Direct naar artikelinhoud
Interview

De dochters van oorlogsheldin Andrée Geulen: ‘Mama werd ooit door de nazi’s gecontroleerd. Het papiertje met de gegevens van een kind kon ze nog net op tijd doorslikken’

Anne (l.) en Catherine Herscovici, de dochters van Andrée Geulen: ‘Mama is erg verwend geworden door de kinderen die ze heeft gered.’Beeld Aurélie Geurts

Andrée Geulen (100) redde met haar verzetsgroep ongeveer 3.000 Joodse kinderen. Haar verhaal ziet u maandag op Canvas. ‘Die kinderen van hun ouders scheiden, dat was voor haar het lastigst.’ Anne en Catherine over hun moeder.

“Toen mama een paar jaar geleden in het woon-zorgcentrum in Elsene werd opgenomen, vroegen ze haar of ze allergieën had”, zegt Anne Herscovici (71), oudste dochter van Andrée Geulen, nu 100 jaar. “Ze zei: ‘Non, sauf à la connerie.’ Ze was nergens allergisch voor, behalve voor racisme en onrechtvaardigheid. Zo noemde ze dat altijd: la connerie.”

Catherine Herscovici (68), de jongere dochter: “Ooit vroeg iemand: waarom heb je nooit verteld dat je moeder een oorlogsheldin is geweest? Ja, moest ik dan een bordje op mijn hoofd zetten? Eigenlijk is het pas sinds de jaren 1980, toen mama in New York werd uitgenodigd op een eerste congres van Hidden Children – van de Holocaust geredde Joodse kinderen – dat ze op die sokkel is gezet. En ik moet eerlijk zijn, wij waren er ons tot dan toe ook niet zo van bewust. Ze sprak natuurlijk goed, ze zag er goed uit.”

Anne: “Ze ziet er nog altijd goed uit.”

Catherine: “Ze was toen, in New York, al een van de laatste overlevenden van haar verzetsgroep.”

De enige foto die er nog is van Andrée Geulen tijdens de Tweede Wereldoorlog.Beeld rv

Anne: “Mama heeft de belangstelling zelf nooit opgezocht. De eerste documentaire die over haar verzetsgroep werd gemaakt heette As If It Were Yesterday/Comme si c’était hier (door Myriam Abramovicz en Esther Hoffenberg. Myriams moeder, die als jonge vrouw in België tijdens de Tweede Wereldoorlog was gered, inspireerde haar tot deze documentaire over hoe 4.000 Joodse kinderen in België konden onderduiken, red.). Ze minimaliseerde toen haar eigen rol. Toen journalist Bernard Balteau later een film over haar wilde maken, zei ze: ‘Ik was maar een schakel.’ En zo heette de film uiteindelijk.”

Catherine: “Later was er nog een documentaire, Les enfants sans ombre. Dat vond ik mooi uitgedrukt: kinderen zonder schaduw. Kinderen die geen zon te zien kregen.”

Andrée Geulen is 21 en een vanuit Namen naar Brussel verhuisde lerares die na de zomervakantie van 1942 in haar klasje tot haar ontzetting de eerste gele zespuntige sterren op de jasjes van haar leerlingen opmerkt.

Anne: “Ze kon daar níét mee om. Dat raakte haar verschrikkelijk hard. Dit waren voor haar wetten die gewoon niet konden worden nageleefd. Ze heeft eerst geprobeerd om die kinderen en hun ouders ervan te overtuigen om die dingen gewoon los te rukken, maar dat was dus geen optie.”

Catherine: “De verzetsgroep ontwikkelde haar eigen systeem met vijf boekjes die nooit op dezelfde plek als een van de vier andere mochten worden bewaard. Er was een boekje met de namen van alle kinderen en hun nummers. Eentje met de namen van alle pleeggezinnen. Eentje met de nieuwe namen die de kinderen kregen. Eentje met de codes die al die gegevens met elkaar verbonden. Als de Duitsers bij een inval een van de boekjes zouden vinden, zouden ze daar niks aan hebben gehad zonder de vier andere. Het was er allemaal op gericht de kinderen na de oorlog terug bij hun ouders te kunnen brengen.”

In een aan haar opgedragen lied wordt ze geciteerd, zeggend: ‘Op je twintigste ken je geen angst.’

Anne: “Dat weet ik niet zo, of dat klopt. Ik denk dat ze eerder bedoelde dat ze in die jaren geen tijd had om angstig te zijn, zoals ze het tegenover ons altijd heeft verwoord. Haar voornaamste angst was niet tijdig die kinderen bij hun ouders te kunnen weghalen. Ze is bij het Comité de Défense des Juifs (CDJ) gekomen via haar toenmalige medehuurster, Ida Sterno. Het was heel gevaarlijk wat ze deed. Ida Sterno is op zeker moment op straat gearresteerd door de Gestapo, en mama kon niet terug naar haar appartement. Ze heeft haar haren moeten knippen en kleuren.

“Ze werd ook ooit gecontroleerd door de Gestapo met een papiertje in haar jaszak met de gegevens van een kind dat ze net met de tram naar een opvanggezin had gebracht. Ze kon het papiertje net op tijd doorslikken. Vanaf die dag zette ze niks meer op papier, tenzij in die vijf boekjes. De hele administratie – driehonderd namen, adressen en valse namen – zaten in haar hoofd. Ik weet nog dat ze in de jaren 80 al die driehonderd namen, valse namen en adressen, nog altijd zo kon opnoemen. Ik zeg driehonderd, omdat ons mama persoonlijk driehonderd kinderen heeft verstopt. Het CDJ heeft in totaal ongeveer drieduizend kinderen gered.”

Moet het niet elke keer vreselijk zijn geweest voor haar, wetende dat de ouders meer dan waarschijnlijk hun kinderen nooit meer zouden terugzien?

Catherine: “Op het moment zelf kon zij dat niet weten.”

Anne: “Er waren ouders die zelf onderdoken en die uiteindelijk ook teruggekeerd zijn. Het moeilijkste, voor mama, was dat ze tegen de ouders niet kon zeggen waar ze de kinderen naartoe had gebracht. Ze moest die kinderen een nieuwe naam aanleren, ze drillen om geen Jiddisch te spreken op de tram. Ze zei vaak: ‘Als ik in die tijd zelf kinderen had gehad, had ik het nooit over mijn hart kunnen krijgen.’ Die kinderen verwijderen van hun ouders, dat was voor haar het lastigst. Dáár, zei ze, was moed voor nodig. Al het andere was puur praktisch.”

Catherine: “Ze zag die ouders dan wenen bij het afstaan van hun kind. Het moet verschrikkelijk zijn geweest.”

Anne: “Ze werd aangeklampt. Joodse moeders smeekten haar om te vertellen waar hun kinderen naartoe gingen. Na de oorlog moesten de vijf boekjes worden samengebracht. Als ouders de oorlog hadden overleefd, kreeg je nieuwe drama’s. Deze kinderen waren vaak drie en vier jaar oud op het moment dat mama ze ging verstoppen. Die waren zich aan hun pleeggezin gaan hechten.”

Bronia Veitch, gered door de organisatie van jullie moeder, getuigde in 2017 in deze krant hoe ze de rest van haar leven ongeveer elke vakantie benutte om vanuit Londen terug te keren naar haar pleegouders in Sint-Niklaas.

Catherine: “O ja, Bronia. Een van die vele namen. Bronia (overleden in 2019, red.) is altijd héél trouw gebleven aan die familie. Zoals vele anderen.”

Anne: “In de jaren na de oorlog heeft mama veel van haar intussen volwassen geworden kinderen naar de huizen gegidst waar ze waren verstopt. In de Marollen, in Anderlecht. Dat was hartverscheurend, altijd weer. Voor beide partijen.”

Hoe vonden ze die gastgezinnen?

Catherine: “Dat was niet mama’s rol. Er waren mensen bij het Office de la Naissance et de l’Enfance (toen L’Œuvre Nationale de l’Enfance, red.) die het netwerk adressen bezorgden. Je mag ook de rol van koningin Elisabeth (echtgenote van koning Albert I, red.) niet onderschatten. Zij heeft bij adellijke families op het platteland haar invloed aangewend om kinderen te doen opvangen. Er zijn een heleboel Joodse jongetjes verstopt op het kasteel van Beloeil. Er zijn kloostergemeenschappen in actie geschoten. En natuurlijk ook heel veel heel gewone mensen, zoals bij Bronia.”

Anne: “Mama hoefde zich ook niks aan te trekken van de financiën. Het was een tijd van voedselschaarste, van voedselbonnen. De meeste gastgezinnen kregen een kleine vergoeding, en ook de leden van het verzet zelf. Zij leefden in de illegaliteit. Maar zij hoorden te eten, zij hoorden kaartjes te kunnen kopen voor de tram of de trein. Mama stond niet meer voor de klas, ze is twee jaar lang permanent bezig geweest met het verbergen van kinderen. Mama was ook niet degene die de info inzamelde. Er waren postbodes die stiekem brieven openden, er waren Belgische politiemensen die info lekten. Het verzet had overal oren. En als men hoorde over een nakende razzia op Joodse families, dan werd mama erop afgestuurd.”

Toen de Brusselaars laatst mochten stemmen over de nieuwe naam van de Leopold II-tunnel, te vernoemen naar een Brusselse vrouw, haalde zij niet eens de shortlist.

Catherine, (droog): “Ja, ze verkozen Annie Cordy (in 2020 overleden zangeres en actrice, red.).”

Anne: “Veel verstopte kinderen zijn na de oorlog in Israël, de Verenigde Staten of elders gaan wonen. In ons milieu, zeg maar de laïcistische Brusselse Joodse kringen, is het verhaal heel bekend. Hopelijk wordt dat na de documentaire op Canvas ook in Vlaanderen een beetje zo.”

Catherine: “Mama is vaak gaan spreken in Brusselse scholen. Ik vergezelde haar ooit naar een conferentie in Tel Aviv voor de uitreiking van het ereburgerschap van de staat Israël. Dat is niet eens zo lang geleden, ze was de 90 al voorbij. Ik werd daar geleefd als een persattaché van een filmster, met lijsten van journalisten en andere mensen voor wie we een gaatje in haar agenda moesten zien te vinden.”

1945, de oorlog is voorbij. Amerikaanse soldaten verdringen elkaar om met Mademoiselle Andrée – zo wordt ze in die jaren genoemd – op de foto te mogen.Beeld Aurélie Geurts

Anne: “Men blijft haar uitnodigen, ongeacht haar leeftijd. Drie jaar geleden werd ze opeens in Costa Rica uitgenodigd.”

Catherine: “Mijn dochter heeft haar daar toen vertegenwoordigd. Dat voelde zo intens goed, dat haar verhaal generaties overleeft. Heel veel geredde Joodse kinderen zijn zich pas voor hun redders gaan interesseren op de dag waarop ze zelf opa of oma werden. Heel bizar.”

Hoe kwamen jullie het zelf te weten?

Anne: “Het verzet was bij ons thuis heel aanwezig. Ongeveer alle vrienden van onze ouders hadden in het verzet gezeten. En ze waren allemaal uitgesproken links. De tafelgesprekken die ik me als kind herinner gingen over Algerije, kernraketten, Vietnam...”

Catherine: “Ze spraken er met ons ook niet over. Je vroeg als kind: ‘Waarom heeft oom een nummer op z’n onderarm getatoeëerd staan?’ Ah, zeiden ze: ‘Dat is om zijn telefoonnummer niet te vergeten.’ Sommige overlevenden van Auschwitz, zoals de broer van onze vader, hadden geen zin om erover te praten. Die oom was een heel grappige man, hij bracht je constant aan het lachen. Over Auschwitz heeft hij nooit gesproken.”

Op een tv-scherm in de Dossin-kazerne brengt Andrée Geulen in een in 2010 opgenomen gesprek hulde aan de door de geschiedenis compleet vergeten Victor Martin uit Blaton. Er is een pleintje naar hem genoemd in zijn geboortedorp, en veel meer eer is hem verder nooit te beurt gevallen.

Victor Martin, een kleine jongeman met flaporen, had als enige van zijn dorp gestudeerd in Leuven, sprak vloeiend Duits en gaf zich begin 1943 bij het CDJ op als vrijwilliger om per trein undercover naar Opper-Silezië te reizen. Om te onderzoeken waar al die vanuit de Mechelse Dossin-kazerne vertrekkende treinen nu eigenlijk naartoe reden. Hij hoorde mensen in de streek rond het Poolse plaatsje Oswiecim spreken over de rook uit de schoorstenen en bezorgde het CDJ een rapport dat werd verspreid in illegale verzetskrantjes als Le Flambeau.

Andrée Geulen zegt in het interview: “Die mensen werden, voor zover wij tot dan toe wisten, gedeporteerd naar werkkampen. Dat vonden wij al erg genoeg. Nu sprak Victor Martin over crematoria. Wij hebben toen beseft: geen enkele Jood mag nog vertrekken. En zeker geen enkel kind.”

Na het rapport-Martin duiken de Belgische Joden massaal onder, en lukt het de nazi’s gewoon niet meer om deportatietreinen met de vooropgestelde duizend Joden per maand gevuld te krijgen. In Nederland worden er op een totaal van 140.000 Joden 107.000 gedeporteerd en vermoord. In België zijn het er 25.000 op een totaal van 70.000.

Cijfers om van te duizelen. Voor een groot stuk te danken aan jullie moeder, dan nog vooraan in de twintig.

Anne: “Er waren mensen die later zeiden dat ze ‘het’ niet wisten. Mama wist het. Sommige kinderen in haar klasje waren er opeens niet meer. Ja, waar waren die dan naartoe? Zij was daar zo ontzettend verontwaardigd over, en liet dat zo hard blijken dat het verzet niet naast haar kon kijken.”

Een Duitse soldaat vroeg haar ooit of ze zich niet schaamde, ‘om les te geven aan Joodse kinderen’. Ze antwoordde: ‘Bent u niet beschaamd om oorlog tegen ze te voeren?’

Anne: “Het wordt te vaak vergeten wat voor risico’s die verzetslui hebben gelopen. Ze deden het allemaal belangeloos en anoniem. Mama heeft een heel specifieke groep mensen gered, en daardoor is haar erkenning er een van een ander type. Ze is door al die mensen individueel bedankt geworden. Want de trouw die ze terugkreeg van al die kinderen, is onbeschrijfelijk. Zij vindt – en ik vind – dat al die anonieme anderen net zoveel erkenning verdienen.”

Catherine: “Ze is ooit naar de VS gereisd om geredde kinderen te bezoeken in New York, Californië, New Jersey en Vermont. Ze werd altijd uitgenodigd, ze hoefde geen ticket te betalen.”

Anne: “Die mensen wilden vooral dat hun kleinkinderen werd verteld wat mama had gedaan. In het woon-zorgcentrum krijgt ze nu nog constant bezoek, elke dag. En op haar honderdste verjaardag, vorige maand, waren ze daar weer. Massaal.”

Wat voor moeder was zij?

Anne: “Strikt, maar liefdevol en ondersteunend. En dat was niet altijd even evident. Ze had heel uitgesproken ideeën over orde en netheid, en over wat decoratief mooi was, en wat niet.”

Catherine: “Ik keerde ooit met mijn gezin terug van vakantie, ik had haar mijn sleutels gegeven, zij zou de kat eten geven en onze planten verzorgen. We komen thuis, en zij staat op een ladder in de traphal een muur te beschilderen. Ze heeft tijdens ons verlof mijn hele tuin heraangelegd en onze traphal getransformeerd volgens haar eigen smaak en inzichten. Dit was – laat ik het zo stellen – soms een beetje lastig om mee om te gaan. Ja, ze bedoelde het allemaal goed.”

Anne: “Mama stelde nooit iets uit. Als er volgens haar iets moest gebeuren, moest het meteen gebeuren. Dat is een houding die ze heeft overgehouden aan de oorlog. Als zij over een nakende razzia hoorde, viel er geen seconde te verliezen. Het is altijd haar motto gebleven: wat je vandaag kunt doen, doe dat vandaag. En niet te rap klagen, dat ook. Wij zijn zelden afwezig geweest op school. Je mocht je nog zo slecht voelen, dat was geen reden om je aan je plichten te onttrekken.”

Catherine: “Mama is erg verwend door de kinderen die ze heeft gered. Een van hen werd later heel succesvol en had een enorm groot domein in de Provence. Hij zei tegen mama: ‘Ik ben u zo eindeloos dankbaar, u bent hier áltijd welkom.’ Waarop ze hem op zijn woord heeft genomen. (lacht) We zijn daar wel een keer of zes-zeven in de zomer op verlof geweest, met ons hele gezin, en soms ook nog met wat vrienden erbij. Die man, Jacky heette hij, perste ’s ochtends mama’s fruitsap, ging voor haar in het dorp Le Monde halen. Mama ging dan altijd op het beste plekje in de zon zitten, en zei: ‘Weet je, Jacky, ik heb het me nog geen moment beklaagd dat ik jou heb verstopt.’ Er waren ook de kisten pompelmoes uit Jaffa. Elk jaar stuurde een van de door haar geredde kinderen vanuit Jaffa een kistje.”

Hebt u door haar geredde kinderen ontmoet?

Catherine: “Natuurlijk, we kunnen ze niet tellen. Zij zijn onze broers en zussen.”

Anne: “Wij hebben drieduizend broers en zussen.”

Anne: ‘Mama werd ooit door de nazi’s gecontroleerd. Het papiertje in haar jaszak met de gegevens van een kind kon ze nog net op tijd doorslikken.’Beeld Aurélie Geurts

De zussen hebben een fotoalbum uit de zomer van 1945 op de keukentafel liggen. Op deze foto’s is Andrée Geulen 23 en gezante van de United Nations Relief and Rehabilitation Administration (UNRRA), de voorloper van de Verenigde Naties. De oorlog is voorbij. Andrée Geulen bezoekt namens de UNRRA gevangenenkampen in Heidelberg en Stuttgart. Amerikaanse soldaten verdringen elkaar om met Mademoiselle Andrée – zo wordt ze in die jaren genoemd – op de foto te mogen. Ze is erg mooi, ziet er heel vitaal uit. Ze straalt.

Anne: “Van de oorlog zelf hebben we zo goed als niets. Ja, één foto. Met een Duitse soldaat op de achtergrond, in een straat in Brussel. Kijk, die blik, en hoe ze stapt. Een heel gedecideerde meid.”

Hoe heeft ze jullie vader ontmoet?

Catherine: “In de zomer van 1945 kwamen de eerste overlevenden terug uit Auschwitz. Zij ging die treinen altijd opwachten aan het station, want ze kende natuurlijk heel veel van die gezinnen.”

Anne: “Die mensen waren alles kwijt. Hun naasten, hun huizen, hun gezondheid. Iemand moest hen opvangen. Er circuleerden in Brussel lijsten van wie er ging terugkeren. Op een dag hoorde mama dat Maurice Goldstein (de latere voorzitter, 20 jaar lang, van het Internationaal Comité Auschwitz-Birkenau, red.) op een van de lijsten stond. Mama had zijn nichtje verstopt. En Maurice Goldstein en zijn beste vriend waren getrouwd met twee tweelingzussen, die allebei tijdens hun zwangerschap zijn gedeporteerd en vermoord in Auschwitz.”

Catherine: “Zijn broer, een dokter, is omgekomen tijdens het bombardement op het Liedtsplein in Schaarbeek.”

Anne: “Buiten dat nichtje en Maurice was er van die hele familie niemand nog in leven. Mama heeft hem onderdak bezorgd in een huis in de Hoogstraat, hartje Brusselse Marollen.”

Catherine: “Bij de man die nadien onze papa is geworden. (lacht) Zijn eigen ouders waren ook gedeporteerd naar Auschwitz en vermoord, maar het huis was er nog. In dat huis zaten allemaal weesjongens. En daar is in die jaren na de oorlog behoorlijk wat afgefeest.”

Anne: “Denk je dat echt?”

Catherine: “Ja, dat denk ik wel.”

Mademoiselle Andrée, 18 oktober om 21.20 u. op Canvas.