Direct naar artikelinhoud
InterviewDe Vragen van Proust

Acteur Benny Claessens: ‘Ik ben schatplichtig aan heel veel mensen die nu fout zijn’

Benny Claessens: 'Je kan wel zeggen dat er nu meer tolerantie is omdat de stad vol met regenboogvlaggen hangt, maar ik merk bij jonge homoseksuelen dat die schaamte nog altijd weegt.'Beeld © Stefaan Temmerman

Schrijver Marcel Proust beantwoordde ze ooit in een vriendenboekje, nu geeft De Morgen er een eigenzinnige draai aan.  Drieëntwintig directe vragen, evenveel openhartige antwoorden. Vandaag: acteur, Benny Claessens (39). Wie is hij in het diepst van zijn gedachten?

1. Hoe oud voelt u zich?

“Als mijn gevoel het overneemt, ben ik 16 en vind ik dat er nog van alles moet gebeuren in mijn leven. En als ik mezelf te veel censuur opleg, ben ik ­iemand van 84, die het liefst van al zou sterven. (lacht) Soms voel ik me gewoon 39, en dan voel ik me op mijn best omdat ik denk: er ligt nog van alles voor mij, maar tegelijkertijd ook al veel achter mij. Dan is alles wat in balans en dat geeft rust.

“Op dit moment voel ik me 39. Als je wat stilstaat, zoals we allemaal stilstonden het afgelopen jaar, voel je je dichter bij je lijf en bij je leeftijd. Je weet wat je sterktes en wat je mankementen zijn. Ik heb veel gelezen, en daardoor ook nagedacht. En veel over mezelf geleerd, over hoe ik met deze wereld omga en hoe ik rustiger kan worden.

BIO • Vlaams acteur • geboren op 5 november 1981 in Antwerpen • studeerde Kleinkunst en Acteren aan Herman Teirlinck • was verbonden aan Het Toneelhuis, richtte eigen gezelschap Eisbär op, speelde bij NT Gent • verhuisde in 2010 naar Duitsland, waar hij zich aansloot bij de Münchner Kammerspiele • vertolkte de zachtaardige broer van Bart De Pauw in Het geslacht De Pauw • maakte indruk als notoir dwarsligger Geoffrey in de tv-serie Albatros 

“Hoe? Door te lezen. Door mezelf niet onder stress te zetten, door situaties uit de weg te gaan die niet goed zijn voor mij en geen tijd te verspillen aan mij schuldig te voelen. Ik ben iemand die zichzelf graag de schuld geeft, maar dat ga ik niet meer doen. Vanaf nu is niets nog mijn schuld.” (lacht)

2. Wat vond u de moeilijkste periode in uw leven?

“De puberteit. Ik heb het er onlangs nog over gehad. Ik denk dat de puberteit voor homoseksuele jongens veel moeilijker is dan voor heteroseksuele jongens. Omdat je in je puberteit je seksualiteit ontdekt en begint te experimenteren met wat je leuk vindt en wat niet. Bij homoseksuele jongens komt daar veel meer schaamte bij kijken. Zeker als je uit een katholieke omgeving als Vlaanderen komt.

“Je schaamt je voor je lichaam, voor wat je denkt, voor wat je voelt, omdat je er de hele tijd op gewezen wordt of jezelf erop wijst dat je niet normaal bent. Je ziet een trein aan je voorbijtrekken van jongens van je leeftijd en staat daar toch altijd een beetje buiten. Daardoor heb je het gevoel dat je achterloopt en alleen bent. Kunst heeft me wel ­gered, maar die schaamte is lang blijven hangen. Het gevoel dat je lichaam niet mag.

“Je kan wel zeggen dat er nu meer tolerantie is omdat de stad vol met regenboogvlaggen hangt, maar ik merk bij jonge homoseksuelen dat die schaamte nog altijd weegt.

“Doordat ik niet goed in mijn vel zat, was ik een makkelijk slachtoffer op school. Ik werd vreselijk gepest maar verrassend genoeg hebben ze mij nooit geslagen. Ik weet wel dat vrienden mij vaak in bescherming moesten nemen. En ik verdedigde mij door een grote mond op te zetten. Je kunt ­mensen met heel slimme moppen echt wel schrik aanjagen.” (lacht)

3. Wat vindt u een kenmerkende eigenschap van uzelf?

“Een kenmerkende eigenschap van mij is toch dat ik niet tegen leugens kan en een heel groot rechtvaardigheidsgevoel heb. Wat vaak gebeurt in een groep is dat ik het probleem uitspreek, terwijl de anderen dat niet durven. Ik zeg waar het op staat en heb het gevoel dat ik daar anderen soms mee verder help. Maar soms ook helemaal niet. (lacht) Ik leg graag het probleem bloot om het op te ­lossen of om een conflict te creëren, zodat er ­tenminste over gesproken wordt.”

4. Wat is uw passie?

“Mogelijkheden creëren. Zowel persoonlijk als ­professioneel. Uitwegen uit een situatie aanbieden. Ervoor zorgen dat mensen anders naar het leven kijken na een voorstelling. Dat er een voor en na is. Dat ze niet buiten komen en denken: de wereld is om zeep, maar wel: zo had ik nog niet naar de ­realiteit gekeken en misschien is dat wel een ­mogelijkheid.

“Ik probeer dat ook te doen in het dagelijkse leven met de mensen rond mij en in gesprekken met vrienden. Of met mijn buurvrouw die amper kan lopen, door haar op dinsdag croissants te brengen, bijvoorbeeld.

“Vroeger was mijn drijfveer mensen een geweten schoppen, maar dat is uiteindelijk heel arrogant, want wat is een geweten? Ik denk dat het in kleinere dingen zit en daardoor ook groter wordt.”

5. Welke kleine dingen kunnen u blij maken?

“Ik wilde vanochtend op een terras gaan zitten om mijn tekst in te studeren (voor de opera ‘Der ­Silbersee’, red.), maar in plaats daarvan heb ik ­besloten om de ferry op Linkeroever te nemen en een ­wandeling te maken naar hier en te genieten van het weer. Terwijl iedereen al vijf weken loopt te zagen hoe slecht het wel is, denken: het valt eigenlijk nog goed mee. Niet zomaar je dag beginnen en starten met werken, maar jezelf toelaten om je tijd te nemen, dat vind ik heel waardevol.

'Als ik ooit veel geld verdien, koop ik een huis op een Grieks eiland waar je met een boot naartoe moet zodat mensen niet zomaar kunnen langskomen.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Dat tekstboek ligt hier nu. Ik ga eerst vier dagen weigeren om erin te kijken, als een soort mentale voorbereiding. Pas als het echt moet, moet het, en dan lukt het ook. Natuurlijk.”

6. Is het leven voor u een cadeau?

“Nee. Ik heb het moeilijk met het woord cadeau, want dat houdt in dat ik iemand dankbaar zou moeten zijn. Ik vind het leven eerder een Kinder Surprise, zo’n ei met een poppetje erin dat je zelf in elkaar moet steken. Meestal ontbreken er onder­delen en moet je het maar zelf zien te fixen. Een knutselwerk waarvan je soms denkt: hoe lelijk is dat! Maar ook: hoe leuk! (lacht)

“Vanaf de toneelschool had ik al door dat ik het ooit zelf zou moeten doen, want in de huidige cultuur vind ik niet wat ik wil zien. Als je niet de norm bent, liggen er ook veel obstakels op je pad. Daarom ben ik zelf voorstellingen beginnen maken.”

7. Wat biedt u troost?

“Heel weinig, eigenlijk. Ik heb gisteren met mijn moeder naar het programma Tien om te zien gekeken uit de jaren 90. Zoiets biedt mij troost omdat het mij herinnert aan mijn kindertijd toen ik daar samen met mijn moeder naar ging kijken op zondagavonden, terwijl de rest van de wereld dicht was.

“Ook oude foto’s bieden mij troost. De gedachte dat er een tijd was dat ik nog niet bestond, want er komt ooit een tijd dat we er opnieuw niet meer zullen zijn, maar dat kunnen we ons niet voorstellen.

“Of het idee dat ik ooit een film maak en veel geld verdien. Dan koop ik een huis op een Grieks eiland waar je met een boot naartoe moet zodat mensen niet zomaar kunnen langskomen.” (lacht)

8. Wat is uw zwakte?

“Als ik het gevoel heb dat ik gereduceerd word tot een acteur die alleen moet spelen en niet mag ­nadenken, word ik super toxisch, dan steek ik de boel in brand.

“Toen ik uitgeroepen was tot ‘Acteur van het Jaar’ in Duitsland, gaf Falk Richter (Duits schrijver en ­regisseur, red.) een interview. Op de vraag: ‘Hoe is het om met Benny Claessens te werken?’, antwoordde hij: ‘Geweldig, maar je moet wel heel sterke zenuwen hebben.’ Ook Johan Simons vertelde dat het soms moeilijk werken was met mij. Dan denk ik: dat is niet waar. Ik doe gewoon mijn job! Als je vindt dat een acteur iemand moet zijn die gewoon te slikken heeft wat een regisseur zegt, dan ben ik inderdaad moeilijk. We zijn toch geen jukeboxen waar je 50 cent in steekt!

“Ik dacht dat we daar al voorbij waren, en dat is ­eigenlijk toch niet het geval. Acteurs worden nog vaak – en soms terecht want er zijn ook heel veel domme acteurs (lacht) – gereduceerd tot domme wezens die je moet vertellen wat te doen. Domme wezens die alleen maar hun tekst vanbuiten ­moeten kennen. Sommige regisseurs hebben toch vooral nog dat idee van: ik ben het genie. En wij, acteurs, mogen ons dan baden in de gratie van het genie. Dat kan helemaal niet. Wij hebben ook ideeën en concepten. Waarom zeg ik dat nu? Omdat ik het voelde.” (lacht)

9. Waar hebt u spijt van?

“Ik heb eigenlijk geen spijt. Ik heb situaties meegemaakt waarvan ik voelde: nu is het echt gedaan. Zoals mijn ontslag bij NTGent, of recenter mijn relatiebreuk, maar ik ben er alleen maar beter van geworden. In eerste instantie voelde ik pure opluchting. Oef! Pas later begin je te problematiseren en dan moet je daar vanaf zien te raken. Ik heb altijd mijn weg gevonden wanneer mensen zeiden dat het stopte. Ik had nooit met Ersan Mondtag (Duits regisseur, red.) gewerkt zonder dat ontslag. Of was nooit naar Berlijn verhuisd.

'Acteurs worden nog vaak gereduceerd tot domme wezens die je moet vertellen wat te doen.'Beeld © Stefaan Temmerman

“Natuurlijk heb ik wel spijt als ik iemand pijn heb gedaan zonder het te beseffen. Maar meestal doe ik mensen opzettelijk pijn omdat ik me in een hoek gedreven voel, en dan weet ik waarom.” (lacht)

10. Wanneer hebt u het laatst gehuild?

“Eergisteren tijdens een repetitie. Ik huil veel, meestal zonder aanleiding. Tranen zijn eigenlijk heel zuiverend. Een beetje zoals naar het toilet gaan. Het moet eruit, maar ik huil zelden omdat ik droevig ben. Als iemand me pijn doet, zal ik eerder een plan bedenken hoe ik die ook pijn kan doen. Waarschijnlijk is dit mijn ding: eerst kwaad worden en dan huilen omdat ik kwaad ben geweest.” (lacht)

11. Wanneer bent u door het lint gegaan?

“In een repetitie met Ersan. Ik kon gewoon niet meer. Ik was aan het draaien voor Albatros in België, voorstellingen aan het spelen in Berlijn, op tournee in Nederland en had een première in ­Wenen vier weken later.

“Tijdens die repetitie kwam er een acteur met mappen aanzetten omdat zijn personage iets had met bureaucratie. Nu, ik háát papier op toneel, dan denk ik altijd: Kafka! Omdat hij maar niet ­ophield met die papieren, heb ik gezegd: ‘Sorry, maar dit is zo slecht!’ Normaal verloopt het wat geraffineerder tussen acteurs onderling. ‘Doe jij het dan’, zei hij. Waarop ik heel erg kwaad ben ­geworden. Ik stond daar dan in een groene pruik te roepen: ‘Ik kan niet meer!’ Maar echt door het lint gaan of agressief worden doe ik niet. Daar ben ik te berekend voor. Tot ik echt heel moe word.” (lacht)

12. Hoe was uw kindertijd?

“Heel goed. Ik ben opgegroeid op Linkeroever, in Antwerpen. Ik was het jongste kind, ik heb vier zussen en een broer. Ik heb er alleen maar goede herinneringen aan. Dat voelt heel zorgeloos aan, die tijd. Veel spelen, naar zee gaan, dat soort ­dingen. Mijn ouders hebben dat goed gedaan. Mijn vader was chauffeur en mijn moeder ­poetsvrouw. Ze hadden niet veel geld maar ik heb nooit het gevoel gehad dat we iets tekort hadden.

“Pas in de humaniora begonnen de problemen. Ik zat in de Latijnse maar werd zo hard gepest dat ze mij uiteindelijk van school stuurden omdat ze de pesters niet meer aankonden. Het was makkelijker dat ik wegging. Daar gold alleen het recht van de sterkste. En de sterksten waren de heteroseksuele jongens.

“Ik herinner me een situatie op de speelplaats: een ruzie met een allochtone jongen, terwijl iedereen in een kring rond ons kwam staan en onze namen begon te scanderen: ‘Benny, Benny, Benny’, ­‘Mohammed, Mohammed, Mohammed’. Later drong het tot mij door: het homokind tegen de Marokkaan, die blonde witte hetero’s lieten ons daar performen om te zien wie echt de zwakste was. Wat een kutjeugd eigenlijk. (lacht)

“Ik heb daar veel over nagedacht. Die allochtoon en ik, twee outsiders samen in de ring. Uiteindelijk heeft hij gewonnen want ik wilde niet vechten. Ik wilde daar niets aan overhouden, maar hij is wel een vriend van mij geworden. Ik heb altijd rond­gehangen met meisjes en allochtonen. En de witte jongens met wie ik bevriend was, waren ook homo’s.

“Alleen in de amateurtoneelgroep voelde ik mij op mijn gemak. En omdat al die kinderen op de kunstschool zaten, ben ik daar dan ook naartoe getrokken. Toneelspelen heeft mij gered.”

13. Wat hing er aan de muur van uw tienerkamer?

“Een affiche van Colometa met Antje De Boeck in een historisch kostuum. Die poster hangt er nog altijd. En Madonna zal er ook wel gehangen hebben.”

14. Heeft u soms last van heimwee?

“Niet van heimwee, maar van, zoals ze in het Duits zeggen, Fernweh: last van ergens anders te willen zijn. Als ik in Berlijn ben wil ik terug naar Antwerpen, en omgekeerd. Ik voel me eigenlijk een beetje ontheemd. Overal waar ik gewerkt heb, heb ik ­gewoond. Misschien daarom dat ik een huis wil ­kopen op een Grieks eiland, omdat ik wil weten wat het is, dat gevoel van ergens thuis te zijn.”

15. Voelt u zich aan iemand schatplichtig?

“Ja, in de kunst wel. De laatste tijd besef ik meer en meer dat ik schatplichtig ben aan Johan Simons. Ik ben ook onrechtstreeks wie ik ben door mensen zoals Jan Fabre, die nu gecanceld wordt. Ik ben schatplichtig aan heel veel mensen die nu fout zijn. Aan mensen met wie ik nu misschien ethische problemen zou kunnen hebben, maar achteraf vind ik het moeilijk om daar een eenzijdig standpunt over in te nemen. Body art zou er bijvoorbeeld ­misschien niet gekomen zijn zonder Jan Fabre.

‘Ik ben onrechtstreeks wie ik ben door mensen zoals Jan Fabre, die nu gecanceld wordt. Ik ben schatplichtig aan heel veel mensen die nu fout zijn.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Het is zo onwaarschijnlijk complex. Hetzelfde met Bob Dylan. Bob Dylan mag je niet meer beluisteren omdat hij een seksist zou zijn, maar zonder Bob Dylan had Joan Baez nooit haar activistische ­nummers geschreven die de feministische ­beweging geïnspireerd hebben. Ik ben geen Dylanfan, maar heb nu wel zin om al zijn platen te ­beluisteren, gewoon omdat ik weet dat het niet meer mag.” (lacht)

16. Hoe voelt u zich in uw lichaam?

“Het heeft lang geduurd, maar ik voel me ondertussen heel goed in mijn lichaam. Met ouder worden voel je wel dat je minder kan. Ik kan niet meer tot 9 uur ‘s morgens feestvieren en de dag erna gaan werken, wat ik jammer vind, maar er komen andere dingen in de plaats. De ochtenden bijvoorbeeld. Ik vind het leuk om rond 6 uur ‘s ochtends wakker te zijn. En fris. Dat komt omdat ik gezond leef nu. Ik neem vitamines, slaap veel en zorg goed voor mezelf. Ik vraag me weleens af: waarom straf ik mezelf zo? Omdat ik door alcohol te drinken en sigaretten te roken mezelf nog veel meer straf. Dat is een cliché natuurlijk.”

17. Wat vindt u erotisch?

“Humor. Een combinatie van intelligentie en ­intuïtie. Iemand die met haken en ogen aan elkaar hangt kan ik onwaarschijnlijk sexy vinden, gewoon omdat hij scherp is.”

18. Hoe definieert u liefde?

“Dat weet ik al heel lang. Ik heb het gepikt van ­Lacan. (lacht) Liefde is geven wat je niet hebt aan iemand die het niet wil. Denk daar maar eens over na. (lacht)

“Liefde heeft alles te maken met generositeit en niets met bezit of met dingen van elkaar verlangen.

“Nu ik mijn moeder ouder zie worden, ze is nu 77, heb ik soms spijt dat ik haar niet sneller heb leren kennen als vrouw in plaats van als moeder. Nu we niets meer van elkaar verwachten, merk ik hoe graag ik haar eigenlijk zie. Liefde gaat vooral over elkaar níét hebben.

“Dat geldt ook voor kunst. In het geval van kunst geef je aan mensen die het niet willen of niet weten dat ze het willen.”

19. Wat is de bijzonderste plek waar u ooit de liefde bedreven hebt?

“Het strand van Tel Aviv. Voor de rest ben ik een brave jongen.”

20. Hebt u ooit een religieuze ervaring gehad?

“Ik weet niet of het een religieuze ervaring is, maar je hebt wel momenten waarop het leven zo ­samenvalt dat je het design ervan ziet. Soms voel je: het klopt. Ik ben katholiek opgevoed en geloof wel in een groter iets. Ik ga het geen God noemen, maar ik geloof wel dat er geen toeval is. Soms heb je pas veel later door dat je keuzes hebt gemaakt en dat het klopt hoe het gelopen is.

‘Ik ben geen Dylanfan, maar heb nu wel zin om al zijn platen te ­beluisteren, gewoon omdat ik weet dat het niet meer mag.’Beeld © Stefaan Temmerman

“Goede kunst kan ook een religieuze ervaring zijn, waarbij er een voor en een na is. Waarbij je voelt dat je op de juiste plaats op het juiste moment bent. Een transformatieve ervaring, heet dat dan, van waaruit je dingen kunt veranderen en weer ­verder kunt. Dat overkomt mij vaak. Soms in ­grotere, soms in kleinere mate, maar ik heb never a dull moment.” (lacht)

21. Welk boek heeft een bijzondere betekenis voor u?

The Waves van Virginia Woolf. Wegens één zin op het einde. In het boek worden de innerlijke monologen van zes personages die hun levensverhaal vertellen afgewisseld met de beschrijving van een dag aan zee tussen zonsop- en zonsondergang. Op het einde zegt het personage, een schrijver die zijn hele leven eindeloos verhalen heeft zitten ­verzinnen: ‘Al die woorden, ik zou zo graag willen dat ik gewoon genoeg had aan de taal die geliefden spreken of kinderen die hun moeder aankijken tijdens het breien.’ Dat je na een heel mensenleven beseft: goh, ik heb zoveel geluld, zo veel gereproduceerd in plaats van naar een authentieke taal te zoeken.

“Een ander boek waar ik veel van geleerd heb is Potential History: Unlearning imperialism van Ariella Azoulay. Dat gaat opnieuw over reproduceren: over hoe archieven en musea de geschiedenis ­telkens opnieuw reproduceren vanuit een imperialistische kijk. Want wie bewaart wat? En hoeveel geschiedenis gaat er daardoor verloren? Als je ­archieffoto’s wil publiceren, bijvoorbeeld, moet je verplicht het originele bijschrift erbij reproduceren.

“Zo heeft ze het onder meer over foto’s uit het archief van Jeruzalem waarbij staat: ‘Palestijnen die vrijwillig terugkeren naar bezet gebied’, terwijl het juist om vluchtende Palestijnen gaat. Toen ik ­daarover postte op Instagram kreeg ik direct vanuit pro-Israëlische hoek reacties als: ‘She should burn in hell.’

“Ze is heel controversieel. Zo stelt ze dat musea en archieven moeten staken tot de wereld ­gerepareerd is. Een heel belangrijk boek.”

22. Hoe zou u willen sterven?

“Slapend. Zeker niet op een podium, dat moet ­verschrikkelijk zijn. Dat je als laatste beeld mensen in het theater ziet. Acteurs in een raar kostuum en een meestal slecht gekleed publiek. (lacht)

“Het liefst zou ik in dat huis in Griekenland zitten en stikken in een olijf. Alleen. Rustig. Sterven met mensen erbij, dat is niets voor mij.”

23. Wat zou u wensen als laatste avondmaal?

“Frikadellen met krieken. Zoals mijn moeder ze maakt. Maar zal dat lukken? Afwachten.

“Anders wordt het wel een heel drukke dag, als ik dat eerst zelf moet klaarmaken en opeten, en dan nog doodgaan ook.” (lacht)

De opera Der Silbersee van Kurt Weill, onder regie van Ersan Mondtag met  Benny Claessens als een van de protagonisten, loopt nog tot 16/10. Zie operaballet.be