Direct naar artikelinhoud
DubbelinterviewFatima Ezzarhouni & Sophie Pirson

Moeder van terreurslachtoffer en moeder van jihadist brengen boek uit: ‘Onze vriendschap moet iets betekenen voor anderen’

Sophie Pirsons dochter overleefde een terreuraanslag, Fatima Ezzarhouni (l). verloor haar zoon in Syrië.Beeld Joris Casaer

De moeder van een jihadist en de moeder van een overlevende van de aanslagen van 22 maart brengen een boek uit over hun vriendschap. De rechten voor verfilming zijn nu al bijna verkocht. ‘Dit gaat over de kunst van het herstellen.’

Twee jaar geleden kondigden ze het al aan in De Morgen. De Brusselse Sophie Pirson (62), de moeder van een jonge vrouw die gewond raakte op 22 maart, en de Antwerpse Fatima Ezzarhouni (50), de moeder van Syrië-ganger en IS-lid Abdellah Nouamane, wilden een boek schrijven. Nu stellen ze trots de vrucht van hun vriendschap voor.

“Een zachtmoedig boek over de kracht van kwetsbaarheid en de troost van schoonheid”, zegt David Van Reybrouck in het voorwoord.

Ze zitten met een biertje en een muntthee vrolijk kletsend op een terrasje in Schaarbeek. Voor hen is het niet zomaar een terras. Hier ontstond hun vriendschap, tijdens de middagpauzes van een praatgroep voor families van slachtoffers en daders van terreur.

“Wij twee, dat was echt liefde op het eerste gezicht”, heeft Fatima Ezzarhouni volgens het boek gezegd. “Ik wil dat onze woorden een boodschap van vrede en liefde brengen. Onze vriendschap moet iets betekenen voor anderen.”

“Ik trof in Fatima iemand van wie ik meteen dacht: aha, ik heb een handlanger gevonden”, zegt Sophie Pirson. Ze lachen.

Fatima Ezzarhouni (l.) en Sophie Pirson schreven samen een boek. ‘Met dit boek, en dat klinkt pretentieuzer dan ik het bedoel, willen we ook de wereld een stukje herstellen.’Beeld Joris Casaer

De klik tussen hen is niet vanzelfsprekend. Pirsons dochter Léonor geraakte zwaargewond bij de aanslag in metrostation Maalbeek. Drie weken lag ze in het ziekenhuis, haar haren weggebrand, de benen verbrand, de linkerhand aan flarden. “Nu, vijfenhalf jaar later, draagt ze nog altijd de gevolgen. Ze heeft opnieuw problemen met het trommelvlies in haar rechteroor.” 

Het tekende ook haar moeder, die dit jaar uitviel met een burn-out. Al die tijd zat Ezzarhouni’s zoon in Syrië bij IS. Ook zij is al eens gecrasht, twee jaar eerder, toen bleek dat haar zoon niet dood was zoals iedereen dacht, maar sinds de laatste veldslag tegen IS gevangen zat in Noord-Oost-Syrië. Ze had nochtans samen met vrienden en familie eerder al een begrafenisplechtigheid gehouden, toen iemand vanuit Syrië zijn overlijden had gemeld. Toen hij toch in leven bleek, weliswaar erg ziek, viel Ezzarhouni in een post­traumatische depressie.

In het boek zijn twee brieven van Abdellah Nouamane aan zijn moeder opgenomen. Een liet hij na voor zijn vertrek, een tweede schreef hij vanuit de gevangenis in Hasakah.

Was het de laatste brief die u heeft gekregen?

Fatima Ezzarhouni: “Hij heeft die geschreven toen ik in het ziekenhuis lag, eind 2019. Ik zat er toen mentaal helemaal onder door, maar ik heb hem pas ontvangen in januari erna. Het Rode Kruis bezorgt de brieven en ze leggen een hele weg af voor ze ter bestemming geraken. Mijn antwoord heeft hij nooit meer ontvangen. Door de pandemie kon het Rode Kruis die brief niet meer bezorgen, denk ik. Maar ze zeggen me dat hij wel wist dat zijn moeder van hem houdt.”

Fatima Ezzarhouni: 'De Koerden zeggen dat mijn zoon aan een plotse hoge suikerspiegel is overleden en dat ze hun best hebben gedaan, maar dat het niet mocht baten.'Beeld Joris Casaer

Uit zijn brief blijkt toch ook hoeveel u voor hem betekent?

Ezzarhouni: “Het is een mooie brief. Die me veel heeft gedaan. (slikt)  Want het was een wens van mij dat hij spijt zou betuigen. Dat hij weer normaal was, weer mijn kind was. Volgens mij is deze brief oprecht. Dit is de Abdellah die ik ken. En dan bracht de federale politie me op 4 februari dit jaar op de hoogte dat mijn zoon dood was.”

Hij was in het verleden al eens dood verklaard, maar deze keer was het het echt?

Ezzarhouni: “Ja, de Koerdische autoriteiten hebben een overlijdensakte bezorgd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Koerden zeggen dat hij aan een plotse hoge suikerspiegel is overleden en dat ze hun best hebben gedaan, maar dat het niet mocht baten. Maar ja, er is daar niets van voorzieningen in die gevangenis.

“Deze keer heb ik geen ceremonie in België meer gedaan, maar ik ga er wel nog een in Marokko doen bij mijn moeder en zussen en broers. Mijn andere kinderen zijn verdrietig, maar zeggen er niet veel over. Het is lang geleden dat hun broer vertrokken is. Mijn jongste was 8, de andere 10 jaar oud. De jongste heeft ooit gezegd: mijn broer heeft gekozen voor de oorlog, maar ik kies voor de vrede.”

Hij was al lang ziek in die gevangenis. Heeft u vrede met zijn overlijden?

Ezzarhouni: “Tot vandaag denk ik nog aan zijn laatste dagen. Hoe eenzaam moeten die zijn geweest? Dat wringt. Ik slaap nog altijd zeer slecht. Ik ben er zeker van dat hij in die laatste uren aan mij heeft gedacht. Zo van: ‘Mama waar ben je?’

“Voor mijn rouwproces zou het belangrijk zijn om te weten waar hij is begraven, maar blijkbaar mag niemand weten waar de Koerden deze mannen begraven. Hij gaat nu toch niet meer weglopen? Zijn lichaam laten overbrengen naar België is niet mogelijk. Alles wordt van je afgenomen. Als je kind overlijdt, wil je toch naar dat graf kunnen?”

De twee vrouwen, hoe verschillend hun levens ook mogen zijn, vinden steun bij elkaar. Zo beschrijft het boek hoe Fatima Ezzarhouni reageert als Sophie Pirson haar vertelt hoe ze de uren en dagen na de aanslagen is doorgekomen. Vechtend, samen met haar dochter, terwijl er in dat hele proces geen plaats voor haat was.

“Wanneer je beseft wat ik in die donkere uren heb doorgemaakt, Fatima, laat je je tranen de vrije loop”, zo schrijft Pirson. “Ze vermengen zich met die van mij. Alle moeders wenen dezelfde tranen, zeg je.” 

Om even verderop te concluderen: “Wanneer we zeggen ‘Ik deel je pijn’, zouden we ook kunnen zeggen ‘Ik geef je mijn tranen’.”

Sophie Pirson: 'Ook ik zal niet naar het proces gaan. Ik denk dat het te zwaar is om dat allemaal te aanhoren.'Beeld Joris Casaer

De twee zijn niet enkel verbonden met elkaar als moeders, maar ook als grootmoeders. Pirson heeft vier kleinkinderen. De jongste is in april geboren, het tweede kind van Léonor. Ezzarhouni heeft twee kleinkinderen van haar zoon in Syrië, twee jaar en vijf jaar oud. “Het enige wat ik van hem heb, zijn zijn brieven en zijn kinderen, mijn kleinkinderen. Ik denk dat ze in Al Hol zijn, maar ik heb geen contact meer met zijn Nederlandse vrouw.”

“Het idee achter het boek is de vraag: wat willen we meegeven aan die toekomstige generatie”, zegt Pirson, “na alles wat wij hebben meegemaakt.”

Wat is dan de boodschap die jullie willen nalaten? 

Pirson: “Er zijn fundamentele waarden tussen Fatima en mij, zoals vrijheid en het vinden van vreugde en schoonheid in wat moeilijk is. Voor mij is het doel van dit boek om te herstellen. We hebben beiden een kwetsuur opgelopen, hoe verschillend die ook is.

“Ik hou van hoe men vroeger kleren herstelde. Men was niet bang om de herstelling te laten zien en er zat een kunst in het herstellen. Dat is waar het boek voor mij over gaat. Ik heb het niet zozeer over ons persoonlijk herstelproces. Met dit boek, en dat klinkt pretentieuzer dan ik het bedoel, willen we ook de wereld een stukje herstellen.”

Ik heb uw dochter Léonor eens gesproken. Zij lijkt het vooral achter zich te willen laten. Kan dat?

Pirson: “Ik denk dat je nooit kan zeggen dat het achter je ligt, maar eerder dat je het naast je hebt gelegd. Ze slaagt erin om ermee te leven. Dat lukt niet voor iedereen. Anderen hebben het nodig om naar de herdenkingen en het proces te gaan. Daar is zij helemaal niet mee bezig. Iedereen is daar anders in.”

U zoekt eerder de confrontatie met het trauma op.

Pirson: “Ik heb niet hetzelfde meegemaakt, natuurlijk. Maar ook ik zal niet naar het proces gaan. Ik denk dat het te zwaar is om dat allemaal te aanhoren. Ik heb er nood aan om het in andere projecten te verwerken. Het blijft een trauma. 

“Met dit boek moet ik er ook over vertellen, op boekvoorstellingen bijvoorbeeld, maar dan beeld ik me in dat Léonor in de zaal is. Dan heeft ze een moeder nodig die de rug recht. Dat idee helpt me.”

Vaak betreuren overlevers van terreur dat de pers disproportioneel meer aandacht heeft voor de erbarmelijke situatie van de IS-vrouwen en hun kinderen in de kampen dan voor de slachtoffers. Wat vindt u?

Pirson: “Er zijn overlevers die willen dat er over hen gepraat wordt, maar er zijn er zoals mijn dochter die liever de aandacht vermijden. Voor mij is er geen hiërarchie. Het is net zo belangrijk om te praten over de kinderen in de kampen die nu kunnen terugkeren.

“Ik vind dat deze kinderen moeten terugkomen, maar samen met de moeders. Ik vind het verschrikkelijk om tegen een moeder te zeggen dat ze haar kind moet afstaan, maar er zijn ook vrouwen die geen onschuldige rol hebben gespeeld, dus ik ben voorzichtig met me daarover uit te spreken.”

En dus heeft u in uw boek geen politieke statements verwerkt? 

Pirson: “Het is misschien een poëtisch boek, maar toch ook een politieke daad.”

Ezzarhouni: (kijkt bedenkelijk) “Ja? Voor mij is het poëzie.”

Pirson: “Je kan toch aan politiek doen via de poëzie. Door onze ontmoetingen, door samen aan tafel te gaan zitten en dit op te schrijven, door onze vooroordelen opzij te zetten, doen we wel aan politiek.

Ezzarhouni: “Als je het zo bekijkt.” (lacht)

Pirson: “Ik druk me uit via de poëzie, maar het is politiek in die zin dat het een boodschap uitdraagt van tolerantie, begrip en reflectie. Het is politiek, maar dan mooi gezegd.”

Fatima Ezzarhouni en Sophie Pirson. Pirsons dochter Léonor geraakte zwaargewond bij de aanslag in metrostation Maalbeek.Beeld Joris Casaer

De auteursrechten zijn al verkocht aan een Griekse documentairemaakster?

Pirson: (lacht) “Bijna verkocht, het is nog niet rond! De regisseuse stuurde me dat ze het boek wil verfilmen. Ze hebben een weekend met ons gewerkt aan het scenario, en in januari zullen normaal gezien de opnames starten. Het zal een documentaire zijn.”

Jullie zullen dus dat bezoek aan de hammam, waar jullie zich in alle opzichten blootgeven, moeten laten filmen? De mooiste scène uit het boek.

Pirson: “Omdat het sensueel is?”

Nee, omdat je het niet eerlijker kan vinden, dan twee vrouwen die filosoferen in een hammam.

Ezzarhouni: “Er zijn geen taboes in een hammam, vrouwen onder elkaar. Je kan er meer op het gemak praten.”

Pirson: “Klopt, en wat me frappeert, is dat je er ook kleine meisjes ziet, oma’s, dikke en dunne lijven, dat is magnifiek. Er is een aanvaarding van de ander en in die zin is het inderdaad een symbool voor het boek. Dus ja, wie weet nemen we daar wel een scène op. Dan doen we wel een handdoek aan, hè.”

De twee vrouwen schateren. 

Ezzarhouni: “Ik in een handdoekje?”

“Alles stap voor stap”, besluit Pirson. 

Alle moeders wenen dezelfde tranen is uitgegeven bij Uitgeverij Epo. Donderdagavond stellen Fatima Ezzarhouni en Sophie Pirson hun boek voor in boekhandel De Groene Waterman.