Direct naar artikelinhoud
Onderzoek van De MorgenIslamitische Staat

‘Ze was 11 toen hij haar verkrachtte’: Belgische IS-leden hielden vrouwen als slaven in huis

De 18-jarige Wadha zat in gevangenschap bij een Belgische jihadist.Beeld Brenda Stoter Boscolo

Onderzoek van De Morgen in Irak toont aan dat verschillende Belgen actief gebruikmaakten van de slavernij van jezidi’s. Jezidi-vrouwen getuigen over de directe betrokkenheid van Belgische IS-leden bij de genocide op hun volk. ‘Hij was alleen aardig als hij gemeenschap met ons wilde.’

en

Video: ‘Wat de jezidi’s willen, is gerechtigheid’

Video wordt geladen...

“Tijd voor nieuwe dromen, wees klaar voor grootse dingen, geloof in jezelf.” De boodschap op Khawla’s knalgele T-shirt klinkt opbeurend, maar op dit moment zit de 24-jarige vrouw nog met haar benen opgetrokken in de fauteuil in haar huis in Irak, alsof ze zo weinig mogelijk plaats wil innemen. Aan de muur hangen foto’s, sommige al wat vergeeld. Het zijn foto’s van familieleden die door Islamitische Staat (IS) werden gekidnapt of vermoord. 

“Van mijn drie broers, mijn vader en twee vrouwen van mijn vader, onder wie mijn moeder, ontbreekt elk spoor.” Haar broer brengt een dienblad met kleine glaasjes thee, voor een derde gevuld met suiker. En dan, als hij de kamer uit is: “Mijn zus is al in Duitsland, maar mijn broer wil hier niet weg voor hij info heeft over de rest van de familie.”

Terwijl Frankrijk zich opmaakte voor het proces over de aanslagen in Parijs in 2015, onderzocht De Morgen in welke mate Belgische IS-leden in Syrië en Irak betrokken waren bij de genocide op de jezidi-bevolking daar. Dat gebeurde door het verzamelen van informatie via gerechtelijke en overheidsbronnen in binnen- en buitenland en vele, uitgebreide gesprekken in Iraaks Koerdistan met overlevenden van de genocide.

Op een hete dag eind augustus opent Khawla haar deur. Een grote, luidruchtige airco doet vergeten dat het buiten meer dan 40 graden is. Een moskee laat de oproep tot het gebed tot in de omliggende huiskamers klinken.

De meeste bewoners hier horen het niet eens meer. Khawla raakte er lang door van slag. “Alsof ik nog gevangenzat bij IS. Ik werd gek. Maar intussen ben ik het gewend.”

Khawla is een van de duizenden jezidi-vrouwen die door de terreurgroep tot slaaf werden gemaakt en op markten werden verkocht. Vijf jaar lang zat ze bij IS gevangen, waarvan drie maanden bij een Belgische jihadist. “Op een keer zette hij een groot mes op mijn keel. ‘Ik maak je kapot’, zei hij. Ik antwoordde: ‘Doe het. Ik ben niet bang.’”

Het is een van de schaarse keren dat ze haar stem verheft. Alles wat ze ons de komende twee uur zal vertellen, ook alle gruwel, komt op een zachte, vlakke toon. Het is een schild, omdat ze dit verhaal zo graag wil vertellen.

“Ik wil dat alle mensen weten wat de jezidi’s is overkomen. Ik wil dat de hele wereld het weet”, zegt ze met een indringende, vastberaden blik. Om veiligheidsredenen vermelden we niet haar volledige naam en locatie, maar ze staat erop dat we haar echte voornaam gebruiken. “Het is mijn verhaal. Mensen moeten me geloven.”

Vrouwen en mannen gescheiden

Khawla komt uit het dorp Kocho, in het district Sinjar, het gebied rond de gelijknamige berg. Op 3 augustus 2014 veroverde Islamitische Staat (IS) Sinjar, het startsein van een genocide op de jezidi-bevolking. Jezidi’s zijn een volk met eeuwenoude religie en gebruiken, maar als minderheid waren ze vaak het slachtoffer van vervolging.

In de maanden voorafgaand aan de genocide liet IS sharia-studenten in het kalifaat onderzoek doen naar de gemeenschap. Hun conclusie? Jezidi’s waren geen ‘volk van het Boek’. Daarom mochten de mannen en de jongens gedood worden, en hun vrouwen en kinderen tot slaaf gemaakt.

IS heeft er dus nooit een geheim van gemaakt dat de jezidi’s een zorgvuldig uitgekozen doelwit waren en kwam openlijk uit voor de slavernij van jezidi’s in het propagandatijdschrift Dabiq.

Na een belegering van twee weken was op 15 augustus Kocho aan de beurt. Khawla was op dat moment 17 jaar. “Nadat ze iedereen in de school van Kocho hadden samengebracht, namen ze al ons geld, ons goud en onze gsm’s af. De mannen werden gescheiden van de families en we werden ondergebracht in een ander gebouw, het technisch instituut.”

Daar scheidden de IS-leden de meisjes en ongehuwde vrouwen van de moeders met kinderen. Ondertussen werden de mannen en oudere jongens naar een afgelegen vlakte gebracht en massaal geëxecuteerd. Hun lichamen werden in massagraven gedumpt.

In Iraaks Koerdistan wonen nog 260.000 jezidi-gezinnen in vluchtelingenkampen.Beeld Brenda Stoter Boscolo

Maandenlang hield IS Khawla samen met haar zussen en andere vrouwen en kinderen gevangen, om via tussenstations te eindigen in een slavenhuis in Raqqa, de hoofdplaats van Islamitische Staat in Syrië. Het was een groot huis met een grote tuin, net buiten het centrum.

“Het was winter, maar we sliepen op de grond, zonder kussen of dekens. Een keer per dag kregen we een stuk brood. We waren zo bang voor hen”, herinnert ze zich. 

Na twee weken kwamen mannen langs om meisjes en vrouwen te kopen, vervolgt Khawla. “Ze wilden weten of ik getrouwd was. In het begin wilden IS’ers enkel ongetrouwde vrouwen, dus mijn zussen en ik hielden onze drie kleinere broertjes bij ons alsof het onze kinderen waren. Elke zus één kind.”

De slavernij deed het goed in het kalifaat. Nadat alle jonge, ongetrouwde meisjes en vrouwen verkocht waren, waren ook de getrouwde vrouwen aan de beurt. Zij werden vaak samen met hun kinderen verkocht. Tot die op hun beurt oud genoeg waren om als slavin verkocht te worden, of om in een opleidingskamp tot kindsoldaat opgeleid te worden. Dan werden de kinderen alsnog van hun moeders gescheiden.

‘Als je me trouwt, ben je vrij’

De nu 18-jarige Wadha was zelf nog een kind toen de genocide zeven jaar geleden begon. Pas in 2019 kon ze bij haar zus in vrijheid geraken. Ze komen niet uit Kocho, maar uit een ander dorp in het Sinjar-district. Net als Khawla vertelt Wadha haar verhaal zonder veel emotie.

De eerste keer zegt ze zelfs amper iets en voert haar zus het woord. Het vertrouwen moet gewonnen worden. Pas na een derde bezoek komt het verhaal er volledig uit.

Wadha kwam in 2014 in het bezit van een Saudi met de naam Abu Zubeir, die haar plaatste bij een Belg met de naam Abu Hamza. Dat was in Al Baab, een stadje op een uur rijden van Aleppo, waarvan geweten is dat er veel Belgische en Nederlandse IS-leden zaten.

Zoals de meeste vrouwen en kinderen die gevangenzaten, kent Wadha de echte naam van Abu Hamza niet, of van zijn vrouw Umm Hamza. Wel is ze ervan overtuigd dat ze Belgen waren. Omdat ze meestal in hun moedertaal spraken en geen vloeiend Arabisch konden, vroeg ze uit welk land ze kwamen. Uit België, zeiden ze. “Ze waren er open over, want het maakte hen niet uit dat we dat wisten. Ze waren immers overtuigd van hun keuze voor IS.”

Abu Hamza is een veelvoorkomende alias onder Belgische jihadisten. Tussen de vijf Belgen met die alias die we aan haar voorleggen, herkent ze hem niet. Op de gsm van de vrouw zag Wadha destijds een foto waarop ze geen hijab droeg. Daarop zag ze dat Umm Hamza donkerbruin haar had. De foto was gemaakt in België, aldus de jihadiste, die middels de foto van haar wilde haren het verschil tussen kafir (ongelovigen) en moslims aan de toen nog jonge Wadha wilde uitleggen.

Het uiterlijk van Abu Hamza en zijn vrouw kan ze uitgebreid beschrijven. Zijn vrouw was iets groter dan hij, slank, wit, met donkere ogen en donker haar. Op dat moment was Umm Hamza twee maanden zwanger van hun eerste kind.

“De eerste dag was ze goed voor mij. Ze bracht me naar de douche en hielp me met wassen. Ik denk dat ze dat deed omdat ik nog zo jong was. Maar daarna veranderde dat. Ze behandelde me slecht, noemde me kafir en dwong me om te werken. Ik moest schoonmaken en eten klaarmaken.”

Een foto van Wadha toen ze in IS-gevangenschap zatBeeld Bruno Struys

Wadha was op dat moment 11 jaar oud. Ook Khawla en haar broertje werden na twee weken in het huis in Raqqa verkocht. Eerst belandden ze bij een Egyptenaar, en toen bij een Duitser met de alias Abu Oussama. Die scheidde haar van haar broertje en verkocht haar aan een Saudi.

“Als je met mij trouwt, ben je vrij”, zei de Saudische man. Khawla weigerde – gevrijwaard worden van de slavernij betekende niet dat je het kalifaat mocht verlaten. “Toen kwam een vriend van hem over de vloer. De Saudi zei dat ik moest koken en thee opdienen. Ze noemden de namen van twee Jezidi-meisjes die deze vriend in huis hield en vroegen of ik hen kende.” 

Even later werd Khawla naar het huis van de vriend gebracht. Ze dacht dat het enkel was om kennis te maken met de twee jezidi-vrouwen, maar ’s anderendaags bleek dat de vriend haar had gekocht. Zijn naam? Abou Moussab al-Belgiki.

Een Belg met drie jezidi’s

Zo belandde ook Khawla in het najaar van 2015 als slavin bij een Belgische IS-jihadist, die op dat moment dus drie jezidi’s in huis had. Ze omschrijft hem als bruin, groot, gezet en met zeer krullend haar. Ook had hij een bidvlek op het voorhoofd, een eeltige zone door frequent contact met de mat tijdens het bidden. Dat Abou Moussab uit België kwam, weet ze omdat hij haar dat vertelde. 

“Het lokale Arabisch sprak hij niet zo goed, hoewel hij wel een Syrische vrouw had die Marwa heette. Ze zei dat hij aanvankelijk geen Arabisch kon. Soms werd er gecommuniceerd met gebaren, of met foto’s”, legt ze uit.

Door de bijnaam, zijn uiterlijk, de Syrische echtgenote en een hoop andere details kunnen we hem identificeren als Sammy Djedou. Als kind van een Belgische moeder en een Ivoriaanse vader was hij katholiek opgevoed, maar hij bekeerde zich op zijn 14de tot de islam.

Hij zou vervolgens geradicaliseerd zijn onder invloed van ‘Resto du Tawhid’, het project van de veroordeelde haatprediker Jean-Louis Denis, die jongeren rond zich verzamelde door maaltijden aan minderbedeelden uit te delen. Djedou vertrok in 2012 naar Syrië, toen hij 23 jaar was, waar hij trouwde met een Syrische.

Volgens Khawla hield hij haar drie maanden bij zich, samen met de twee andere jezidische meisjes. Alle drie waren ze rond 17 of 18 jaar. Khawla had een goede band met een van hen, die inmiddels een nieuw leven buiten Irak is gestart. We konden haar opsporen en spraken haar via een tolk, maar zij sloeg een interview af. “Ik wil niet herinnerd worden aan de gruwel.” Ze klonk loom en verward.

Khawla vertelt dat Djedou hen alle drie erg slecht behandelde. “De enige momenten dat hij aardig was, was als hij gemeenschap met ons wilde.”

De verkrachtingen startten al meteen de eerste avond. Khawla verzette zich, maar hij sloeg haar tot hij zijn zin kreeg. Na een mislukte ontsnappingspoging mishandelde hij haar zo ernstig dat ze naar het ziekenhuis moest. Khawla kreeg van Djedou expliciet het verbod om de arts te vertellen dat ze een jezidi was. Maar eenmaal binnen, greep ze haar kans.

“Ik ben een gekidnapte jezidi uit Sinjar, u moet me helpen”, smeekte ze de dokter. Maar de arts was bang. Ze zei dat ze in dezelfde situatie zaten: als ze Khawla zou laten ontsnappen, dan zou IS achter haar aan komen.

Ook Wadha probeerde te ontsnappen bij Abu Hamza al Belgiki. Er was een gezin naast hen, met een dochter van ongeveer haar leeftijd. Ze raakten bevriend en het gezin vroeg of ze eens mocht blijven slapen. Tot haar grote verbazing gaven Abu Hamza en zijn vrouw toestemming. “Ik denk dat ze het gezin vertrouwden”, vertelt ze. “En ik mocht hen ook graag, vooral de vader. Hij deed me denken aan mijn eigen vader.”

Die nacht plande ze haar ontsnapping. De vader had een fiets met een grote kar, waarmee hij ‘s ochtends naar het werk vertrok. Ze stond voor hem op en verstopte zich in de kar. Ze waren nog niet ver of de man ontdekte het. Hij begon te huilen. “Het spijt me, ik kan je niet helpen”, zei hij.

Ze spraken af om er met niemand over te praten.

Nauwe betrokkenheid

Tijdens dit onderzoek in Irak naar de slachtoffers van Belgische jihadisten kwamen nog andere namen van daders en slachtoffers naar boven. Belgen waren duidelijk nauwer betrokken bij de genocide en de slavernij van jezidi’s dan tot nu toe werd gedacht.

Soms zijn de slachtoffers moeilijk op te sporen, bijvoorbeeld omdat ze een kind van een IS-lid hebben. Dan worden de vrouwen, eens ze bevrijd zijn, voor de verscheurende keuze geplaatst om ofwel hun kind bij zich te houden, ofwel terug te keren naar hun familie. De jezidi-gemeenschap beschouwt die kinderen als moslims, als kinderen van de vijand, en aanvaardt ze niet. Vrouwen die ervoor kiezen om bij hun kind te blijven, moeten onderduiken.

Veel andere vrouwen zitten bovendien nog altijd gevangen bij IS-leden of IS-families die in Irak en Syrië zijn ondergedoken. Zo’n 2.800 jezidi’s zijn nog vermist. En met de regelmaat van een klok worden nog altijd jezidi-vrouwen bevrijd uit het kamp Al Hol, waar IS-vrouwen hen gevangenhouden.

Zo is de 21-jarige Sipan pas begin augustus, rond de zevende herdenking van de start van de genocide, met haar familie in Irak herenigd. Van een broer en hun vader ontbreekt nog elk spoor. Een jaar of vijf geleden zag Sipan bij IS een Belg, een jongeman, zegt ze, met de naam Abu Julaybib.

“Hij hield een jezidi-meisje gevangen. Ze was amper 11 jaar toen ze door hem werd verkracht. Omdat ze er zo slecht aan toe was, haalden ze mij erbij om haar te helpen. Ik heb ze beiden twee keer gezien.” Sipan kent de naam van het meisje, maar weet niet waar ze nu is. Er zijn een handvol Belgen met de bijnaam Abu Julaybib bekend.

Wadha was ook een jaar of 11 toen Abu Hamza en Umm Hamza haar gevangenhielden. Ze spreekt niet over verkrachtingen, maar werd als kind wel ingeschakeld als bediende, een huisslaaf, ver van haar familie en haar gemeenschap.

“Ze legden me uit dat ik bij hen moest zijn om me bij de islam, volgens hen de beste religie, aan te sluiten. Dan spraken ze me aan met moslima.” De omstandigheden waren bitterhard. ​​Het was winter, maar ze sliep in een kamer met een gebroken raam, zonder dekens. Als ze ziek werd, waren er geen medicijnen. En fysiek geweld loerde altijd om de hoek.

“Als ik iets niet goed deed, sloegen ze me. Ik herinner me dat ik per ongeluk een glas liet vallen en meteen klappen kreeg. Ze sloegen zo hard dat ik verwondingen had. In het begin denk je dat je doodgaat, maar na een tijdje…” Ze haalt haar schouders op. 

Khawla zegt iets soortgelijks. “In het begin was ik bang, maar na een tijdje maak je zo veel mee, verkrachtingen en slagen, dat je niet bang meer bent.” Ook niet toen Djedou ermee dreigde om haar met een mes om te brengen.

Drie maanden lang ging Khawla niet naar buiten, behalve voor een doktersbezoek. Sammy Djedou sloot alle deuren voor hij vertrok. Hij leek ervan te genieten, zegt Khawla. Na drie maanden bij Djedou vroeg ze hem om haar te verkopen.

“Alle IS-leden zijn slecht, maar ik hoopte dat het bij een andere toch iets minder slecht zou zijn”, zegt ze. “Toen heeft hij me verkocht. Ik had al twee keer geprobeerd te ontsnappen, dus ik denk dat hij wilde vermijden dat ik zou weglopen en bij een andere groep over hem zou vertellen.”

Vluchtelingenkamp Bersiwe in Iraaks Koerdistan.Beeld Bruno Struys

Djedou was geregeld wekenlang van huis, bijvoorbeeld tijdens de slag om Kobani. Khawla denkt dat hij een strijder was, maar weet het niet zeker. “Hij zei dat hij de leiding had in het hoofdkwartier in Raqqah”, voegt ze toe.

Dat is ook wat inlichtingendiensten vermoeden. Tijdens gevechten zou Djedou aan zijn schouder gewond zijn geraakt, maar hij zou ook deel hebben uitgemaakt van een IS-eenheid die enkel met het oog op aanslagen buiten Irak en Syrië was opgericht. Dat zei alvast de Belg Bilal al-Marchohi, ter dood veroordeeld in Irak, tijdens zijn ondervraging door de Amerikaanse militaire inlichtingendienst.

Op 4 december 2016 zou een Amerikaanse precisieaanval, vermoedelijk een drone, Djedou hebben gedood, stelde toen een mededeling van het Pentagon. De Amerikanen noemden Djedou een naaste medewerker van Al-Adnani, de IS-leider die alle aanslagen in het buitenland coördineerde, en stellen dat Djedou de aanslagen van 13 november 2015 in Parijs heeft gefaciliteerd.

Maar omdat er geen lijk is en zijn overlijden dus nooit officieel is vastgesteld, kan hij nog berecht worden. Djedou’s naam komt niet voor op het Franse proces over de aanslagen dat op dit moment plaatsvindt, maar hij zal voor zijn betrokkenheid met de aanslagen wel met dertien anderen terechtstaan op een apart proces in België in 2022.

Ook zijn moeder is in België in een zaak verwikkeld. Véronique Loute wordt ervan verdacht dat ze in schijven 65.000 euro aan haar zoon in Syrië overmaakte. Het was vermoedelijk door die grote sommen geld dat Djedou status bij IS verwierf.

Over zijn betrokkenheid bij de genocide, of de betrokkenheid van andere Belgen, is tot nu geen zaak gestart. Het federaal parket heeft dossiers over “vijf tot tien” Belgen en hun betrokkenheid bij de genocide op jezidi’s, maar daarvan is nog geen zaak in onderzoek, en geen van de dossiers gaat over Sammy Djedou.

Gerechtigheid

Khawla zat gevangen tot de laatste veldslag tegen IS in Baghouz in maart 2019. Daar kon ze van de chaos gebruikmaken om te ontsnappen. Nu, twee jaar later, studeert Khawla Engels in een van de vluchtelingenkampen.

Sinds de start van de genocide leven in Iraaks Koerdistan nog 260.000 jezidi-gezinnen in vluchtelingenkampen. Daarnaast leven nog eens zoveel jezidi’s als intern ontheemden buiten de kampen.

Wadha bleef zes maanden bij Abu Hamza, tot ze aan een Saudi werd doorgegeven en uiteindelijk met een Turk moest trouwen. In 2017 probeerden ze naar Turkije te vluchten, maar ze belandden in de handen van de YPG, de Koerdische strijdgroep in Syrië die nauw gelieerd is met de PKK. Zij hielden haar twee jaar bij zich, om haar als tolk in te lijven vanwege haar kennis van het Arabisch, goed wetende dat ze een ontheemde jezidi was.

Via een hulporganisatie kwam ze in 2019 vrij. Beide vrouwen zeggen bereid te zijn om voor justitie te getuigen. Het is inmiddels zeven jaar geleden dat IS de jezidi’s aanviel, maar tot op de dag van vandaag zijn nog maar een handvol IS-strijders en hun vrouwen voor genocide, slavernij en verkrachting veroordeeld.

Daarom vindt Khawla dat zij en andere jezidische vrouwen openlijk moeten praten over wat hen is overkomen, zeker als ze de daders herkennen. “Toen we gevangenzaten bij IS, waren we zwak, maar nu niet meer. We moeten ze allemaal voor het gerecht krijgen.”

Dit onderzoek kwam tot stand dankzij de gewaardeerde steun van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek.