Metissen klagen Belgische staat aan wegens ontvoering: “Excuses zijn niet meer genoeg”

 © Bart Dewaele

Voor het eerst riskeert de Belgische overheid een veroordeling tot herstelbetalingen wegens misdaden tegen de menselijkheid, begaan in de Congolese kolonie. “Excuses zijn niet genoeg.”

Veerle Beel

Simone Ngalula (71), Léa Tavares Mujinga (78), Monique Bitu Bingi (72), Noëlle Verbeken (76) en ­Marie-José Loshi (74) verbleven als metissenkinderen – kinderen van Congolese moeders en Belgische vaders – samen op de missiepost van Katende, in Congo. Zestig jaar later klagen ze de Belgische staat aan wegens ontvoering, mishandeling, het gescheiden worden van hun families en het wegnemen van hun identiteit. Dat alles op raciale basis, vanwege hun huidskleur. De zaak komt donderdag voor de burgerlijke rechtbank van Brussel.

"We willen niet de hele kolonisatie laten veroordelen", zegt de Brusselse advocate Michèle Hirsch. "We vragen dat de Belgische overheid veroordeeld wordt om de schade te herstellen die ze deze vrouwen heeft aangedaan."

Kinderen van de zonde

De zogenaamde mulattenkwestie beroerde de koloniale overheid al vanaf het begin. Vermenging tussen de rassen moest tot elke prijs voorkomen worden. God schiep de blanke en de zwarte mens, de duivel maakte de ‘mulat’, ook wel ‘kind van de zonde’ genoemd. Als ze toch geboren werden, moesten ze vooral gecontroleerd worden. Tegen het midden van de twintigste eeuw werden over heel Congo missieposten ingeschakeld om het ‘probleem’ mee op te lossen. Hetzelfde gebeurde in de mandaat­gebieden Rwanda en Burundi.

Goed gedocumenteerd is het lot van zo’n 300 metissenkinderen die aan het eind van de jaren 50 vanuit het weeshuis Save, in Rwanda, naar ons land werden geëvacueerd, en hier bijna allemaal geadopteerd werden.

Hoeveel metissenkinderen er in het totaal geboren werden in de ­koloniale tijd, weet niemand. Historische tellingen lopen erg uiteen. De vijf vrouwen die nu een zaak aanspannen, werden bij de onafhankelijkheid van Congo niet naar België geëvacueerd. Toen de zusters vertrokken, bleven ze ­alleen achter. "Het nieuwe regime stuurde militairen om ons te “beschermen”’, zegt Monique Bitu Bingi. "Elke avond waren we het voorwerp van hun seksuele spelletjes. Ik was tien of elf."

Ook Simone Ngalula bleef achter. "Wij waren kinderen van Vadertje Staat en koningin Fabiola was onze meter. Maar Vadertje heeft ons in de steek gelaten. Op het moment dat we hem het meest nodig hadden, toen het er echt op aankwam, heeft die ons laten stikken."

Later had zij net als vele andere lotgenoten de grootste moeite om Belg te worden. "Mijn man en dochter waren Belg. Ik niet. Daar kon ik met mijn verstand niet bij."

Een andere tijd

De advocaten stellen dat dit een systematische segregatiepolitiek was, en geen toevalligheid, zoals de Belgische staat al heeft opgeworpen. Die wijst er ook op dat het een andere tijd betrof, waarin ­andere zeden en gebruiken golden, en dat andere Europese landen hetzelfde hebben gedaan.

Hirsch merkt fijntjes op dat het pleidooi van de tegenpartij niet strookt met de inhoud van de tekst waarmee premier Charles Michel in 2019 in het parlement zijn excuses heeft aangeboden: "Hij heeft gezegd dat de fundamentele rechten van de metissen van België geschonden zijn. Excuses alleen zijn niet genoeg."

"De Belgische staat zou beter een voorbeeld nemen aan wat die andere landen al hebben gedaan om hun fouten te herstellen", zegt advocaat Olivier Marchand. Hij verwijst naar Canada en Australië, die herstelmaatregelen getroffen hebben voor inheemse kinderen, en naar Nederland en Frankrijk, die hetzelfde deden voor misdrijven tijdens hun koloniaal bewind.

De advocaten vragen een provisionele schadevergoeding van 50.000 euro voor elk van de vijf vrouwen, en de aanstelling van een expert die de echte morele schade moet vaststellen.