Direct naar artikelinhoud
AchtergrondKunst

‘Hahaha. Humor in de kunst’: lachen met kunst mág

'Action Doll' van Wim Delvoye is een actiefiguurtje van de kunstenaar zelf met zijn 'Cloaca'.Beeld Wim Delvoye

De meeste mensen mogen dan al graag lachen, veel tentoonstellingen met humor als rode draad zijn nog niet gemaakt. De expo Hahaha. Humor in de kunst wil daar wat aan doen. Al neemt het humor meteen ook serieus.

Niets is voldoende ernstig om ernstig genomen te worden, oordeelde Marcel Duchamp, de kunstenaar die ook vond dat alle belangrijks dat hij had gemaakt perfect in een klein koffertje paste. Geen betere kunstenaar dus om een tentoonstelling rond humor aan op te hangen en de zwaarwichtigheid die vaak rond kunst hangt wat te doorprikken.

Duchamp was immers ook de man – al is er discussie of het toch geen bevriende kunstenares was – die een urinoir opzond voor de eerste tentoonstelling van de Society of independent Artists in New York. Fountain moest de claim van de jury testen, die beweerde geen enkele selectie te zullen maken uit de ingediende werken. De jury weigerde Fountain echter tentoon te stellen. Het werd het meest invloedrijke kunstwerk van de 20ste eeuw.

Fountain is een van de werken die te zien zien op Hahaha. De humor van de kunst, een expo die put uit de rijke collectie van de bank ING en aangevuld werd met werken uit de collectie van het Centre Pompidou. Naast werk van Duchamp – je ziet er ook zijn Boîte-en-valise en zijn vandaag nogal flauw aandoende woordspelingen in driedimensionale vorm – kun je er werk zien van Francis Picabia of Salvador Dalí. Ook de Belgen zijn goed vertegenwoordigd, met werk van René Magritte, Marcel Broodthaers of, recenter, Wim Delvoye en Guillaume Bijl.

Duchamp was de eerste die de kunstwereld van binnenuit ging bespotten. Voorlopers zoals de Great Zwans Exhibitions, het Musée Ghémar of de Exposition des Arts Incohérents namen namelijk de kunstwereld van buitenaf op de korrel. Je kon er parodieën zien op eigentijdse kunstwerken, werken die in de eerste plaats bedoeld waren om te spotten met het origineel. Het grote verschil tussen Duchamp en zijn voorlopers is dat de voorlopers niet vonden dat ze volwaardige kunstwerken maakten, en Duchamp wél.

Belgisch talent

Hahaha. De humor van de kunst toont heel wat – hoe kan het ook anders – leuk werk. Sommige stukken doen je meteen gniffelen, zoals Trompe l’oeuf van Man Ray, een struisvogelei ingelijst door een toiletbril, of de Mondrianités, de parodieën op het werk van Mondriaan door Marcel Mariën.

'Trompe l’oeuf' van Man Ray is een struisvogelei ingelijst met een toiletbril.Beeld rv

Voor andere heb je de titel nodig, zoals bij het prachtige Meeting of Two Sculptures van Leonid Sokov, een ontmoeting tussen een standbeeld van Lenin en een van de magere figuren van Giacometti. Of bij None of the Buildings on Sunset Strip van Jonathan Monk, een parodie op het beroemde kunstenaarsboek Every Building on The Sunset Strip van Edward Ruscha, waarvoor Monk de tussenruimtes tussen alle gebouwen op de Strip fotografeerde.

Er is humor in al zijn gedaanten op deze tentoonstelling. Er zijn karikaturen, woordspelingen, parodieën, hoaxen en een heus pis- en kakgedeelte met de tegels met drolpatroon van Wim Delvoye, de blikjes Merda d’artista van Piero Manzoni of het prachtig uitgestalde toiletpapier van Michel Blazy. Er is humor die verbonden is aan taboes, humor die al lachend de waarheid zegt, humor die demystifieert en keizer Kunst in zijn blootje zet, er is de humor van de nar, humor als spel en veel meer.

Ook wordt nog eens bevestigd hoe groot het talent van de Belg voor humor is, met mooi werk van René Magritte en een aantal pareltjes van Wim Delvoye zoals zijn Action Doll, een actiefiguurtje van de kunstenaar met een miniatuurreplica van zijn Cloaca. Van installatiekunstenaar Guillaume Bijl is er een vervolg op The History of Documenta Wax Museum te zien, zijn fictieve wassenbeeldenmuseum met persoonlijkheden uit de kunstwereld dat hij in 1992 op de toenmalige Documenta voorstelde.

Een mentaal verhaal

Een oud zeer bij (het tentoonstellen van) grappige kunst is dat het oog enigszins op zijn honger blijft zitten. Marcel Duchamp zei al dat hij “niet enkel het netvlies wilde aanspreken, maar ook de grijze massa”. Het mentale plezier gaat voor op het visueel genot.

Zo is het verhaal achter het expressionistisch aandoende werk Et le soleil s’endormit sur l’Adriatique dat in 1910 op het Salon des Indépendants werd getoond heel geestig – het werd door een ezel geschilderd met de staart –, maar erg mooi om naar te kijken is het niet. Ook de op een papiertje gekrabbelde woordspelingen van Duchamp zijn curiosa, maar zijn eigenlijk te bescheiden om ingekaderd op te hangen.

‘Et le soleil s’endormit sur l’Adriatique’ (1910) werd door een ezel geschilderd, met zijn staart.Beeld © Espace culturel Paul Bédu, Milly-la-Forêt (Essonne)

Over het algemeen geldt dat ondanks het vaak speelse werk de tentoonstelling zelf weinig speels is. Een mop die je moet uitleggen is meestal geen al te beste. Een aantal werken voelt eerder aan als een lesje kunstgeschiedenis dan als prangend werk voor vandaag.

Een ander euvel is de tentoonstellingsruimte. Ondanks de lichte kriebel die je in je portefeuille voelt door in de oude versterkte bankkluis rond te lopen, merk je toch dat de indeling van het gebouw het werk eerder tegenwerkt dan beter maakt. Zo is het spijtig dat de doeken van Magritte uit zijn période vache achter een muur verstopt zitten. Je zou er zo voorbijlopen. Al is dat misschien een grap van de tentoonstellingsmakers, je weet maar nooit met humor.

Tot 16 januari 2022 in ING Art Center in Brussel.