mogen de Vlamingen ook ophouden met hun karikaturen over Wallonië. Wij zijn meer dan Elio Di Rupo en de PS. In Olne bedraagt de werkloosheid maar 6 procent. Als mijn gemeente in Vlaanderen lag, zou de N-VA of Open VLD hier aan de macht zijn.”

Carpentier: “Onze gemeenten zijn niet arm. Bij ons heerst dezelfde mentaliteit als in Vlaanderen, maar dat is niet overal zo.” (lacht)

Rode zones

Welke oplossingen ziet u om de schade bij toekom­stige overstromingen te beperken?

Carpentier: “We moeten meer spaarbekkens en overstromingsgebieden aanleggen, vooral ook op hoger gelegen plekken, zodat het water minder snel naar beneden stroomt. Maar daarvoor moet je gronden aankopen en muren bouwen. Dat kost geld én je komt in conflict met natuurverenigingen en privé-­eigenaars.”

Lemarchand: “We moeten het water weer meer ­ruimte geven. In het begin van de vorige eeuw had de rivier hier een bredere bedding. Hogere muren bouwen heeft geen zin, daarmee maak je het alleen erger voor gemeenten die verderop langs de rivier liggen. En als het heel erg is, houden ze het water ook niet tegen.”

Moet er geen totaal­verbod komen om te bouwen in overstromingsgevoelige gebieden?

Carpentier: “Ik ben klaar om bouwen in rode zones te verbieden, op voorwaarde dat de kaart met overstromingsgebieden wordt aangepast. Vandaag is die niet correct. Sommige overstromingsgebieden zijn niet ondergelopen, terwijl andere ‘veilige’ gebieden wel overstroomden. De man die overleed in zijn kelder, woonde niet in een rode zone.”

Gaat u mensen uit zwaar aangetaste woningen verplichten om te verhuizen?

Carpentier: “Voor gebieden die om de twee jaar blank staan wel. Maar ik ga dat niet opleggen aan iemand die enkel door deze uitzonder­lijke ramp is getroffen. We moeten redelijk blijven.”

Halin: “Nee, we moeten moedig zijn: wat vernietigd is, mogen we niet heropbouwen. Slachtoffers uit de kwetsbaarste gebieden moeten we op hoger gelegen plaatsen hervestigen. We kunnen hen niet laten terugkeren, wetende dat er over twee, vijf of tien jaar weer een zware overstroming komt.”

Carpentier: “Maar wij wonen al eeuwen in de vallei, we kunnen toch niet plots iedereen naar de heuvels verkassen? Dit extreme natuurgeweld komt misschien maar één keer om de vijftig of honderd jaar voor.”

Klimatologen waarschuwen dat het ons de komende decennia vaker zal treffen.

Carpentier: “Niemand kan dat voorspellen. Maar als dat zo blijkt te zijn, zullen we forser moeten ingrijpen.”

Halin: “Sommige lichtgetroffenen zeggen: ‘We bouwen alles weer op en over een paar jaar, wanneer de ramp wat vergeten is, verkopen we alles voor een degelijke prijs.’”

Lemarchand: “Ik ben niet van plan om bouwen in rode zones te verbieden. We ­moeten vooral slimmer en steviger bouwen. Ik ben fan van de manier waarop de Nederlanders zich beschermen tegen het water. Hun appartementen hebben betonnen fundamenten van zeven meter hoog. Waarom zouden wij in onze dorpscentra niet hoger bouwen, of zelfs paalwoningen plaatsen? Als je zorgt dat gebouwen niet kunnen onderlopen en wegspoelen, kun je wél nog bouwen in overstromingsgebied.

”Ik zeg niet dat we mensen overál moeten laten bouwen, maar sommigen hebben een grond van 150.000 of 200.000 euro gekocht. Gaan we zeggen dat ze daar alleen schapen op mogen zetten? Als liberaal vind ik het individuele eigendomsrecht belangrijk.”

Halin: “In sommige gevallen moet je toch je verantwoordelijkheid nemen, in het álgemeen belang. Ik heb sinds de overstromingen al twee projecten geweigerd op plekken waar het afvloeiende water van de hellingen samenkomt. Het is onverantwoordelijk om mensen daar nog te laten bouwen. Als ik de voorbije jaren geen bouwdossiers had geweigerd, zouden we nu nog vijftien beschadigde woningen meer hebben.”

Voor het tribunaal

Axel Tixhon, de burgemeester van Dinant, nam vorige maand ontslag wegens een burn-out. De overstromingen waren de druppel. Begrijpen jullie dat?

Carpentier: “Helemaal! Dat ik continu beschikbaar moet zijn voor mijn burgers, vind ik normaal. Maar de ­andere overheden schuiven steeds meer verantwoordelijkheden naar ons door, terwijl ze ons niet de nodige middelen geven. Burgemeesters kloppen bijna evenveel uren als ministers, maar zíj hebben een kabinet met tientallen medewerkers. Ik heb één secretaresse en verdien 2.500 euro netto per maand. In de privé zouden wij alle drie een pak meer kunnen verdienen.”

Halin: “Burgemeesters zijn de enige politici in wie mensen nog vertrouwen hebben, zeker op het platteland. We worden overladen met taken en moeten voortdurend beschikbaar zijn. Als je dan twee megacrises na elkaar op je bord krijgt, wordt het haast onleefbaar. Zeker als je gevoelig bent voor kritiek. Ik heb soms de indruk dat ik permanent voor een tribunaal sta.” 

Carpentier: “Bij de volgende verkiezingen zullen veel burgemeesters niet meer opkomen omdat ze er genoeg van hebben. Maanden, jaren aan een stuk draai je je kas af en als beloning krijg je allerlei lelijke dingen naar je hoofd geslingerd op sociale media. Ik word dat stilaan gewoon, maar mijn vrouw en kinderen hebben het daar heel moeilijk mee.”

Deze ramp zal nog jaren zichtbaar zijn in Wallonië. Vrezen jullie een monster­score voor PVDA/PTB bij de volgende verkiezingen? 

Halin: “Zij hebben massaal huizen leeggehaald, soep bedeeld en hulpgoederen aangesleept. Zoiets vergeten de ­getroffenen niet. In 2024 halen ze 20 à 25 procent van de stemmen, net als Vlaams Belang. Dat is rampzalig voor het land, maar de politieke klasse maakt het hun ook niet moeilijk. Toen Di Rupo het rampgebied bezocht, waren de commentaren vernietigend: ‘Meneer komt hier met zijn dure kostuum wat ­holle woorden spreken en zichzelf indekken. Als hij het echt meent, trekt hij zijn laarzen aan en helpt hij ons.’ Zelfs de koning kreeg die reactie. Sophie Wilmès oogstte wel applaus. Zij stond in Chaudfontaine met een gescheurde jeans tot haar knieën in de modder, zonder cameraploegen in haar zog. Ze communiceerde niet over haar actie, maar poseerde wel voor een foto die viraal ging. Slim!”

“Onze politici zijn niet meer verbonden met het gewone volk. Ze beseffen nog amper dat er mensen zijn die met 1.000 euro per maand moeten rondkomen, geen auto hebben en hun verwarming niet kunnen betalen. Iemand die elke dag in een chique pak gaat werken, vaak op restaurant eet, in een mooi huis woont en een auto met chauffeur heeft, leidt een totaal ander leven. Als je dan PTB-mandatarissen ziet, die tevreden zijn met 2.000 euro en de rest aan de partij afstaan, snap ik dat mensen zeggen: ‘Zij staan tenminste aan onze kant.’ Daarvoor hoef je geen communist te zijn.”

Lemarchand: “De geschiedenis bewijst dat de communisten minstens even erg zijn als de fascisten. Raoul  Hedebouw zorgt voor spektakel, maar is een clown.”

Meneer Halin, kreeg u na het Publifin-­schandaal geen aanbiedingen om voor een parlementszetel te gaan?

Halin: “O ja, uit verschillende hoeken. Maar ik heb geen zin in de nationale politiek. Als parlementair of provincieraadslid ben je schatplichtig aan de partij. Je mag niet meer voor je eigen ideeën opkomen, alleen nog braaf knikken. Dat is een vorm van corrupte slaafsheid waar ik voor pas.”

© HUMO