Direct naar artikelinhoud
EssayKristien Hemmerechts

Kristien Hemmerechts blikt terug op de reis van haar leven: ‘In zes maanden heb ik één keer naar huis gebeld’

Kristien Hemmerechts, jong en vrij op de Gringo Trail.Beeld RV

Hoe anders was het reizen aan het eind van de jaren zeventig. Schrijfster Kristien Hemmerechts trok toen enkele maanden met haar rugzak door Noord-, Centraal- en Zuid-Amerika, lang voor er sprake was van een ‘ecologische voetafdruk’. Het werd een intense trip die eindigde met een levensbepalende brief.

We zouden naar de Verenigde Staten gaan, dat was het plan. We zouden liften en overnachten in een tentje, ook slaapzakken namen we mee. We vlogen uit Londen naar Los Angeles, begin november 1979. ‘We’ waren mijn toenmalige echtgenoot Stephen Smith en ik. We hadden er zes maanden als jeugdherbergouders in Dover op zitten, een heerlijke tijd, waarin we verrassend genoeg geslaagd waren geld te sparen, hoe karig ons loon ook was. Ik weet niet hoe het vandaag is voor iemand uit Europa die voor het eerst een bezoek brengt aan de Verenigde Staten, maar in onze ogen was alles groter en rijkelijker en ook wel spilzuchtiger - als je dat zo kunt zeggen - dan wat we gewend waren. Ik herinner me belegd stokbrood dat vanwege zijn omvang ‘submarine’ werd genoemd. In heel wat restaurants mocht je voor een bepaald bedrag zoveel eten als je wilde, een formule die voor ons een volstrekte nieuwigheid vormde. Er werd ook veel gegeten, alsof de hongersnood voor de deur stond, en er werd weinig gewandeld of gefietst. Openbaar vervoer was er nauwelijks, wel eindeloze files. We logeerden bij mensen die we in de jeugdherberg hadden leren kennen. Ze hadden in hun tuin een hottub, waarin we wat onwennig in ons blootje zaten.

We liftten langs de adembenemende kustlijn tussen Los Angeles en San Francisco: Malibu, Monterey, Big Sur... In San Francisco logeerden we in een huis waar het naar curry rook en ‘s avonds prostituees - ‘sekswerkers’ moet je vandaag zeggen - op de dorpel zaten te kletsen. Uiteraard bezochten we ook Haight-Ashbury, in 1967 het kloppende hart van de hippiecultuur, al bleef er niet veel van over. Voor ons was het allemaal nieuw en spannend.

DMM 25/09 reizenBeeld RV

Het werd kouder, de winter stond voor de deur, en dus maakten we rechtsomkeert, richting Mexico. Liften was geen optie meer, we ontdekten het netwerk van langeafstandsbussen die Centraal- en Zuid-Amerika doorkruisen, hun buik en dak volgestouwd met bagage. Ze reden meestal ‘s nachts, wat ons een overnachting uitspaarde, want ook het tentje was niet langer een optie. Je kon trouwens voor een appel en een ei overnachten op voorwaarde dat je niet te veel comfort verwachtte. Eten deden we op de markt. Je had daar stalletjes waar je kon aanschuiven voor een kom soep. De pannen werden volgens mij nooit geledigd, iedere dag kwam er een verse portie bij. Je kon er ook verrukkelijke milkshakes krijgen. Onderweg liepen we vaak dezelfde mensen tegen het lijf, zodat we weleens besloten om een tijdje samen op te trekken voor de gezelligheid. We ontdekten dat er zoiets bestond als de Gringo Trail, de route die al die rugzaktoeristen uit Europa en Noord-Amerika volgden. Het was erg handig, zo kon je tips en ervaringen uitwisselen, en ook boeken kon je ruilen, want tijdens die lange busritten was het prettig om lectuur te hebben.

We zakten verder af naar het zuiden en konden een gids kopen van mensen voor wie de reis erop zat. Latin American Handbook, zo heette die, en het was een beetje de bijbel voor al wie de Gringo Trail volgde. Waar een of meer gringo’s verenigd waren, was het Latijns-Amerikaans handboek in hun midden. We prikten een eindpunt: Potosi, een mijnwerkersstad in Bolivia. Vrienden van ons waren in de buurt van Potosi neergestreken. In die tijd konden jonge mannen aan hun legerdienst ontsnappen door voor een burgerdienst te kiezen, als ‘ontwikkelingshelper’, zo heette dat toen. We kwamen terecht in een soort missiepost met Belgische geestelijken en dus ook ontwikkelingshelpers. Later heb ik die plek gebruikt als decor voor mijn roman Zonder grenzen. Veel beelden uit die tijd zijn me bijgebleven, zoals de lange houten tafel in het parochiehuis waaraan gezamenlijk werd gegeten, de indrukwekkende jeep van de parochie waarin we over smalle, onverharde bergpaden naar afgelegen dorpjes reden, decampesino’s - mensen die in de campo, buiten de stad dus, woonden - op sandalen die uit afgedankte autobanden waren gesneden, hun kleine gestalte, hun verweerde gezichten, de ruwe stof van hun kleren, hun hoeden, de zware pakken die ze op hun rug droegen. Die pakken zaten vast aan een band rond hun voorhoofd. Ook kinderen zag je ermee zeulen, vaak met vrachten koffie - dat was niet in Potosi, maar elders, hellingen op en af, dikwijls op blote voeten.

Pisco sour

Potosi was ooit rijk vanwege het zilvererts in de Cerro Rico, de rijke berg, maar van die rijkdom hadden de meeste bewoners bitter weinig geprofiteerd. Een leuke plek was het niet, koud en schraal en arm, maar de zelfgemaakte pisco sour van onze vrienden maakte veel goed. Ik vrees dat we tijdens die week bij hen de hele voorraad hebben opgemaakt. Decampesino’s waren trouwens ook niet vies van alcohol. Ze hesen bier en ook chicha, dat ze brouwden van maïs. Drinken leek voor hen een ernstige aangelegenheid, die met de nodige toewijding moest worden volbracht. Ik herinner me een grote zaal met aan tafeltjes mannen - ook vrouwen, maar toch vooral mannen - die er nog nauwelijks in slaagden op een stoel te zitten, maar ze bleven dapper zuipen, tot ze zich gewonnen moesten geven en half comateus op de grond gleden, waarna de vrouwen een poging ondernamen hen overeind te trekken en naar huis te sleuren.

'Derde klas reizen is goedkoop. Je zit bovendien op het dak, dus het uitzicht is alvast mooi.Beeld RV

En dan was er de cocaïne natuurlijk, iets waar wij niets mee te maken wilden hebben, maar nogal wat gringo’s namen grote risico’s. Maggie, een Ierse jonge vrouw, wist ons te vertellen dat de centrale gevangenis van La Paz de beste plek was om cocaïne te kopen. “Wat als ze je er houden?”, vroeg ik haar ontzet. Die mogelijkheid schrok haar niet af. Vaagweg herinner ik me dat we in La Paz One Flew Over the Cuckoo’s Nest zagen. En in San Francisco gingen we naar The Rocky Horror Picture Show kijken. Wij hadden er nog nooit over gehoord, maar de mensen in de zaal brulden de tekst mee. Als iemand in de film een sigaret opstak, staken zij aanstekers aan; wanneer het regende, schoten ze met waterpistooltjes.

Er is een foto van me gemaakt op de oever van het Atitlanmeer in Guatemala, waarop ik poseer in de lokale klederdracht. De mensen in de dorpen bij het meer waren zo arm dat ze de bloezen die ze zelf weefden, borduurden en ook droegen, aan de toeristen verkochten. Nu vind ik dat pijnlijk, maar ik denk niet dat ik het toen zo ervoer. De bloezen waren erg kleurrijk en staken mooi af tegen het groen van de rijkelijke vegetatie, het blauw van water en lucht, het donker van de vulkanen. Santiago, Panajachel en San Pedro leken toen de meest vredige plekken op aarde. Niet veel later zijn daar vreselijke dingen gebeurd, met moordpartijen en conflicten tussen de bevolking, het Guatemalteeks leger en een guerrillabeweging. De spanningen zullen toen al wel gebroeid hebben, maar dat pikten wij niet op. De mensen waren er ongelooflijk vriendelijk, we liepen er de hele dag ‘buenos dias’, ‘buenas tardes’, ‘buenas noches’ te zeggen. De mensen bij wie we een kamer huurden wasten zich bij gebrek aan alternatief in het meer, dus deden wij dat ook. Wij vonden dat idyllisch.

We voelden ons geen toeristen, wat we uiteraard wel waren. Je zou kunnen stellen dat toeristen in categorieën of gradaties komen. Soms - vaak - wordt er een werkelijkheid gecreëerd louter voor de toeristen. Wij hadden het idee daarvan weg te blijven, al zal dat wel een illusie zijn geweest.

Dat lichte superioriteitsgevoel overviel ons bij uitstek in Machu Picchu. We hadden in het naburige Aguas Calientes overnacht en waren vroeg in de ochtend te voet naar Machu Picchu vertrokken. Ik wilde schrijven: om de zon te zien opgaan, maar eigenlijk weet ik dat niet meer met zekerheid. Het is allemaal erg lang geleden, hoe levendig ook het zich in mijn hoofd nog allemaal afspeelt. Tegen een uur of elf zagen we het treintje met toeristen arriveren. Ze hadden allemaal identieke lunchpakketten bij zich. We keken van een letterlijke en figuurlijke hoogte op hen neer.

Op weg van Aguas Calientes naar Machu Picchu.Beeld RV

Op een bepaald moment had ik er genoeg van. Ik ging zitten op de rand van een stoep en zei: ik wil niet meer met die rugzak zeulen, in en uit bussen stappen, op zoek gaan naar een plek om te overnachten. We waren toen bijna vijf maanden onderweg en ik had al weken diarree sinds ik op de markt in La Paz salami had gegeten. We hadden met het thuisfront contact gehouden via de kantoren van American Express. Als je met hun travellers cheques reisde, kon je post naar hun kantoren laten sturen. Je liet bijvoorbeeld weten: ik schat dat we tegen dan in stad x, y of z zullen zijn, en dan ging je kijken of er een brief voor je lag. Het was vaak dringen in die kantoortjes, veel reizigers maakten gebruik van de service. Intercontinentaal telefoneren kostte veel geld. Eén keer heb ik in die zes maanden naar huis gebeld, op kerstavond, zo sentimenteel was ik wel. In die tijd kon je echt weg zijn. Die luxe kennen mensen vandaag niet meer.

Reizen zonder zorgen

Het doet bijna pijn om die reis weer op te roepen omdat het in alle mogelijke betekenissen van het woord een periode van onschuld was. Wij wisten weinig af van de geschiedenis en de politiek van de landen die we doorkruisten. De maoïstische guerrillabeweging Het Lichtend Pad was al actief in de Andes van Peru, wij vingen iets op over onlusten en onrust in Ayacucho, maar het bleef vaag en ver van ons bed, hoewel ons bed daar toen stond. Er was geen internet om gauw iets op te zoeken of informatie in te winnen. Als we weleens een krant kochten, was het niet eenvoudig om het Spaans te ontcijferen. We konden reizen zonder ons zorgen te maken over onze ecologische voetafdruk, we hadden niet meer dan wat in onze rugzak paste, we waren samen en we dachten dat we dat altijd zouden blijven.

Reizen zonder zorgen
Beeld RV

Een paar jaar geleden ben ik voor een kort verblijf teruggeweest in Lima, maar ik herkende niets, het was een heel andere stad dan die in mijn geheugen opgeslagen lag. Ik heb toen wel het LUM bezocht, het Lugar de la Memoria, gewijd aan het geweld in Peru tussen 1980 en 2000. Daar heb ik een beter inzicht gekregen in de terreur die Het Lichtend Pad in de Andes heeft aangericht. Terwijl ik dit schrijf, zie ik opnieuw de rij mannen met hun panfluit op een dorpsplein in de Andes, ik hoor de monotone melodie die ze spelen, ik zie de processies door de straten tjokken, een paar stappen voorwaarts, een paar stappen achterwaarts, altijd op diezelfde toon. Vanwege Het Lichtend Pad hebben veel campesino’s hun dorpen moeten ontvluchten, ze zijn terechtgekomen in krottenwijken van Lima. Ironisch genoeg was het de bedoeling hen te bevrijden.

Ergens - ik herinner me niet waar, maar we waren al een eindje onderweg - lag er in een kantoor van American Express een brief voor me waarin stond dat ik aan de slag kon gaan aan de voormalige Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius als assistente van de professor Engelse literatuur. Ik zie ons daar nog zitten met die brief. We wisten niet goed wat we ermee moesten aanvangen. Ik vouwde hem op en stopte hem weer in de envelop. De brief was een keerpunt. Uiteindelijk betekende hij dat we niet volgens plan naar Engeland terugkeerden, maar wel in België gingen wonen. Tot vandaag weet ik niet of dat de juiste beslissing was. Sindsdien heb ik het gevoel dat er een Kristien bestaat in een parallel leven dat zich in Engeland afspeelt. En wie weet is er een derde Kristien die nog altijd met haar rugzak rondtrekt. Misschien kom ik hen op een dag allebei tegen.

Machu Picchu.Beeld RV