Direct naar artikelinhoud
AchtergrondStudentendopen

‘Ik wil niet gebruikt worden als slaaf’: hoe raken studentendopen uit het verdomhoekje?

Studenten in de Overpoortstraat in Gent.Beeld Wannes Nimmegeers

Na de dood van Sanda Dia en een gedwongen coronapauze liggen de studentendopen dit academiejaar onder het vergrootglas. Zowel universiteiten als verenigingen worstelen met de vraag: wat moet er anders om uit het negatieve frame te breken?

“In mijn eerste jaar architectuur was ik best ongelukkig”, zegt Jeroen Constant (23), wanneer we vragen wat dat grote blauw-gele lint rond zijn schouders nu eigenlijk écht betekent voor hem. “Ik was heel erg verlegen, verdronk mezelf in mijn schoolwerk, zat echt niet goed in mijn vel. Het voelde alsof ik voor een keuze stond: van richting veranderen of in een studentenvereniging stappen. Ik koos voor het tweede.” Terwijl hij het vertelt, recht hij als een pauw zijn veren. “Plots kon ik altijd wel ergens terecht, ik wandelde de Salto binnen (een café in Gent, MIM) en er zat sowieso een vriendelijk gezicht. Het heeft me een enorme zelfverzekerdheid gegeven.”

Constant liet zich dopen bij streekclub Internia, klom nadien gestaag op in de rangen en is nu zelfs ‘vice senior seniorum’ in de rangen van het Seniorenkonvent Ghendt (SK), de koepel van een dertigtal studentenclubs. Hij wijst achter zich, richting de diepste krochten van de Overpoort, en zegt met enige trots. “Je hoeft in elk café maar mijn naam te zeggen, ze zullen me wel kennen.” Er vlug aan toevoegend: “En ik heb trouwens geen enkel herexamen gehad.”

In de Gentse uitgaansbuurt krioelt het op de avond van de Student Kick-Off als vanouds van de onfrisse geuren en dito studenten. De eerstejaars haal je er met sprekend gemak uit. Ze zijn ofwel te zat voor dit vroege uur of te groen achter de oren, ze tokkelen iets te vrijblijvend op hun smartphone, een reflex die lichte gêne verhult, en banen zich een weg door de chaos op flanellen benen. Ze zijn nog aan het zoeken naar hun plek.

Het is dan ook het ideale moment voor studentenkringen (verbonden aan een faculteit) of -clubs om te gaan pleiten in een aula of aan de toog van het stamcafé: “Bij ons ben je in goede handen.” Na een moeilijk werkjaar lijkt de honger op het terrein ook groot om het studentenleven weer te omarmen. “Onze kring is op dit moment groter dan ooit, en er is heel veel interesse in evenementen zoals kennismakingsdagen”, zegt Brent Bellefroid van de Leuvense kring Politika. “Studenten zijn socialer geworden omdat ze niet sociaal konden zijn.”

Gortigheid

Het was trouwens ook de boodschap van rectoren Luc Sels (KU Leuven) en Rik Van de Walle (UGent) in deze krant: “Studenten, breek uit dit jaar!” En toch: nog maar net was het academiejaar begonnen, of twee studenten in Louvain-la-Neuve werden in kritieke toestand naar het ziekenhuis gebracht. In een van de gevallen gebeurde dat bij een doopritueel, na een wedstrijd roi des bleus: zo snel mogelijk veel biertjes drinken.

De zaak-Sanda Dia hangt onmiskenbaar als een schaduw boven de herstart van het verenigingsleven. Naast het lopende proces, waarbij achttien leden van Reuzegom terechtstaan voor onder meer onopzettelijke doding, zijn er in de nasleep heel wat andere getuigenissen opgeborreld van mensen die een doop als vernederend of discriminerend hebben ervaren.

Bij verschillende nieuwe studenten horen we dat de berichtgeving twijfel heeft gezaaid. “Dat heeft me wel wat afgeschrikt. Mijn ouders hebben ook al hun veto gesteld”, zegt Sofie (18), kersvers studente bedrijfsmanagement. “Ik denk nochtans dat ik wel opensta voor het idee van zo’n ritueel. Maar ik wil ook niet gebruikt worden als een slaafje.” Ook Quinten (17) zegt: “Het hoort erbij, weet je, bij het studentenleven. Maar na Reuzegom gaan ze me toch wel iets meer moeten overtuigen. Als ik me laat dopen, zal het enkel bij de juiste vereniging zijn. Zonder vernederingen.”

Op de Antwerpse Ossenmarkt staat de Antwerpse Vrouwenclub, bij wie de doop enkel toegankelijk is voor vrouwen, aan een terrasje te rekruteren. “Het valt echt op hoe vaak we die vraag nu krijgen: ‘Hoe is jullie doop precies?’ Als we dan zeggen dat het een teambuilding is die vooral rond vriendschap draait, willen ze ook zeker zijn dat het écht zo is”, zegt presidiumlid Liesel Roggemans (20). Bij Abundantia, een “themaclub voor Duvel-drinkers”, stellen ze dat vooral “het idee van ‘wij zijn de baas en jullie de kutschachten’ voor steeds meer mensen als een drempel aanvoelt.”

Er lijkt in het dooplandschap een langzame hertekening aan de hand. “De gortigheid moet eruit, mensen moeten zich goed voelen bij een doop. Verenigingen die niet meegaan met die tijdsgeest gaan uitdoven”, denkt Jeroen Constant. Sommige verenigingen gaan nog een stap verder en breken volledig met de traditie. In Gent liet studentenkring Politeia vorig jaar al weten dat het stopte met dopen, en ook in Leuven zou onder meer Ekonomika vanaf dit academiejaar naar een alternatief kijken.

Bij beide kringen valt te horen dat die overweging vooral een kwestie van tanende instroom is. De klassieke doop heeft een “negatieve connotatie” gekregen, het schrikt leden af.

Of die evolutie zich breed doorzet, is moeilijk te zeggen. Bij de meeste verenigingen wordt een strikt stilzwijgen gehanteerd over hun doopactiviteiten. Wel een duidelijk signaal: de stad Antwerpen kreeg voor de maand oktober wel tien aanvragen minder binnen voor doopactiviteiten dan in 2019: 95 in plaats van 105.

Hardgekookt eitje

Het blijft in zekere zin een perceptiestrijd. In het Gentse straatbeeld zijn we getuige van de eerste lichting schachten, en dat levert meteen geen fraai plaatje op. “Slok, slok, slok”, roepen de vier doopmeesteressen dwingend. Twee “domme schachten”, met hun gezicht in de kleuren van de studentenclub geverfd, sleuren elk een zoveelste blikje Cara-pils naar binnen terwijl de kots al op de stoepstenen ligt. De passanten zwijgen en wenden hun blik af, behalve twee jongens die roepen: “Goe bezig!”

Als u bij die beeldvorming opspringt en luid oproept om alle doopritueel te verbieden, weet dan dat zoiets niet alles oplost. Strikte wetten en harde repressie in heel wat Amerikaanse staten of in Frankrijk doen fenomenen als hazing of bizutage niet verdwijnen. Integendeel, in de VS wordt elk jaar minstens één dode gelinkt aan een dergelijk toegangsritueel.

“De doop verbieden kan eigenlijk ook niet, want het is een ongedefinieerd concept. Het kan evengoed om een quiz gaan”, zegt Luc Sels, rector van de KU Leuven. Voor ‘de doop’ als containerbegrip valt inderdaad iets te zeggen, want ze komen in meer smaken dan een Dr. Oetker-pizza. Er zijn hardcore dopen – de Gentse faculteit Dierengeneeskunde sleept ook nu nog een hardnekkige reputatie mee – maar evengoed zijn er clubs die het eten van een hardgekookt eitje in het stamcafé als ritueel hanteren.

Via doopcharters is de voorbije vijftig jaar getracht om dat hele spectrum aan een veilig kader te onderwerpen. Die charters zijn door de jaren heen steeds stringenter geworden, van een verbod op bloed en slachtafval tot een uitgesproken recht om bepaalde opdrachten te weigeren. Lokaal zijn er accenten gelegd. In Antwerpen zijn bijvoorbeeld een vijftal vaste dooplocaties geselecteerd om toezicht te verbeteren en de overlast te beperken. In Hasselt is het sinds dit jaar niet meer toegelaten aan oud-studenten om een schacht te kopen.

Die charters komen tot stand na lang en erg breekbaar overleg tussen studenten, stad, politie en universiteit. Verenigingen die tekenen, moeten een draaiboek opstellen met hun whereabouts en een omschrijving van alle activiteiten. Zo kan de doop vooraf tegen het licht gehouden worden, zijn controles mogelijk en kan een tuchtregeling ingeroepen worden als het kader geschonden wordt.

“Daarmee hebben we toch een stevige stok achter de deur”, zegt Sels. In de nasleep van de zaak-Sanda Dia toonden voor het eerst niet enkel de Leuvense kringen maar ook alle clubs zich vorig academiejaar bereid om een krabbel te zetten. Reuzegom, intussen ontbonden, was voordien een van de vele pertinente weigeraars.

Het nieuwe Leuvense doopcharter kan die belangrijke overwinning (nog) niet claimen, want van enkele mannenclubs ontbreekt de handtekening voorlopig. De tekst heeft de schachtenverkoop in de ban geslagen, een traditie waarbij schachten tegen betaling onder het gezag van een meester komen te staan voor een bepaalde periode. Een peter en meter kan nog, maar studenten die over de toonbank gaan voor honderd euro of vijftig drankbonnetjes is verleden tijd. 

“Vooral de hiërarchische, vernederende kanten moeten eruit. In essentie gaat het om verwelkomingsmomenten, die moeten op een veilige en respectvolle manier plaastvinden”, zegt Sels. Die veiligheid is volgens hem niet enkel van toepassing op “gevaarlijke voedingsmixen”, evengoed gaat het om psychologische veiligheid. “Zo’n verkoop is potentieel discriminerend op vlak van geslacht, geaardheid of huidskleur.” 

Eerdere getuigenissen in De Morgen legden al bloot dat het een context is waarin (mooie) vrouwen vaak voor de grootste bedragen worden verkocht, en weleens met bijzonder weinig om het lijf op het podium van de veiling worden gestuurd. Maar soms zit het ook in veel kleinere dingen, zegt Sels. “Als laatste overblijven bij een verkoop kan voor iemand bijzonder vernederend aanvoelen. Al die risico’s moeten we eigenlijk tot een minimum herleiden.”

Hiërarchie

Hoe ervaren de studentenverenigingen die evolutie? Zijn ze bereid om hun doopcultuur grondig te herdenken? 

Het blijken vragen waarbij presidiumleden collectief voor de egelstelling kiezen. Aan alle 65 Gentse en Leuvense faculteitskringen werd een (anonieme) vragenlijst bezorgd, slechts één vereniging – Politika, dat al sinds de jaren vijftig principieel geen doop organiseert – kwam met antwoorden terug. “Geen interesse”, veel verder geraken we bij de rest niet.

Kenny Van Minsel, die voorzitter was van de Leuvense studentenkoepel LOKO in het academiejaar dat Sanda Dia overleed, begrijpt waar het wantrouwen tegenover de media vandaan komt. “Ik herinner me een Beiaardcantus waarbij ik een aantal cameraploegen begeleidde. Het was een groot feest met 4.000 studenten, zonder enige noemenswaardige uitspatting. Toch gingen ze op zoek naar dat ene beeld van een zatte student die zich misdroeg. Dat is zo gemakkelijk.”

Toch stelt Van Minsel: “Het is jammer dat de verenigingen zich niet wat kwetsbaarder opstellen.” De obscuriteit waarin sommige kringen en clubs zich hullen, boezemt namelijk niet erg veel vertrouwen in. Zo zegt Senne, een achttienjarige Gentse rechtenstudent die duidelijk staat te springen om zich te laten dopen bij de faculteitskring VRG (Vlaams Rechtsgenootschap): “Ik ben ergens wel blij dat ze aangeven dat het een doop zonder alcohol is. Of tenminste, dat zeggen ze toch. Je kan het eigenlijk nooit weten.”

De enige houvast in dit verhaal is een onderzoeksrapport van Evert Lambrechts uit 2019. De toenmalige antropoloog aan de UAntwerpen dompelde zich op vraag van rector Herman Van Goethem onder in de Antwerpse doopcultuur, en vond negen verenigingen die bereid waren om een inkijk te geven. Niet enkel de fraaie kringen die ‘een avond vol ludieke spelletjes’ organiseren, zo blijkt uit de tekst. De ijzeren hiërarchie die bij sommige dopen speelt, waarbij de schachten het laagste uitschot zijn en de preses als Zeus op de Olympos fungeert, komt in sommige observaties en dieptegesprekken heel duidelijk aan bod.

Het is een momentopname die vooral de ambiguïteit van de doop benadrukt. Solidariteit voor de een voelt als groepsdruk voor de ander. Een schacht benoemt het continue belachelijk maken als een “ijsbreker” binnen de groep, terwijl het niet veel later in de studie als onnodige vernedering bestempeld wordt. Kleren uitdoen tijdens de schachtenverkoop? “Ik heb tenminste zelfrespect”, weigert één vrouwelijke schacht. Twee andere vrouwelijke schachten omschrijven de druk om zich uit te kleden bijna als een vorm van empowerment.

“Het is heel dubbel”, zegt Lambrechts. “Zelfs overgeven, wat voor een buitenstaander als heel vernederend wordt gezien, kan in die context iets heel bevrijdend zijn voor een deelnemer.” Een getuigenis van een deelnemer vat het gevoel zo'n beetje samen: “Ik heb het toch maar gedaan.”

Lange tijd is ook Lambrechts erg terughoudend om zijn rapport verder toe te lichten, uit vrees voor een zoveelste verhaal binnen een negatief frame. “Ik hoop dat het een verbindende tekst kan zijn, een startpunt voor een dialoog met studenten om aan een gezond doopklimaat te werken. Want wat ik zeker ook heb vastgesteld, is de overduidelijke nood aan een overgangsritueel voor veel studenten.” In essentie gaat het telkens weer om die ene, klassieke behoefte, ziet Lambrechts: “Erbij horen.”

Oude zakken

Lambrechts belicht alvast een interessant fenomeen: de ‘oude zakken’. Het zijn vaak oud-presidiumleden, die zich tijdens de doopactiviteiten laten gelden als een soort bewakers van het Oude Testament. Schachten blijven het liefst zo ver mogelijk uit de buurt van de anciens, omdat zij “nog de strengere, harde dopen gehad hebben”. Een presidiumlid geeft dan weer aan: “Je wilt dat de ‘oude zakken’ tevreden zijn, je hebt daar gewoon veel respect voor.”

Ook socioloog Walter Weyns (UAntwerpen) is bekend met het fenomeen. “Het is niet erg wenselijk. Nieuwe presidia willen in zo’n context niet uit de toon vallen, en zelfs hun voorgangers met verstomming slaan. Zo krijg je mogelijk een opbouw die jaar na jaar erger wordt, tot het escaleert.” Wie het ene jaar de emmer der vernedering over zich uitgestort kreeg, kiepert die het jaar nadien gewoon over de nieuwe lichting uit, het liefst met een toefje extra.

De pandemie bood in zekere zin de perfecte opportuniteit om eindelijk uit die wurggreep te breken. Het is ook een van de belangrijkste aanbevelingen in het rapport: momenten van (begeleide) zelfreflectie inbouwen. “Conserveer wat het conserveren waard is. Die denkoefening moet echter vanuit de studenten zelf gebeuren, betuttelen heeft weinig zin”, zegt Weyns, die meteen wel een spiegel voorhoudt aan de verenigingen. “Je kunt er niet omheen dat ze redelijk wit zijn.”

Dat is nogal een understatement, zeker binnen de toplaag. Op de websites van de 29 Gentse faculteitskringen tellen we bijna 500 presidiumleden. De personen van kleur zijn op vier handen te tellen.

“De drempel is best hoog als er in zo’n vereniging geen andere mensen zijn die op je lijken”, zegt Chloë Mbarushimana (23), vicepresident bij de Leuvense kring Karibu, die zich richt op de Afrikaanse cultuur. “We horen bij veel van onze leden een onzekerheid: ‘Hoe gaan ze me daar behandelen?’ Dat wordt ook gevoed door enkele negatieve ervaringen.”

Het lot van Sanda Dia is daar zeker niet vreemd aan. Verscheidene kringen geven aan dat ouders met een migratieachtergrond hun kinderen vaak heel expliciet de doop verbieden. Mbarushimana kan dat begrijpen. Enerzijds omdat dopen erg aan alcoholconsumptie gelinkt wordt, wat op religieuze overtuigingen stoot. “En net omdat er over die dopen zo weinig geweten is, valt het moeilijk in te schatten of je racistisch benadeeld zal worden. Vooral na de recente gebeurtenissen is dat gevoel gegroeid.” Ze ziet op dat vlak wel een positieve evolutie bij de verenigingen. “Ze beseffen denk ik wel dat ze zelf niet altijd de juiste inschatting maken van bepaalde gevoeligheden.”

Inclusie

Een mooi voorbeeld daarvan is het inclusiecharter van de vijf kringen verbonden aan de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen van de UGent, dat vorig jaar is opgesteld. Het is op zich een vrij wollig document, maar wel een dat tot concrete stappen leidt. Oog voor non-alcoholische of veggie alternatieven bij activiteiten, bijvoorbeeld, of betere toegang tot events voor mensen met een beperking.

Nog tastbaarder: de vernieuwde codexen die dit academiejaar in Gent worden uitgegeven. Dat gebeurde na een screening op onder meer racial slurs of seksisme. Op cantussen zouden de gezangen daardoor niet meer mogen kwetsen. De strofe ‘Heb ik geen man, ik krijge geen slagen’ uit het lied ‘Annemarieken’ is bijvoorbeeld verleden tijd, al valt het natuurlijk af te wachten wat de ‘oude zakken’ (met oude codexen) daarvan denken.

“We doen heel erg ons best, en beseffen maar al te goed dat we zelf geen expert zijn in deze materie”, zegt Simon Vanneste (24), die vorig jaar als preses van het HILOK (Kring van het Hoger Instituut voor Lichamelijke Opvoeding aan de UGent) een van de drijvende krachten van het charter was. “Wat betreft de Afrikaanse volksliederen in de codex deden we bijvoorbeeld een beroep op de vakgroep kolonisatie.” Hoe dat charter het doopritueel inclusiever kan maken, kan Vanneste niet vertellen. Dan geldt opnieuw de omerta. “Maar ook die activiteiten worden er zeker aan getoetst.”

“Met dat inclusiecharter willen we vooral zwart op wit aangeven: iedereen is welkom. Ik hoop stiekem dat studenten die tekst meenemen naar huis en aan hun ouders tonen”, zegt Vanneste. “Ik herinner me dat ook mijn ouders eerst felle tegenstanders waren. Dopen, dat had een erg negatieve bijklank. Maar kijk: vandaag zijn ze net heel trots op mijn keuze. Ze hebben van dichtbij gezien wat we als vereniging allemaal verwezenlijken. Het is zo veel meer dan enkel die doop.”