Direct naar artikelinhoud
InterviewTinne Op de Beeck

‘Mijn zus Griet zei: ‘Dat zou de man van je leven kunnen zijn’’

‘Mijn zus Griet zei: ‘Dat zou de man van je leven kunnen zijn’’
Beeld Saskia Vanderstichele

In Viervoeters koppelt hij asielhonden aan een nieuw baasje, maar daar hoeft Dominique Van Malder thuis niet mee aan te komen: ‘Dat hij die beesten uit mijn buurt houdt.’ Tinne zegt het met enige zin voor overdrijving, want ze dogsit al eens graag op de hond van haar zus, schrijfster Griet Op de Beeck. Met haar deelt ze een moeilijk verleden, met Dominique een mooie toekomst.

Er zijn twéé Tinnes Op de Beeck, zo blijkt. De ene is relatietherapeut, de andere schuift vandaag aan voor een onderhoudend gesprek.

Tinne Op de Beeck: “Het blijft wel in de familie: Tinne is mijn nicht. Er zijn veel Op de Beecken, ik ben het – hou je vast – 38ste kleinkind. Mijn ouders wilden graag een oer-Vlaamse, korte en simpele naam, en blijkbaar was de voorraad uitgeput, want mijn nicht was er eerst. Maar ’t is een toffe nicht, hoor. Alleen maar leuk dat we naamgenoten zijn.”

Jij werkt voor Stad Gent.

“Ik heb op carrièregebied al een heel parcours afgelegd, maar er is wel een rode draad: ik heb altijd in overheidsfuncties gewerkt en mijn job stond altijd in het teken van het beter maken van de wereld om me heen.

“Ik heb gewerkt op de kabinetten van Karin Temmerman, Freya Van den Bossche en Annelies Storms, nu werk ik op het Projectbureau Ruimte van Stad Gent. Het was even een switch in mijn hoofd, van kabinet naar ambtenaarschap, maar ik doe het graag. Ik werk mee aan grote stadsontwikkelingsprojecten, ik moet iedereen aansturen om alles tot een goed einde te brengen. Heel boeiend.”

Ken je die mop over ambtenaren?

(pretogen) ‘Hoeveel mensen werken er bij Stad Gent? De helft!’ Klopt niks van, hoor, we zitten niet de hele dag te kaarten en we lijken ook niet op De collega’s van vroeger. Er zitten veel gedreven mensen bij de stadsdiensten, heel idealistisch ook. Ze willen allemaal mee hun stad beter maken. Dat zíé je ook in Gent, vind ik.

“Ik zeg dit nu niet omdat het in de pers komt, maar ik heb echt fijne collega’s. Dat heb ik tijdens de lockdown nog meer beseft. Als overheidsdienst moesten wij het goede voorbeeld geven, dus heb ik anderhalf jaar doorgebracht aan de keukentafel: dan voel je pas echt hoe goed de sfeer en de drive op kantoor zijn. Ik ben blij dat we stilaan terug mogen gaan, al is het voorlopig nog maar één dag per week.”

Voor je begon te werken, heb je moraalwetenschappen gestudeerd.

“Ik had eigenlijk al beslist dat ik orthopedagogie ging doen. Ik werkte vaak als vrijwilliger in instellingen voor mensen met een mentale handicap, en dat deed ik zo graag dat het logisch leek om in die richting voort te gaan. Maar een halfjaar voor ik afstudeerde, schoot ik ineens in een kramp: was dit echt wat ik mijn hele leven wilde blijven doen? Ik ben toen een heel andere kant opgegaan met moraalwetenschappen, een soort kruising tussen filosofie, politieke en sociale wetenschappen en psychologie. Ik vond het heel boeiend.”

Was je een goede studente?

“Ik ben er altijd goed door geweest, ja. Maar dat had een reden. In het middelbaar liep ik er heel erg de kantjes van af. Ik deed zoveel vrijwilligerswerk dat er nauwelijks tijd overbleef voor school. Na het zesde zei mijn vader: ‘Je mag naar de unief en je mag op kot, maar als je voor één vak tweede zit hebt, kom je terug thuis wonen.’ Dat was voor mij geen optie, dus ik ben erin gevlogen.”

Met haar zus Griet.Beeld Wouter Maeckelberghe

OVERDREVEN STOER

Je zus, schrijfster Griet Op de Beeck, sprak in interviews over jullie thuissituatie. Ze noemde jullie ouders ‘ongeschikt voor het ouderschap’ en zei dat ze thuis geen warmte of liefde kreeg.

“We waren thuis met vijf, vier zussen en een broer. Ik ben de jongste, Griet de op één na jongste. Het was... niet evident. Mijn ouders hadden problemen die alle ruimte innamen in het gezin. Er bleef voor ons weinig plaats over om te bestaan of om gezien te worden.

“Griets laatste boek, Jij mag alles zijn, gaat over parentificatie, over kinderen die willen zorgen voor hun ouders. Zo was het bij ons. Onze ouders zaten volledig vast in hun eigen emoties. Ik denk dat ze er zelfs niet over nadachten wat onze rol dan moest zijn. Wij hadden het gevoel dat we voor hen moesten zorgen.”

Zorgen in de praktische zin, zoals koken en boodschappen doen?

“Nee. Emotioneel zorgen. Mochten mijn ouders het horen, ze zouden stellig zeggen: ‘Dat moest niet, wíj waren de ouders.’ Maar als kind neem je die rol spontaan op. Ik denk dat vaak wordt onderschat hoeveel kinderen beseffen, wat ze intuïtief aanvoelen en proberen op te lossen met de weinige mogelijkheden die ze hebben.”

Hoe uitte dat zich bij jou?

“Ik probeerde alles zo goed mogelijk te doen. Mijn enige doel was ervoor zorgen dat mijn ouders met mij geen extra ‘gedoe’ hadden. Ik ben dat later nog lang blijven doen, ook in mijn relaties. Ik cijferde mezelf weg, ik was vaak bezig met wat de ander wilde, met proberen voor iedereen goed te doen. Natuurlijk speel je dan onderweg jezelf kwijt. Maar dat besef je pas achteraf.

“Ik heb als klein kind heel hard geprobeerd om mijn ouders te redden. Ongetwijfeld kwam daar ook het overdreven engagement in mijn tienerjaren uit voort. Ik heb alles gedaan: ik begeleidde mentaal gehandicapten, ik ging babysitten op kansarme kindjes, ik was lid van een vereniging die ngo’s ondersteunde, ik kocht niks van Unilever… Ik heb lang gedacht dat ik gewoon zo’n wereldverbeteraar op geitenwollen sokken was. Pas toen ik op latere leeftijd met mezelf in de knoop draaide en in therapie ging, leerde ik dingen te plaatsen en begreep ik mijn intrinsieke drive: als ik mijn ouders niet kon helpen, dan misschien wel de rest van de wereld.”

Wisten de mensen rondom je dat je het thuis moeilijk had?

“Nee. We hielden allemaal de façade op. Ikzelf ook. Ik heb altijd overdreven stoer gedaan, altijd maar babbelen en vlot zijn, terwijl ik me helemaal niet zo voelde. Puur om de indruk te wekken: alles is oké.”

Vier jaar geleden vertelde Griet hoe ze jarenlang had geworsteld met het leven. Dankzij therapie vond ze de oorzaak van haar donkere gevoelens: ze is van haar vijfde tot haar negende seksueel misbruikt door jullie vader.

“Haar boek Het beste wat we hebben ging op dat moment uitkomen, en dat gaat over incest. Ze wist dat ze de vraag ging krijgen waarom ze over dat thema had geschreven. Ze moest ofwel liegen, ofwel de waarheid vertellen. En ze wilde niet liegen.”

Wist jij wat je vader had gedaan?

“Onze oudste zus, die een paar jaar geleden overleden is in een verkeersongeluk, heeft ook dingen met hem meegemaakt. Zij is ermee naar buiten gekomen toen ik een jaar of 13 was. Het thema was dus niet echt nieuw. Ik ben toen de confrontatie met mijn vader aangegaan, een klein beetje maar, een paar heel korte gesprekken. Hij ontkende in alle talen, en ik heb het laten rusten. Ik moet eerlijk zeggen: er was twijfel. Ik heb nooit gedacht: het kan niet. Maar ik wilde het niet geloven. Je beschermt jezelf: ik zou het toen niet aangekund hebben. Ook omdat ik de enige was die nog thuis woonde, alle anderen waren al uitgevlogen.

“Het heeft uiteindelijk geduurd tot vaders overlijden voor we er echt naar durfden te kijken. Het was makkelijker om het onder ogen te zien toen hij er niet meer was.”

Griet kreeg na haar getuigenis veel respect, maar er waren ook mensen die haar verhaal in twijfel trokken. Ze vonden het ongeloofwaardig dat ze die herinneringen nu pas had hervonden.

“Ik was daar heel kwaad om. Alsof het nepherinneringen waren die door een therapeut in haar hoofd waren gestopt. Zo was het natuurlijk níét. Er zit een hele anekdotiek rond, en wie die zou horen, zou niet twijfelen. Alleen heeft zij ervoor gekozen om niet alles tot in detail te vertellen, en daar is ze op afgerekend. Wat héél jammer is, want uiteindelijk kiest ze nog altijd zélf welk stuk van het verhaal ze vertelt, en welke van de andere betrokkenen ze beschermt.”

De commotie moet voor jou ook heftig geweest zijn.

“Dat was zo. Omdat het voor een stuk natuurlijk ook over mij gaat. Maar ik was erop voorbereid. Griet en ik hebben een hechte band, we zien elkaar vaak. Ik heb haar zoektocht van dichtbij meegemaakt, naar de manier waarop ze het zou brengen, hoe ze ging reageren op de vragen die onvermijdelijk zouden komen.

“Eigenlijk voelde ik vooral opluchting. Het was eruit. Als je zo’n belangrijk stuk van jezelf moet wegsteken, lijkt het alsof je de hele tijd een rol speelt. Ik vond het bevrijdend dat die druk van me afviel. En bovenal vond ik het moedig van haar. Ik zou het in haar plaats niet gedurfd hebben.”

Heeft je vader jou ooit misbruikt?

“Nee. De situatie verschilde sterk naargelang je positie in ons gezin. Voor mij waren de verhoudingen anders dan voor mijn zus.

“Eigenlijk wil ik er niet te veel over praten. Ik weet dat mijn ouders geprobeerd hebben om het goed te doen. Ze hebben veel meegemaakt, en dat maakte alles complex. Ik heb ook wel wat meegemaakt, maar ik ben daarvoor uitgebreid in therapie geweest. In hun tijd werd dat niet gedaan. Doe maar voort, doe maar gewoon: dat zat er toen heel hard in. Maar ze hebben altijd geprobeerd om te blijven functioneren.”

Het getuigt van een grote mildheid om er op die manier over te praten.

“Dat klopt wel. Dat heb ik altijd heel sterk gehad.”

Volgens mij is Dominique ook zo.

“O ja, absoluut. De zachte manier waarop we naar dingen kijken, onze motivatie om het goede te doen: dat herkennen we heel hard bij elkaar. Het is ook één van de redenen waarom ik voor hem ben gevallen.

“Dominique is echt een goeie mens. Ik ken niemand die mij zo totaal aanvaardt zoals ik ben. Ik heb mijn issues en ik ben me er heel hard van bewust dat ik die zelf moet oplossen, maar intussen draagt hij er mee de gevolgen van. Ik heb twee pubers, inclusief alle leven en lawaai dat daarbij hoort, en dat is nieuw voor hem, zijn zoon is jonger. Maar hij vindt het allemaal grappig en leuk. Het wordt met zoveel liefde omarmd, dat ik denk: waar háál je dat geduld en die generositeit?”

Het was Griet die jullie heeft samengebracht, toch?

“Ja en nee. Dominique en Griet kenden elkaar uit de theaterwereld: zij is nog dramaturg geweest en schreef geregeld recensies over het theater. Op een keer hadden ze afgesproken om een project te bespreken. Achteraf zei ze tegen mij: ‘Dat zou de man van je leven kunnen zijn.’ Ze wilde ons meteen koppelen: ‘Hij speelt een voorstelling, misschien moeten we eens gaan kijken en kan ik je introduceren?’ Ik zei: néé, dat gaan we niet doen (lacht). Als er ooit eens een aanleiding was, zou ik het zélf wel regelen.”

Kende je hem toen al?

“Ik kende zijn werk heel goed. Dominique zelf kende ik enkel van ziens. Ik ging veel naar voorstellingen kijken, en daar kwam ik hem weleens tegen. Hij wist dat ik op het kabinet werkte en de zus van Griet was. We knikten elkaar toe, verder ging het contact niet.

“Nu, wat Griet had gezegd was ergens toch in mijn hoofd blijven zitten, en een paar maanden later kwam er zo’n aanleiding. Ik werkte als cultuurraadgever aan een project waarbij Dominique ook betrokken was. Ik had dat perfect via mail of telefoon kunnen afhandelen, maar dit was mijn kans. Het was van de eerste seconde superleuk. Ik had nog een andere afspraak, ik kon niet lang blijven en dat vonden we allebei spijtig. We zijn nadien blijven afspreken, maar het heeft nog wel een paar maanden geduurd eer het koekenbak was. We waren van de trage aanpak. Dominique omdat hij sowieso meer een diesel is, en ik omdat ik dacht: doe nu voor één keer verstandig en doe het traag.”

Ben je normaal van het ‘ik vlieg erin’-type?

(lacht) Ja. Maar dat snel erin vliegen had me nog niet veel goeds gebracht, dus misschien moest ik eens de trage aanpak proberen. Nu, daarna is het toch nog rap gegaan, want we zijn na een dik jaar al gaan samenwonen.”

OVERDREVEN STOER
Beeld Saskia Vanderstichele

Dominique zei over die periode: ‘Mijn hart lag in de vuilnisbak, een relatie hoefde even niet. Tot Tinne in mijn leven kwam.’

“Ik denk dat hij het had opgegeven om naar iemand te zoeken. Dat hij gewoon gelukkig was met zijn leven zoals het toen was, met zijn zoon en zijn werk. Dat hij dacht: ik zie wel hoe de dingen zich ontwikkelen. Ik heb ook altijd gezegd dat ik nooit meer zou gaan samenwonen zolang ik nog thuiswonende kinderen had. Maar ja. Het voelde gewoon meteen zo goed: dan is er geen reden meer om het niet te doen.

“We hadden ook het geluk dat de timing klopte. We hadden allebei afgezien van onze scheiding, we hadden daar allebei ons huiswerk in gemaakt. Waren we elkaar vroeger tegengekomen, dan had het niet gemarcheerd, denk ik.”

Samenwonen was bij jullie ook meteen écht samenwonen: een paar weken na jullie verhuis begon de eerste lockdown.

“We waren zó blij dat we die voor waren. Anders was het een enorm gepuzzel geweest. Het was nu al ingewikkeld: we moesten ons aan de bubbels houden, maar er werd in heel dat bubbelconcept bitter weinig over nieuw samengestelde gezinnen gepraat. We hadden geen idee hoe we dat konden aanpakken. Uiteindelijk vroeg ik het aan onze huisarts, hij zei: ‘Gebruik je gezond verstand. Was je handen, houd afstand en leer relativeren.’ We zijn wel voorzichtig gebleven. We hebben enkele quarantaines doorgemaakt en wilden op safe spelen, waardoor we onze kinderen een paar keer lang hebben moeten missen. Maar al bij al is het binnen de perken gebleven.”

Het is wel stevig voor een nieuw samengesteld gezin om meteen allemaal 24/7 bij elkaar te zitten.

“We maakten daar grapjes over: als we dit overleven, kunnen we trouwen. We hadden samen Bonusfamiljen gezien, een schitterende Scandinavische serie – ze staat ook op Netflix – over nieuw samengestelde gezinnen en de chaos die daarbij hoort. Er loopt heel veel mis, maar er wordt ook veel gerelativeerd, en boven alles zien ze elkaar graag. Wij dachten: dat gaat bij ons ook zo zijn. En dan kregen wij er dus die lockdown bovenop.

“Starten met een lockdown was pittig, maar het samenbrengen van onze gezinnen is vlot gegaan. Ook omdat we er geen druk op leggen, denk ik. We willen geen mama of papa zijn voor elkaars kinderen, we hoeven niet te beantwoorden aan het plaatje van het perfecte gezin waarin iedereen alles voor elkaar doet. Net daardoor gaat het veel makkelijker. Gelukkig maar, want hadden we ook maar enige weerstand gevoeld vanuit de kinderen, dan hadden we de stap niet gezet. Tenslotte hebben zij hier niet voor gekozen.”

Jouw zoon en dochter zijn 16 en 15, Dominiques zoon is 11.

“Ze kunnen het goed met elkaar vinden, maar ze hebben natuurlijk elk hun eigen leefwereld. Mijn kinderen vliegen af en aan. Ze hebben hun hobby’s en gaan uit. De jongste blijft meer thuis. Maar als ze er allemaal zijn, kiezen ze er graag eens voor om samen een uitstap te doen. Ook weer zonder druk van onze kant. Niks hoeft. Gewone broers en zussen blijven ook niet altijd thuis om de jongste te entertainen.”

Viel de lockdown voor hen mee? Veel jonge mensen hadden het moeilijk.

“Ik ben ervan geschrokken hoeveel druk er op de jonge mensen is gelegd, met al die online lessen en extra taken. Dat is een stress die je je kind niet toewenst. Ik ben blij dat het voorbij is en ik hoop echt dat er niet veel quarantaines meer komen. Het is een aanslag op hun ontwikkeling.

“We zijn extreem voorzichtig geweest, zeker zolang we niet gevaccineerd waren, maar we hebben, binnen de regels, wel altijd voorrang gegeven aan onze kinderen en hun sociaal leven. Dat ze buiten konden afspreken met vrienden, bijvoorbeeld. Dat is ontzettend belangrijk geweest.”

OVERDREVEN STOER
Beeld Saskia Vanderstichele

MIDLIFECRISIS

Hoe was het voor Dominique? Zijn sector werd als één van de eerste stilgelegd, en als allerlaatste weer geopend.

“Ik heb daar in uitvergrote vorm gezien hoe je als maker constant twintig ideeën tegelijk moet ontwikkelen, hoe je eigenlijk twintig kindjes moet grootbrengen, om te zorgen dat er een aantal doorgaan. Je weet in medialand nooit wanneer er budget gaat zijn en de beslissingen gaan vallen, omdat het ook samenhangt met subsidierondes en dat soort dingen. Nu, Dominique heeft wel het geluk dat hij van veel markten thuis is. Hij maakt theater en tv, maar hij doet ook sociale projecten en schrijfopdrachten. Hij is niet volledig afhankelijk van het podium. Maar dan nog was het best eng, hoe die normaal gezien tjokvol geplande agenda ineens leegliep. Gelukkig had hij genoeg ideeën in de schuif liggen, en die is hij meteen beginnen uit te werken. Zo is hij nooit helemaal stilgevallen, integendeel. Hij heeft heel hard gewerkt.”

Waar was hij zoal mee bezig?

De bachelorette was het eerste, geloof ik. De voorbereidingen voor Viervoeters lopen ook al een hele tijd, al van toen ik nog lang niet naar kantoor mocht. Er kruipt enorm veel werk in zo’n programma, met heel veel vergaderingen. Dat wordt onderschat. Voor Studio ORKA, het collectief van ontwerpers en acteurs waarvan hij deel uitmaakt, is hij ook altijd bezig. Mensen zien het eindresultaat, maar daaraan gaat veel onzichtbaar werk vooraf.”

Is hij tevreden over Viervoeters?

“Hij vindt dat fantastisch. Dominique is een complete dierenfreak. Alles wat haar heeft, vindt hij geweldig, zelfs de ratjes van Warmoes (de voorstelling van Studio ORKA die Dominique mee heeft geschreven en waarin hij ook een rol speelt, red). (met piepstemmetje) ‘Ooh zooo schattig!’ Ik denk dan vooral: hou die beesten uit mijn buurt. (lacht)

“Hij heeft dat met alle dieren. Een vogeltje of een eendenkuiken, maakt niet uit, hij vindt ze allemaal totaal geweldig. Ik was nooit zo, maar hij is mij stilaan toch aan het bekeren.”

Dus binnenkort mag hij jou koppelen aan een hond?

“Dat zou hij heel graag doen. Tijdens de opnames kwam hij altijd thuis: ‘Er was weer zo ne schattigen!’ Maar mijn zoon is allergisch, dus dat ligt moeilijk. De hond van mijn zus komt wel geregeld bij ons als mijn zoon bij zijn papa is. Uma is een geweldige hond, een lieve, ondeugende en pittige bruine labrador. Zo komt zijn droom toch een beetje uit. (lacht)

Eigenlijk mag je niet klagen: veel mannen dromen van een sportauto, Dominique van een hond.

(lacht) Da’s waar. Ik moet zelf trouwens niet veel zeggen: mijn midlifecrisis komt binnenkort tot uiting in een camper. Het is te zeggen: ik heb het busje al, ik moet het alleen nog inrichten.”

Een corona-ingeving?

“Nee, ik droom er al mijn hele leven van. Al ben ik door de lockdown ons eigen land wel meer gaan appreciëren. Vroeger dacht ik dat het de moeite niet was om in België te reizen, de voorbije maanden heb ik gemerkt dat het dicht bij huis ook mooi kan zijn.

“Maar serieus, ik ben er zo blij mee! Ik voel me soms zo’n sneeuwbol, ken je dat? Heel druk met van alles bezig, en af en toe moet ik alle vlokjes laten zakken en tot rust komen. Mannen hebben hun mancave, ik nu mijn camper. Ik kan niet wachten om ermee te vertrekken. Op mijn eentje of met het gezin, het lijkt me allebei leuk. Zodra het kan, ben ik weg.”

Viervoeters, Play4, woensdag om 20.35 uur

© Humo