Het is nog bijzonder onduidelijk hoe de regering jaarlijks 30 miljoen euro kan verdienen aan de ‘inscheeptaks’, die vanaf volgend jaar betaald moet worden voor vluchten van minder dan 500 km. Dat zegt luchtvaartexpert Luk De Wilde.

“Cijfers tonen aan dat er vanuit ons land jaarlijks zo’n 600.000 van deze vluchten zijn naar luchthavens als Londen, Parijs, Frankfurt en Schiphol.” Vermits er wordt gedacht aan een taks van zo’n 5 à 7 euro, “zou dit ten hoogste maar zo’n 4,2 miljoen euro per jaar opleveren.” En da’s ver verwijderd van de door de regering geraamde jaarlijkse opbrengst van 30 miljoen euro.

Belangrijk punt van discussie is bovendien of deze taks ook van toepassing wordt op transferpassagiers. Denk aan Belgische reizigers die voor een reis naar bijvoorbeeld Zuid-Afrika door de luchtvaartmaatschappij eerst van Brussel naar Frankfurt worden gevlogen, om daar een aansluitende vlucht naar Zuid-Afrika te nemen. Nederland – waar sinds 1 januari een vliegtaks van zo’n 8 euro bestaat –stelt transferpassagiers daarvan vrij.

“Verdere besprekingen”

“Maar wanneer we in België de transferpassagiers vrijstellen, zou de opbrengst van de inscheeptaks helemaal miniem zijn. Het overgrote deel van de 600.000 vluchten naar luchthavens op minder dan 500 km afstand betreft immers dergelijke transferpassagiers”, aldus nog De Wilde.

Bevoegd minister van Financiën Vincent Van Peteghem (CD&V) kon woensdag nog geen verdere details kwijt over de regels rond de inscheeptaks. “Daarover starten nu verdere besprekingen”, aldus zijn woordvoerder, die beklemtoont dat al onze buurlanden een gelijkaardige taks heffen. De Belgische luchtvaartwereld – waaronder Brussels Airlines en ook het overkoepelende Belgian Air Transport Association (BATA) – reageerde al bezorgd over het mogelijke concurrentiële nadeel van een Belgische inscheeptaks.

Die taks wordt voor luchtvaartpassagiers trouwens allesbehalve de laatste taks die op hen afkomt. Onder impuls van Europa komt er in principe vanaf 2023 immers ook nog een kerosine-taks. (wer)