Direct naar artikelinhoud
InterviewJef Vermassen

Strafpleiter Jef Vermassen: ‘De Bodybuildersmoord moet nog voorkomen, maar wat daar naar boven zal komen, tart iedere verbeelding’

Jef Vermassen: ‘Ik ben bang voor het spook dementie. Daarom wil ik hiermee doorgaan: het blijkt dat de advocatuur als beroepsgroep het minst dementeert.’Beeld Carmen De Vos

Volgend jaar wordt hij vijfenzeventig. Een uitgelezen moment om die toga eindelijk aan de haak te hangen, zou je denken. Maar niet voor Jef Vermassen. Zeventien assisenzaken heeft hij nog te pleiten voor hij aan zijn pensioen kan denken. En intussen schrijft hij aan zijn eigen sprookjesboek. ‘Ik moet dagelijks vechten tegen het cynisme.’

“En dan moet je weten dat ik nog veel dingen afhoud”, had hij ons vooraf aan de telefoon gezegd toen we belden om een interviewafspraak vast te leggen en dat dat toch niet zo simpel bleek. Een bomvolle agenda en media-aanvragen die blijven binnenstromen. De ideale wereld trekt aan zijn mouw. Een productiehuis kwam hem net filmen voor een nieuw programma over moordzaken. En binnenkort is hij ook een van de gasten van Thomas Vanderveken in het nieuwe seizoen van Alleen Elvis blijft bestaan.

BIO * geboren in 1947 in Aalst * is criminoloog, strafpleiter, ­advocaat en ­auteur * viert dit jaar zijn vijftigste jaar aan de balie * bekend van tal van ­geruchtmakende zaken, zoals de Parachutemoord, Freddy Horion, de zaken Ronald Janssen, Hans Van Themsche en Kim De Gelder * pleitte tot nog toe 110 ­assisenzaken, een absoluutrecord in Vlaanderen, en kreeg zestien ­verdachten vrij. Eveneens een ­record * getrouwd, vader van vier  dochters en grootvader

Vierenzeventig jaar is hij intussen, met 110 and counting de absolute recordhouder in het aantal gepleite assisen­zaken in Vlaanderen en na vijftig jaar aan de balie nog steeds de eerste naam die in ieders hoofd opkomt wanneer de vraag luidt: noem een strafpleiter. Jef Vermassen, stop de klok.

Hij zucht zelf een beetje wanneer hij het lijstje overloopt. Nee, het was niet het plan om vandaag nog zo actief te zijn. Dat van zijn vrouw al helemaal niet. Om haar ter wille te zijn houdt hij ondertussen toch al de woensdag zo vrij mogelijk. Maar de andere dagen, wel ja, daar loopt de ene uitgelopen afspraak doorgaans over in de andere.

Zonder oneerbiedig te willen klinken: u had al lang met pensioen kunnen zijn.

“Dat is perfect juist.”

Waarom bent u dat dan nog niet?

“Ik ben bang van het spook dat dementie heet. Japans onderzoek wijst uit dat de advocatuur als beroepsgroep het minst dementeert. Wij trainen ons dagelijks met hersengymnastiek. Daarom wil ik hiermee doorgaan. Maar ik kan ook simpelweg nog niet stoppen. Ik heb nog zeventien assisenzaken te pleiten, vooraleer ik met pensioen kan. Door corona hebben ze zich opgestapeld en ze doorgeven aan mijn medewerkers is niet echt een optie. De cliënten verwachten dat ik assisen zelf doe. Daar ben ik dus nog wel een paar jaar mee zoet. Ik heb er ook mijn handen mee vol, want er zitten een paar echt verschrikkelijke zaken tussen. Een seriemoordenaar. De Bodybuildersmoord ook, waarbij een jaloerse man zijn ex-vriendin, een fotograaf die beelden van haar maakte en haar grootouders heeft vermoord. Die zaak is van een gruwel... Het moet nog voorkomen, dus ik kan er niet veel over zeggen, maar wat daar naar boven zal komen, tart iedere verbeelding.”

U treedt in die zaak op voor de vader van de vermoorde vrouw. Dat is geen toeval: u verdedigt nog quasi uitsluitend slachtoffers, hoe komt dat?

“Tja, hoe komt dat? De mensen komen naar u. Maar er heeft inderdaad een opmerkelijke shift plaatsgevonden. In het begin van mijn loopbaan verdedigde ik heel veel daders. De laatste twintig, dertig jaar is dat veranderd, doordat bijna iedereen zich dankzij de familiale verzekering en de rechtsbijstand een gespecialiseerd pleiter kan veroorloven. Een hele goede zaak. Vroeger deden enkel de daders daar een beroep op, en stonden de nabestaanden in de rechtszaal met de advocaat van het dorp.

“Het is ook niet dat ik geen daders meer wil vertegenwoordigen. Ik heb er veel gedaan en ik heb er ook veel vrijgekregen. Zestien vrijspraken heb ik op mijn naam staan, een mooi record toch. Maar ik zal nooit iemand aannemen als cliënt bij wie ik geen spoor van inkeer zie. Inzicht is voor mij essentieel. Inzicht en een persoonlijke klik.”

U zal ook de moeder van de gewezen Aalsterse burgemeester Ilse Uyttersprot, die vorig jaar vermoord werd door haar partner, nog vertegenwoordigen. Femicidezaken zijn een rode draad door uw carrière. Zoekt u die zaken op, of vinden zij u?

“Je mag dat niet opzoeken als advocaat. Ik weet dat er collega’s zijn die dat wel doen, de telefoon nemen en zichzelf aanbieden, maar dat is echt not done. Het is wel zo dat je natuurlijk kiest of je een zaak aanneemt of niet. En dan zal ik zelden nee zeggen wanneer een vrouw om het leven gebracht is, dat klopt. Dat is... Er komen zoveel fatale ­elementen bij elkaar, zoveel complexe emotionaliteit. Heel vaak is de dader een partner of ex-partner. Dat zijn mensen die elkaar graag gezien hebben, waarna er barstjes komen in de relatie en er uiteindelijk een plomb springt. Dat houdt mij bezig.

“Los daarvan is het niet zo gek dat ik zoveel femicidezaken gepleit heb. Bijna veertig procent van alle moordzaken zijn partnerdodingen. En op een paar uitzonderingen na zijn de slachtoffers altijd vrouwen.”

Komt femicide vandaag meer voor?

“Er is in ieder geval meer aandacht voor. Of het ook vaker voorkomt, kan ik niet met zekerheid zeggen. Dat is het grote probleem van justitie: we mankeren cijfers. Ik kan in ieder geval alleen maar toejuichen dat er meer aandacht voor is.”

Een zaak waar u niet bij betrokken bent, is die over de dood van Sanda Dia. De fine fleur van de Belgische advocaten treedt daar nochtans aan.

(zwijgt even) “Ik ben geconsulteerd, maar heb de zaak geweigerd. Meer kan ik daar niet over zeggen.”

U bent gevraagd door een van de verdachten?

“Dat mag u zelf opmaken.”

Gelooft u dat daar nog een eerlijk proces mogelijk is? Zijn de verdachten al niet veroordeeld in de publieke opinie?

“Ah, de aloude vraag. Natuurlijk kan dat nog. Ik kan u zoveel voorbeelden geven van zaken waarin men dacht dat de uitkomst vooraf vast stond, maar waar alles nog gedraaid is tijdens het proces. Omdat je tijdens assisen als advocaat de kans krijgt om dagen aan een stuk iemands persoonlijkheid te ontrafelen en uit te leggen. De ogen van de jury kunnen dan opengaan. Daarom is het zo belangrijk dat assisen blijft bestaan. Op één dag, wat je in de correctionele rechtbank maximaal krijgt om een zaak af te handelen, kan dat niet.

‘In mijn ‘eindboek’ zal ik alles eens uitleggen. Hoe het precies zat met de Parachutemoord, met de Beerputmoord. Daarin zal ik het rapport opmaken van Justitie.’Beeld Carmen De Vos

“Daarom maak ik me ook echt zorgen over een roddel die momenteel wordt verteld in de wandelgangen. Men merkt dat er weinig of geen nieuwe assisenzaken worden gefixeerd om te pleiten. De reden zou blijkbaar zijn dat het Openbaar Ministerie een boycot uitvoert door de akte van beschuldiging waarmee het proces moet starten, niet te willen opstellen. Ik kan dit moeilijk geloven. De procureurs zijn medewerkers van justitie net zoals wij. Het zou ongehoord zijn mocht dit inderdaad een truc zijn om assisen op termijn af te schaffen.”

U gelooft na vijftig jaar in het vak nog in gerechtigheid?

“Ja.”

U zegt het wel met een zucht.

“Ja, omdat je erin moet geloven en ik erin wil geloven. Maar heel af en toe voel je aan je ellebogen dat er iets mis is. Dat er belangen spelen in de magistratuur waar je geen vat op hebt.”

De naam van advocaten is ook niet altijd even proper. ‘Om de haverklap krijg ik telefoon van magistraten over het gedrag van sommige strafpleiters die geen haar beter zijn dan de mensen die ze bijstaan’, zei strafpleiter Jan De Man deze zomer in deze krant.

(knikt) “Het gevolg van de overbevolking van advocaten. Er zijn er veel te veel. En dan krijg je uitwassen van collega’s die hun boekje te buiten gaan. Ik geef u nog een quote van Jan De Man om het probleem te illustreren: ‘Wanneer een cliënt belt, moet ik binnen het half uur in de gevangenis zijn, of ik ben hem kwijt.’ Zo groot is de concurrentie in bepaalde gebieden en zeker in Antwerpen. En dat werkt uitwassen in de hand. Het aantal advocaten dat voor de tuchtrechtbank moet komen en een sanctie oploopt, neemt hand over hand toe. Heel pijnlijk. En ik maak me daar grote zorgen over, want ligt er één rotte appel in de mand, dan wordt de rest meteen ook als slecht bekeken. En hoe meer appels je hebt, hoe meer rotte er tussen zullen zitten.”

Strafpleiter Pol Vandemeulebroucke werd pas nog ook in beroep schuldig bevonden aan lidmaatschap van een criminele organisatie. Hoe moeilijk is het om afstand te bewaren van je cliënt, waar je per definitie een intieme relatie mee hebt?

“Wijlen Louis De Lentdecker (gerechtsjournalist bij ‘De Standaard’, red.) zei me ooit: jij zit niet op de assisenbank achter u, daar zit uw cliënt. En hij heeft gelijk: je moet zo dicht mogelijk nabij zijn, maar toch voldoende afstand bewaren. Je mag je niet identificeren met je cliënt. Je mag nooit vergeten dat daar gladde mannen tussen zitten die proberen om je over de grens te duwen. Ik heb het ook ­meegemaakt, een cliënt die op mijn gemoed speelde en me vroeg om een vijl binnen te smokkelen in de gevangenis. Dan moet je meteen rechtstaan en zeggen: onze relatie stopt hier, we praten zelfs niet meer verder.”

Zijn er dan geen cliënten waar u achteraf nog contact mee gehouden hebt?

“Er zijn er, maar dat zijn uitzonderingen. Ik heb ooit verdachten voor wie ik de vrijspraak heb kunnen krijgen, nog meegenomen naar mijn colleges aan de universiteit. Die kwamen dan mee vertellen over hun case. (glundert) Zoiets vergeten studenten van hun leven niet. Maar meestal zijn het slachtoffers, die zo dankbaar zijn dat je hen hebt bijgestaan dat ze het contact willen onderhouden. En heel af en toe evolueert dat naar een vriendschap.”

U komt in contact met mensen van allerlei slag en daar zullen er ongetwijfeld ook bij zijn die op wraak belust zijn. Bent u, Peter R. de Vries indachtig, nooit bang geweest?

“Bang niet, maar voorzichtig wel. Ik ga daar niet over ­uitweiden, maar het is met reden dat er in en rond mijn ­kantoor en huis camera’s hangen. Ik rijd met een Tesla en die is ook uitgerust met zes camera’s.

“Weet u wat mij ook opvalt wanneer ik terugblik? Hoe hard criminaliteit veranderd is op die halve eeuw. In mijn eerste tien jaar bestond omzeggens geen beroepscriminaliteit in Vlaanderen. Partnerdodingen, dat kenden we. Ontaarde burenruzies. Ik herinner me nog mijn eerste bankoverval, die hebben ze toen voor assisen gebracht, wat lachwekkend was. Het ging bij wijze van spreken om kwartjes die gestolen waren. Maar men wilde een voorbeeld stellen: overvallen, dat moest in de kiem gesmoord worden. Dat lukt natuurlijk niet. Sindsdien hebben we de beroepscriminaliteit gestaag zien toenemen.”

Hoe verklaart u die opkomst?

“De maatschappij zat anders in elkaar. Veel mensen waren nog niet eens tot in Brussel geraakt in hun leven, drugs was niet zo verspreid, aan wapens geraakte je niet, of het moest een tweeloop zijn om te gaan jagen. En je moet een paard een paard durven noemen: de migratie moest ook nog goed op gang komen. Kijk naar de gevangenispopulatie en je weet dat daar een overaanwezigheid is. En vergeet het internet niet, dat is een hele grote factor in het uitdiepen van criminele netwerken. Ik zeg het maar zo: toen er nog geen gsm bestond, kon je hem ook niet gebruiken.

“Maar voor mij begint het bij de individualisering. De psychopatisering van de maatschappij, noem ik dat. Mensen trekken zich veel meer terug op zichzelf en ze krijgen veel meer trekjes van psychopaten. Ik blijf erbij dat een Kim De Gelder vijftig jaar geleden veel moeilijker tot zulke gruwel­daden had kunnen overgaan. Toen had zo’n jongen die overal een beetje buiten viel en totaal schoolmoe was moeten gaan helpen op een boerderij. Nu kan die zich terugtrekken in een appartementje en zich isoleren van iedereen. De sociale controle is weg, onze criminaliteit is erdoor verveelvuldigd en onze mentale gezondheid dik op achteruit gegaan door de teloorgang van sociale contacten. De individualisering heeft grote nadelen.

“Vijfendertig jaar geleden bezochten we met een groep criminologen New York. Ik weet nog dat ik bij momenten dacht in een open psychiatrische instelling rond te lopen. Een man die in zo’n Kennedystoel op een lege verloederde bouwplaats zat te schommelen, tussen de buildings in. Marginalen die in de anonimiteit opgaan en totaal vervreemden. Zoiets hadden wij nog nooit meegemaakt. Maar stilaan kennen we dat hier nu ook. De maatschappij is veranderd en niet per se ten goede. Enfin, op dat punt dan toch.”

Het gesprek wordt onderbroken door een telefoon. Een wetsgeneesheer die als professor verbonden is aan de VUB vraagt Vermassen voor het openingscollege van het tweede semester. Nog voor hij is uitgesproken, heeft de meester al met veel enthousiasme toegezegd. “En zo slibt die agenda altijd weer dicht”, zegt hij na afloop. “Elke dag komen er vragen van studenten binnen, word ik gevraagd voor lezingen. Dat stopt nooit.”

U zou ook neen kunnen zeggen, natuurlijk.

“Mijn secretaresse zegt me dat ook. Ik heb pas nog met haar de deal gesloten dat ik voortaan bij iedere aanvraag de afweging maak: zou die persoon ook zoveel tijd en energie over hebben voor mij? Schitterende tip. Maar dit kon ik onmogelijk weigeren. Dat wil ik ook niet: ik weet hoeveel studenten daaraan hebben als ik uit de praktijk kom spreken. Voor hen is dat zo leerrijk, daar zal ik bijna altijd ja op zeggen.”

Doordat u op zoveel ja zegt, wordt de stempel van mediageil u ook al eens graag opgekleefd. Heeft u nooit gedacht: misschien moet ik die mediaoptredens wat temperen, want dat is niet goed voor mijn imago?

“Maar ik temper dat sowieso. Ze hebben me gevraagd voor De verraders, een tv-format dat lijkt op De mol, blijkbaar. Ze vragen mij bijna maandelijks voor spelprogramma’s. Hoe vaak ik al niet uitgenodigd ben voor De slimste mens. Hadden wij destijds toegezegd, was er een realityreeks zoals die van de Pfaffs over ons gemaakt: De Vermassens. (maakt breed wegwerpgebaar) Komaan, zeg.

‘Ik ben niet bang, wel voorzichtig. Het is met reden dat mijn Tesla is uitgerust met zes camera’s.’Beeld Carmen

“Ik weet dat dat over mij gezegd wordt, hoor. Maar als ik zo aandachtsgeil zou zijn, waarom heb ik dan destijds geweigerd om stafhouder te worden? Waarom heb ik geweigerd om minister van Justitie te worden, toen Guy Verhofstadt me dat vroeg? Ik had voor ongeveer iedere democratische partij in het parlement kunnen zitten. Dat is zo goedkoop om me daarvoor uit te maken.

“Maar als men mij vraagt voor lezingen of om voor studenten te spreken, dan zal ik dat inderdaad zelden weigeren. Omdat ik vind dat het mijn verantwoordelijkheid is om mijn kennis te delen met de samenleving. Ik zit al zoveel jaren op de eerste rij als betrokken observator van al wat misloopt in de maatschappij, ik heb zo veel assisenzaken meegemaakt. Daarom schrijf ik nu ook een nieuw boek, over seriemoordenaars. En zal ik mijn loopbaan afsluiten met mijn ‘eindboek’: de weemoed van een strafpleiter. Daar zal ik alles eens in uitleggen: hoe alles precies zat met de Parachutemoord, met de Beerputmoord. Daarin zal ik het rapport opmaken van justitie. Het zal cru zijn, maar beleefd en niet haatdragend.”

Na het proces over die Beerputmoord, waarin Rosie Verstraete veroordeeld werd tot twintig jaar cel voor de moord op haar man, besliste u uit onvrede met de uitspraak om een tijdlang geen assisenzaken meer te pleiten. Is dat de zaak die u het meest getekend heeft?

“Er zijn er verschillende. Het ergste zijn kinderen die vermoord worden. Kleine Luna in Antwerpen, de baby’tjes Corneel en Leon in Dendermonde. Hun dode lichaampjes, dat zijn beelden die ik nooit vergeet. Daar denk ik nog heel vaak aan. Net zoals ik op een mooie zaterdagse lentedag kort voor de grote vakantie regelmatig aan Freddy Horion moet denken, aan de tragedie van Sint-Amandsberg en de Vliegtuiglaan in Gent. Die zaken staan op uw netvlies gebrand en blijven u achtervolgen.”

Heeft u nooit in gewetensnood verkeerd? U verdedigde bijvoorbeeld de neurologe Mehrnaz D. en zorgde ervoor dat zij slechts vijf jaar voorwaardelijk kreeg voor de moord op haar 14-jarige dochter in 2017. Maar in een gelijkaardige zaak pleitte u tegen een moeder die haar zoontje doodde. Zij kreeg mede door uw toedoen 30 jaar.

“Die zaken waren totaal niet vergelijkbaar. Die laatste vrouw had haar kind eerder al op drie manieren proberen te ­vermoorden. Na de vierde poging had ze hem afgelegd, met zijn armpjes boven het lakentje. Maar hij is teruggevonden met de armen onder het laken, hij was dus nog niet dood. Als je zo gewetenloos uw kind achterlaat, zonder zelfs een ambulance te bellen, dan ben ik hard.

“De ene zaak is dus de andere niet. Wat ik wel soms heb, is dat ik me afvraag: wat als ik nu aan de andere kant had gestaan? Wat als ik nu het slachtoffer had verdedigd in plaats van de verdachte, of omgekeerd? En dat houdt me wel bezig. Het confronteert u met uw verpletterende verantwoordelijkheid.”

Heeft ze u ooit beklemd?

“Nee, dat niet. Maar het maakt wel dat ik me heel goed bewust ben van wat die verantwoordelijkheid is. Daar kan ik van wakker liggen.”

Hoe gaat u daar dan mee om?

“Tja. Het enige wat je kan doen is volgens mij het dossier uitbenen tot op de draad. Je cliënten uithoren tot er niks meer te vragen valt. Je zo hard inwerken dat je niks aan het toeval overlaat. Je strijdklaar maken.”

Een groot ego hebben helpt ook, wordt wel eens gezegd over strafpleiters.

“Ja, maar dat is goedkoop, hè. Alsof je het daarmee redt. (fijntjes) Al zijn er natuurlijk die het daarmee proberen te doen.”

Wat heeft deze job met uw mensbeeld gedaan?

“Het is er realistischer door geworden. Wij, of mijn generatie althans, zijn opgevoed met het idee: de mens is zwak, maar in se is hij goed. Dat is natuurlijk niet waar. Er zijn absoluut mensen die het slechte doen omwille van het slechte, zoals psychopaten en seriemoordenaars. Dat heb ik geleerd. Die onnozelheid van: ‘Hij was zwak.’ Nee: er zijn door en door slechte mensen. Er kunnen verzachtende omstandigheden zijn waarom iemand zo geworden is, dat dan weer wel. Men doet daar vaak lacherig over, advocaten die schermen met een slechte jeugd, maar je kan geen huis bouwen op slechte funderingen. Al kan het nooit een ­verantwoording of vergoeilijking zijn voor het kwade waar die persoon dan bewust toe overgegaan is. Dat blijft nog steeds – gesteld dat de dader niet ziek is – een keuze.

“Dat besef maakt dat ik dagelijks moet vechten tegen cynisme, bitterheid en hardheid. Ik moet me constant ­voorhouden dat de mensen die in aanraking komen met het strafrecht maar een zeer klein segment zijn van de samen­leving. Ik wil geen somber beeld krijgen van de hele samenleving. Maar je moet je daar wel tegen wapenen, want anders doe je jezelf tekort.”

Hoe wapent u zich daartegen?

“Door genuanceerd te denken. Dat is essentieel in onze job. En ik ga geregeld met mijn vrouw uitwaaien in Parijs of een andere cultuurstad, of kunst bezoeken, en dan kan ik er weer tegen.”

Verbaast de mens u ooit nog?

“Wel, dat is het wonderlijke: ja. Twintig jaar geleden heb ik eens in een interview gezegd: ik schrik nergens meer van, ik heb alles al gezien. Maar daar ben ik snel op moeten terugkomen. Hoe vaak ik nog denk: dit kan niet waar zijn, bestaat dit nu echt?”

Zoals?

“Neem nu de Bodybuildersmoord. De extreme gruwel die daar naar boven gekomen is tijdens de reconstructie van de feiten... Ik zat daar met mijn cliënt, de vader van het ­vermoorde meisje, en ik was zo in shock, totaal mijn kluts kwijt.”

U wordt er emotioneel van als u erover vertelt.

(slikt een traan weg) “Die man wil ik voluit voor zijn ­verantwoordelijkheid plaatsen. Dat beloof ik. Ik ben ook een vader en een grootvader.”

Over uw kinderen gesproken: kijkt u nog naar K2 zoekt K3, nu uw dochter gesneuveld is in de preselecties?

“Nee. Weet u dat ik zelfs niet ben gaan kijken toen mijn dochter meedeed aan de vorige zoektocht, toen ze wel ver is doorgestoten? Ik wilde de aandacht niet van haar afleiden, onze plaats was thuis voor de televisie. Maar als ik haar toen zag staan op dat podium voor vier tribunes die haar ­moesten beoordelen, was ik wel heel erg onder de indruk. Ik dacht: verdomme, maar gij durft.”

Zegt degene wiens job het is om jury’s te overtuigen.

(glundert) “Dat heb ik toen inderdaad ook gedacht: ze heeft het van geen vreemden. Ach, iedereen is fier op zijn kinderen, zeker?”

Dat doet me denken aan een opmerkelijke uitspraak van u van enkele jaren geleden: u moet de eerste zijn die ik hoor zeggen dat hij meer tijd heeft kunnen doorbrengen met zijn kinderen dan met zijn kleinkinderen.

“En toch is dat zo. Het is wel al gebeterd: ik heb een paar halve dagen ingelast die ik voorbehoud voor mijn klein­kinderen. Zeker sinds dat kleintje van mijn tweede jongste dochter er sinds acht maanden is. Op zondag komen de ­kinderen die zich kunnen vrijmaken bij ons eten, dat wil ik ook heel graag, en dan blijft hij bij ons slapen. We slapen soms ook niet zo goed, maar het is al bij al fantastisch. En ook om te zien hoe hard mijn vrouw dat kleintje vertroetelt.

“Ik heb altijd de regel gehad: vakanties, die zijn voor de kinderen. En nu dus voor de kleinkinderen. Als wij op vakantie gaan, dan nemen we hen toch zo graag mee. Dan ben ik volop vader en opa. En het is voor hen dat ik nu ook een sprookjesboek aan het schrijven ben. Op vraag van mijn vier dochters, is dat. Hen heb ik vroeger zoveel verhalen verteld. Zij beslisten waarover het moest gaan: een sneeuwman, een citroentje, een muisje, en ik verzon dan een ­verhaal. Toen er kleinkinderen kwamen, wilden ze dat ik die verhalen opnieuw vertelde. En recent hebben ze gezegd: papa, je hebt een zekere leeftijd nu, zou je die verhalen niet opschrijven zodat ze niet verloren gaan en we ze nog kunnen vertellen aan de kinderen die nog moeten komen? Dus voilà. Ik zou graag hebben dat mijn jongste dochter als ze tijd heeft het boek ook illustreert en dan gaan we het uitgeven ook.”

En zitten er gruwelijke sprookjes tussen?

(glimlacht) “Dat is het mooie: geen enkel. Maar allemaal bevatten ze een levenslesje.

“En wees gerust, ik weet dat ermee gespot gaat worden. Ik hoor de confraters al komen in de rechtszaal, allemaal denkend dat ze origineel zijn: ‘Ge staat weer sprookjes te vertellen zeker?’ Maar dat ze maar doen. Ik schrijf die sprookjes niet voor hen, dit doe ik voor mijn kinderen.”