Direct naar artikelinhoud
Saskia de Coster.
ColumnSaskia de Coster

Best reactionair, dat idee van een stelletje wanhopige programmamakers bij VTM

Saskia de Coster is auteur en writer in residence aan de KU Leuven.

Best reactionair, dat idee van een stelletje wanhopige programmamakers bij VTM. In het nieuwe progamma Ik wil een kind gaan mensen met Dina Tersago op zoek naar andere wensouders om samen een kind te maken en op te voeden, zonder amoureus verbonden te zijn, in co-ouderschap. De hedendaagse mens worstelt met de voortplanting en alles wat daarop volgt. De ploetermoeders zijn niet van de sociale media weg te branden en veel traditionele liefdesrelaties kraken in stilte onder da kids.

“Ik wil een kind” lijkt verdacht veel op frases als “Ik wil een hond”, een klassieker uit de kindermond. Een Dinaatje of Dinootje dat letterlijk een product van een televisieformat is, ik weet niet zeker of dat kind een goede start in het leven krijgt. Wat drijft de deelnemers om hun zoektocht op televisie aan te vatten, en wat drijft de makers? Twee volwassenen mogen elkaar als volksvermaak verleiden en dumpen on air, maar om daar een kind niet enkel bij te betrekken maar te maken, dát is een andere kwestie. Dat de deelnemers in het hele traject zullen begeleid worden door ‘experts’ stelt allesbehalve gerust. In Vlaanderen gelden ondernemers en groothandelaars als allround experts, dus dan houd je je hart wel vast. De taboedoorbrekende intentie van VTM is uiteraard verkoopspraat. De conservatieve mainstream leeft van de taboes.

Een kinderwens is egoïstisch en irrationeel. Het is een waanidee dat dit anders zou liggen bij een koppel dat op romantische basis samen is en dan kinderen maakt. Vroeger golden kinderen in het Westen nog als levensverzekering voor de oude dag, maar die tijd is allang voorbij. Los van het onzalige idee om de fabricage van een kind op de beeldbuis te vertonen; die zogenaamd nieuwe vorm van ouderschap is een uiting van de tijdgeest én een oud gebruik in een nieuw jasje.

Een kind heeft een veilig nest nodig, om basisvertrouwen op te bouwen. Waar en in welke constructie dat precies gebeurt, is secundair. In de jaren vijftig was het nog taboe om uit de echt te scheiden, zodat wel wat mensen uit die generatie onveilig opgegroeid zijn in gezinnen vol onderhuidse of binnenskamers gehouden conflicten.

Vandaag gaat men er alsmaar minder vanuit dat de magie van een koppel nodig is voor een goede, liefdevolle opvoeding. Dat wijst op een deseksualisering en compartimentalisering in onze samenleving: seks is niet meer nodig om een kind te maken, dat kan op klinische en medische wijze, en men koppelt een liefdesrelatie vaker los van de opvoeding van kinderen. De basis voor de co-ouders is eerder een gedeelde ideologie en financiële afspraken maar geen seksuele aantrekkingskracht. Eeuwenlang was precies dit het uitgangspunt voor een huwelijk in het Westen. Nu is het engagement met een geëmancipeerde saus overgoten, maar dat maakt eigenlijk niet uit. Beide partijen willen economische en ideologische overeenkomsten om een kind zo een solide basis te geven. And here we are: het gezin als bedrijf, met duidelijke afspraken, goed omschreven verantwoordelijkheden en verschillende vestigingen.