Patrick Lefevere geeft update over contract Cavendish en gaat opnieuw voor Tourritten: “Kasseien horen niet thuis in grote ronde”
Patrick Lefevere weet waar hij aan toe is met Deceuninck - Quick-Step in de Tour van 2022. Het wordt hetzelfde strijdplan als de voorbije jaren: ritten kapen.
“Ik denk niet dat we een klassementsrenner hebben”, klinkt het. “Er is wel een Mattia Cattaneo of zo. Die jongens kunnen rond de tiende plaats rijden, maar wie ligt daar van wakker? Een jaar later weet niemand nog wie er zevende was in de Tour hé.”
“We gaan dus zo veel mogelijk ritten winnen”, aldus Lefevere. “Met Kasper Asgreen in Denemarken? Ja, maar ze mogen ook niet té opgewonden geraken. Dan doe je domme dingen. Voor die mensen daar is dat een once in a lifetime. Die tijdrit is ook vlak dus geel… Moeilijk. Wout van Aert kan ook bochten nemen hé (lacht). Of ik veel sprintetappes zie? Niet zoveel hé. Zes? En als ze koersen zoals de voorbije jaren, vallen er daar ook al twee van weg. Een spurt of vier, vijf dus, maar het zijn de renners die de koers maken. Deze Tour is sowieso héél lastig. Die eerste week is stress, rijden in de wind. Daar kan je al wat favorieten elimineren, of toch pijn doen. De kasseien? Voor ons zou dat goed kunnen zijn, maar in een grote ronde horen ze toch niet echt tijd. Een strook of twee, drie… Maar elf? Dat zijn er veel. Daar kan je de Tour al verliezen. Winnen niet, wel verliezen. Ook die gravel. Hou het bij wegwielrennen. Ik kan begrijpen dat ze sensatie zoeken, maar toch.”
Lefevere gaf ook nog een update over de contractbesprekingen met groene trui Mark Cavendish.
“Ik weet niet wat er scheelt. Hij stelt het uit met we komen er wel, maar morgen moet alles binnen zijn voor ons bij de UCI. We zitten niet ver van elkaar. Het gaat eigenlijk meer over dingen na zijn carrière. Of hij normaal opnieuw mee naar de Tour gaat? Je mag nooit te vroeg spreken. Dit jaar was Sam Bennett ontegensprekelijk onze eerste sprinter, ondanks dat we wisten dat hij wegging. Maar toen viel alles in mekaar voor Mark. Je weet het nooit.”