Direct naar artikelinhoud
GetuigenissenArmoede

Over leven in armoede: ‘Het OCMW vroeg waarom ik iets van C&A had gekocht, terwijl Zeeman goedkoper is’

Over leven in armoede: ‘Het OCMW vroeg waarom ik iets van C&A had gekocht, terwijl Zeeman goedkoper is’
Beeld Tine Schoemaker

Tijdens de Werelddag van het verzet tegen armoede vragen verschillende organisaties vandaag aandacht voor de 2,3 miljoen Belgen die een risico op armoede of sociale uitsluiting lopen. De Morgen laat twee mensen die moeite hebben om rond te komen aan het woord. ‘Velen denken dat het onze eigen schuld is.’

Tessa (30): 

‘Het is alsof mensen in armoede geen recht hebben op plezier’

“Armoede gaat niet alleen over een gebrek aan financiële middelen, je leert ook bepaalde vaardigheden niet aan.” De Aalsterse Tessa, moeder van twee kinderen, heeft vandaag een inkomen van 1.300 euro per maand. Als alle vaste kosten betaald zijn, houdt ze 200 à 300 euro over voor alle andere uitgaven zoals voedsel, kledij en schoolrekeningen. Dat beperkte budget zorgt voor uitdagingen, al heeft ze nooit iets anders gekend. 

Tessa werd in armoede geboren. “Ik wist als kind al dat ik anders was dan mijn klasgenoten. Ik droeg andere kledij dan de meeste kinderen en kon niet naar verjaardagsfeestjes gaan omdat er simpelweg geen geld was om een cadeau te kopen. Ook bij schooluitstapjes bleef ik vaak thuis. Als jong meisje leek het zo alsof het leven vooral draaide rond een voortdurende strijd om rond te komen. De sociale skills die je aanleert door om te gaan met middenklassers kreeg ik destijds niet mee.”

Tessa.Beeld Tine Schoemaker

Welke invloed hadden die financiële problemen op uw onderwijskansen?

“Ik studeerde eerst moderne wetenschappen en haalde goede punten, maar door moeilijkheden thuis kon ik me niet voldoende op mijn studies focussen en moest ik een andere richting kiezen. Mijn ouders hadden alleen niet genoeg geld om boeken te kopen voor de studie die ik wilde volgen, waardoor ik in een beroepsopleiding belandde. Die school zette in op mensen met een beperkt budget, maar de richting lag me niet en uiteindelijk stopte ik op 15-jarige leeftijd met school. Daar heb ik nu wel spijt van: de schooltijd is een van de mooiste periodes uit je leven.

“Mijn ouders hadden het zo zwaar door de stress om rond te komen, dat ze de tijd en energie niet meer konden opbrengen om naast me te zitten en huiswerk te maken. Ik merk vandaag dat armoede ook zwaar op mij weegt, maar ik wijs mijn kinderen wel op hoe belangrijk het onderwijs is. Daar maak ik echt tijd voor.”

Zelf ging u recent ook weer studeren. Waarom?

“Ik volg via de VDAB een opleiding tot ervaringsdeskundige in de armoede en de sociale uitsluiting. Later hoop ik een brugfiguur tussen sociale werkers en hun cliënten te worden. Vaak hebben hulpverleners het namelijk moeilijk om mensen in armoede te begrijpen. Ze weten bijvoorbeeld niet altijd waar onze frustraties vandaan komen. Ik ondervond dat ook zelf bij het OCMW. Voor je daar geholpen wordt, moet je je uittreksels van de voorbije drie maanden voorleggen. Ik kreeg toen vaak opmerkingen waarom ik iets van C&A had gekocht, terwijl Zeeman goedkoper is. Hoewel veel sociale werkers wel meegaand zijn, zorgen zulke situaties toch voor druk. Ik hoop dat ik die voor anderen kan verlichten.”

Is onderwijs volgens u de sleutel om uit armoede los te breken?

“Het is belangrijk, maar scholing is slechts één aspect binnen een groter geheel. Ik krijg weleens complimenten omdat ik studeer en dus zogezegd meer moeite doe om de armoede achter me te laten, maar zo ontstaat een contrast tussen ‘goede’ en ‘slechte’ armen. Dat klopt niet en het is bovendien gevaarlijk: iederéén levert inspanningen om uit de armoede te komen, maar sommige mensen zijn op omdat er zoveel van ze gevraagd wordt. Dat zorgt vaak voor onbegrip.”

“Volgens mij is er nood aan structurele middelen om armoede te bestrijden. Zowel de uitkeringen als de minimumlonen moeten daarbij omhoog. Want heel wat mensen zijn vandaag actief op de arbeidsmarkt en leven toch nog steeds in armoede. Een degelijk inkomen en een goede woning leggen de basis voor een leefbaar bestaan.”

Met welke maatschappelijke vooroordelen rond armoede krijgt u vandaag nog te maken?

“Ik heb het gevoel dat ik me voortdurend moet verantwoorden wanneer mijn kinderen of ikzelf een duurder product hebben of een uitstapje doen. Mensen schrikken bijvoorbeeld wanneer ik vertel dat we een abonnement op Plopsaland hebben, maar daar spaar ik wel een heel jaar lang voor. Ik wil vooral mijn kinderen ook uitstapjes gunnen, zodat ze na een schoolvakantie ook iets kunnen vertellen wanneer hun klasgenoten het over hun reizen hebben. Toch kan niet iedereen dat begrijpen, het is alsof mensen in armoede geen recht hebben op plezier. Ik hoor ook vaak dat arme burgers eigenlijk niet het recht mogen hebben om kinderen te krijgen, maar dat maakt me woedend. Mijn kroost heeft me net een reden gegeven om door te gaan, zonder mijn zoon en mijn dochter zou ik er niet meer zijn.”

Waar put u verder hoop uit om door te gaan?

“Ik ben niet zeker of er ooit een dag komt waarop ik de armoede achter me kan laten, maar ik hoop dat mijn kinderen het beter zullen hebben dan ik. Zij kunnen vandaag wél een hobby uitoefenen en in contact komen met de middenklasse. Ze leren de vaardigheden aan die ik als kind miste. Dat geeft me moed om ’s ochtends uit bed te komen.”

Peter (53): 

‘Ik werkte, maar mijn schuldenberg bleef stijgen’

“Zodra je in de schuldbemiddeling terechtkomt, ben je niet meer bezig met leven, maar met overleven.” Toen Peter De Vos 20 jaar geleden samen met zijn partner een lening van zo’n 9.000 euro afsloot, had hij nooit echt financiële moeilijkheden gekend. Dat veranderde toen het koppel uiteen ging: plots was de man verplicht om het geld alleen terug te betalen. “Ik kreeg het steeds moeilijker om rond te komen en mijn sociale leven viel volledig stil. Er werd beslag gelegd op het loon dat ik kreeg voor mijn job als tramchauffeur, maar dat was amper genoeg om de interesten voor de lening te betalen. Ik werkte dus, maar de schuldenberg bleef maar stijgen.”

Peter De Vos.Beeld Tine Schoemaker

Uiteindelijk deed u een beroep op een schuldbemiddelaar. Wat overtuigde u om die stap te zetten?

“Op een bepaald moment was de situatie niet langer leefbaar. Ik werkte enorm hard, maar zag geen licht aan het einde van de tunnel. De schuldbemiddeling bood wel perspectief, maar ik had daardoor nog een weekbudget van 25 euro. Het was een hel om daarmee te overleven. Zeker omdat de schuldbemiddelaar duizenden euro’s van me stal en mij de schuld gaf. (Het gaat hier om D.S., een advocaat die in 2017 veroordeeld werd voor grootschalige fraude, red.). Ondertussen hoorde ik mensen vaak zeggen dat mensen zelf schuld hebben aan hun armoede, maar die oorspronkelijke lening was berekend op de lonen van mijn partner en ikzelf. Ik kon niet op de breuk anticiperen.”

U stopte wel met werken toen u in de schuldbemiddeling zat. Waarom?

“Op een bepaald moment werd een vorm van reuma vastgesteld en belandde ik zes maanden in het ziekenhuis. Daarna zat ik een jaar in een rolstoel en was het dus niet mogelijk om mijn taken bij De Lijn weer op te nemen. Mijn dokter raadde me aan om bepaalde routines in mijn leven in te bouwen, maar bij de vervoersmaatschappij was het op dat moment enkel mogelijk om in een systeem van wisselende shifts mee te draaien. Uiteindelijk kreeg ik mijn medisch ontslag, maar dat zorgde voor een deuk in mijn zelfvertrouwen. In de jaren nadien heb ik af en toe geprobeerd om weer voltijds te werken, maar de vermoeidheid die bij mijn gezondheidsproblemen hoort, zorgde ervoor dat ik het nooit lang kon volhouden.”

Welke impact hadden die financiële problemen op uw mentale gezondheid?

“Ik heb verschillende depressies gehad en voelde me vaak moegestreden. Het kostte namelijk heel wat energie om telkens weer te proberen om eten op tafel te krijgen of om afspraken met schuldeisers te maken. Ik kon in geval van nood wel geld vragen bij mijn ouders en zus, maar dat voelde natuurlijk ook nooit goed aan.”

Vandaag zijn uw schulden afgelost, heeft u de armoede dan ook achter u gelaten?

“Ik heb vandaag een inkomen van 1.200 euro per maand, daarnaast krijg ik als alleenstaande vader 200 euro kindergeld voor de opvoeding van mijn 18-jarige zoon. Dat blijft krap, maar ik heb geleerd om me bij bepaalde zaken neer te leggen. Het belangrijkste verschil met de periode waarin ik voor het eerst met mijn schuldenberg geconfronteerd werd, is dat ik vandaag meer mentale rust ervaar. Meer middelen zijn altijd welkom, maar voorlopig is dit leefbaar.”

Vandaag vindt de Werelddag van het verzet tegen armoede plaats. Wat moet er volgens u gebeuren om het leven van mensen met een laag inkomen draagbaarder te maken?

“Ik denk dat er op beleidsmatig niveau een aantal kleine ingrepen mogelijk zijn die samen een groot verschil kunnen maken. Een maximumfactuur in het secundair onderwijs is een van die maatregelen die mensen als ik zou helpen: schoolboeken zijn bijvoorbeeld erg duur. Daarnaast denk ik dat scholen een belangrijke rol kunnen spelen bij armoedebestrijding. Zij kunnen de signalen van financiële problemen nog sneller opvangen dan vandaag al gebeurt. Ik hield mijn zoon vroeger bijvoorbeeld weleens thuis van school wanneer ik hem geen boterhammen mee kon geven of het nodige materiaal niet kon betalen. Ik ben vrijwilliger bij Recht-Op, een organisatie die scholen daar waakzaam voor wil maken. Als je als leerkracht merkt dat kinderen vaak zonder reden thuisblijven of geen eten bijhebben, grijp dan in en betrek de ouders. De kans dat er problemen zijn waarover ze niet durven praten, is namelijk groot.”

Met medewerking van het Netwerk tegen Armoede.