Direct naar artikelinhoud
InterviewMuziek

Nederlandse ‘rap-singer-songwriter’ Ronnie Flex: ‘Ik dacht: is mijn leven zo fucked up?’

Ronnie Flex: ‘Als artiest ben je tussen je 17de en je 20ste op je top. Dan ben je nog niet verpest door de verwachtingen van de buitenwereld.’Beeld Jouk OosterhofFotografie Jouk

Alles is nieuw in zijn leven. Ronnie Flex (29), Nederlands meest gestreamde muzikant, stopte met blowen, heeft een nieuw album én wordt weer vader. ‘Als je zelf zonder vader opgroeit, wil je zo graag dat er iemand onvoorwaardelijk van je houdt.’

Ronnie Flex mag dan de artiest zijn met in Nederland de meeste luisteraars per maand op Spotify (3 miljoen), een artiest met vijf succesalbums, tien nummer-1-hits, de artiest die als enige twee keer de prestigieuze Nederlandse Popprijs won; zelf dagdroomt hij over heel andere dingen. Over het einde van zijn carrière als popster, bijvoorbeeld – iets om naar uit te kijken. “Op een gegeven moment wil ik de transitie terug maken naar hobbyist, snap je? In plaats van hoe het nu is, in plaats van dat het zo veel van me vergt en eist.”

BIO • Nederlandse hiphop­artiest • geboren op 16 april ’92 als Ronell Lang­ston Plasschaert • eerste hit ‘Zusje’ • albums De nacht is nog jong, net als wij voor altijd (‘14), Rémi (‘17), NORI (‘18) en Altijd samen (‘21) • 2015: hiphoppro­ject New Wave (hit ‘Drank & drugs’) met Lil’ Kleine • Popprijs 2016, 2018 • 2021: realityserie; theatertour Ronnie gaat naar huis 

De transitie terug maken naar hobbyist, dat wil Ronell Plasschaert ook omdat hij vindt dat het in zijn genre gewoon niet kan, oud worden en net zo goed blijven als vroeger, tenzij je Kanye bent, of Jay-Z. “Maar dat zijn echt uitzonderingen. Het is hiphop, het is urban, het is r&b, het is muziek voor jonge mensen. Ik kan niet de muziek maken die ik nu maak als guy van midden 40 met blauw haar.”

Een paar uur eerder blijkt de interviewafspraak niet goed in de agenda van Ronnie Flex te zijn beland. De voordeur van zijn woning blijft dicht. Het wordt anderhalf uur later, laat iemand van het management telefonisch weten. Om 14.00 uur doet Plasschaert inderdaad wel open – in zijn badjas. “Goedemorgen!” Hij gaat naar boven om te douchen.

Even later komt Demi de Boer binnen, zijn vriendin, stylist en dochter van oud-voetballer Ronald de Boer. Ze is hoogzwanger, eind oktober wordt hun dochter verwacht. Tien minuten later: de bel. Abel Tamata van het management – er moet iemand van Spec, het managementbureau, bij het interview aanwezig zijn. Vijf minuten later, weer de bel: de opa en oma van Ronell komen op bezoek. Opa complimenteert Demi met de verbouwing van het huis. Is dat echt hout op de vloer of laminaat? Ondertussen loopt op de bovenverdieping nog steeds de douche.

Na een half uur stiefelt Plasschaert in een rood Adidas-trainingspak naar beneden, hij knuffelt zijn opa en oma, zegt dat hij vanmiddag bij ze langs zal gaan, zet koffie. “Sorry dat het even duurde, de dieselmotor moest op gang komen. Zullen we naar buiten gaan?” Tamata van het ­management vraagt of hij erbij zal gaan zitten. “Hoeft niet, nee hoor, is cool.”

In de tuin – kunstgras, loungestoelen, bellenblaas van zijn 2-jarige dochter Nori uit een eerdere relatie – steekt hij een sigaret op. Alles ziet er sinds begin dit jaar zonniger uit. Hij ging samenwonen, wordt weer vader, stopte met blowen, brak met label Top Notch, bracht in eigen beheer een nieuw album uit en tourt met zijn band The Fam en hun show Ronnie gaat naar huis (de titel is een verwijzing naar het gelijknamige liedje van Spinvis, een van zijn favoriete artiesten) langs de theaters. De nieuwe, positieve levensfase wordt door video-on-demanddienst Videoland gedocumenteerd in een realityserie van acht afleveringen, waarvan de laatste half november wordt uitgezonden.

De release van het nieuwe album Altijd samen, eind augustus, noemt de zanger, rapper en producer (“rap-singer-songwriter”, zegt hij zelf, hij maakt zijn eigen teksten en melodieën) “de grootste opluchting uit mijn leven”. “Ik heb jaren in de studio geploeterd. Er waren weken achter elkaar dat ik per dag twee zinnetjes opnam en met mijn tasje weer teleurgesteld naar huis ging, playstationnen, slapen, en de volgende dag weer hetzelfde. Het was zenuwslopend. Als je dan eindelijk iets hebt wat je kunt delen met de mensen, als je dan eindelijk verlost bent van die denkbeeldige kettingen en vrij bent, je weer met een frisse blik naar de toekomst kunt gaan kijken, dan is dat een ontlading. Ik had het nodig. En ik heb op dit album ook echt mijn hart uitgeknepen.”

‘Wat ik echt chill vind, is naar dure restaurants gaan. Dingen eten die ik normaal nooit zou eten. Dingen met Franse namen.’Beeld Jouk OosterhofFotografie Jouk

NRC Handelsblad noemde hem in de recensie van Altijd samen ‘een van de interessantste tekstschrijvers van Nederland’, de Volkskrant noemde het nummer dat hij voor dochter Nori schreef ‘zo liefdevol dat het bijna pijn doet’. Maar dat wil niet zeggen dat hij zelf ook tevreden is. “Nee man, nooit. Ik ben in mijn hele carrière nog nooit tevreden geweest. Dat is ook het moeilijke, dat je aan zo’n album altijd kunt blijven werken, dat je het altijd kunt blijven uitstellen. Dit keer is de knoop voor me doorgehakt door de mensen om me heen: de producer, de bandleden. Breng het gewoon uit, zeiden ze, anders blijf je voor eeuwig sleutelen. Ik wilde mijn vorige albums overtreffen, op z’n minst evenaren. Maar het was moeilijk om Rémi (het voorlaatste album, uit 2017, waarvoor hij een Edison won en dat door de jury ‘een modern meesterwerk’ werd genoemd, red.) te overtreffen. En het is me ook niet gelukt, moet ik achteraf vaststellen.”

Rémi is een beter album?

“Ja. Ik vind dat. Ik was toen 26, in de prime van mijn leven, onbevangener dan nu. Eerlijk gezegd denk ik dat je als artiest tussen je 17de en je 20ste op je top bent, want dan is die onbevangenheid het grootst. Dan ben je fantasierijk, nog niet verpest door de verwachtingen van de buitenwereld. Je bent net uit huis, weinig geld op zak, de hele dag aan het aankloten. Als je dat leven leidt, krijg je bijna automatisch leuke teksten. Misschien vlieg je soms uit de bocht, maar dat maakt het ook spannend.

“Al die dingen raak je als je ouder wordt kwijt. Technisch ben ik nu misschien beter, qua zang bijvoorbeeld, maar dat onbevangene, wat ik toch het mooiste vind aan jonge artiesten, kun je niet faken, niet oproepen. Mij is dat in ieder geval niet gelukt.”

Verlang je vaak terug naar die tijd?

“Zeker weten. Tuurlijk, optreden is leuk, geld is leuk, maar ik zou liever muziek maken vanuit vrijheid. Mijn passie ligt niet bij interviews, talkshows en fotoshoots. Mijn teksten gaan ook niet vaak over geld, omdat het me niet boeit. Eigenlijk gaat nog steeds 80 procent van mijn nummers over liefde. Dat is altijd mijn ding geweest en dat zal altijd zo blijven. Ik hou van r&b uit de nineties, van Mariah Carey, van Michael Jackson – de allerbeste, in alles – van Drake, van artiesten die op een melodieuze manier over de liefde zingen. Dat raakt mij veel meer dan raps over materialistische zaken.

“Geld hebben is leuk, maar ik leef er niet voor. Het enige wat ik chill vind, is naar dure restaurants gaan, dat is iets waarbij ik het er echt van neem. Dan eet ik dingen die ik normaal nooit zou eten. Oesters, dingen met Franse namen.”

Op je bucketlist staan twee dingen, tweette je laatst: met een telescoop naar de maan kijken en paardrijden. Ik denk dat ik nog nooit zo’n bescheiden bucketlist heb gezien.

“Ik ben simpel, wat dat betreft. Voor mij hoeft het niet zo over de top te zijn. Ik hoef niet parachute te springen, daar is de mens niet voor gemaakt. Ik zou ook niet achter op een motor stappen, want ik hou van het leven. Ik maak niet graag verre reizen, want ik vind vliegen echt akelig. Ik zou wel naar de Molukken willen, omdat mijn vader Moluks is, maar ik zie er tegenop dat ik dan in Jakarta moet overstappen op een klein vliegtuigje van een Indonesische maatschappij en dan over de zee moet vliegen.”

Je manager Breghje Kommers zei dat zij, toen ze een jaar of vijf geleden je management ging doen, schrok van je agenda. Het was ‘onleefbaar’ zei ze, hoeveel optredens in discotheken je per week deed.

“Het waren soms tien shows per week. Ik werd geleefd. En ik zei nooit nee, liet alles over me heen komen. Als me iets gevraagd wordt, denk ik dat ik het wel wil doen, maar als het er dan op aankomt, denk ik: had ik maar nee gezegd. Soms ga ik me daardoor egoïstisch gedragen. Zoals vandaag bijvoorbeeld. Ik was gisteren laat gaan slapen, ben te laat wakker, jij zit op mij te wachten en ik doe heel lang over het douchen. Dat is toch egoïstisch? Een beetje wel, vind ik. Je moet je houden aan de schema’s van andere mensen, daarin zou ik mezelf nog wel kunnen verbeteren.”

Waarom ging je bij platenmaatschappij Top Notch weg?

“Ik heb mijn contract getekend toen ik 19 was en aan het begin van mijn carrière stond. In 2011, toen ik tekende, was het kantoor van Top Notch een kamertje boven een koffietent, nu hebben ze een groot gebouw en een eigen studio, het is een enterprise geworden, en ik denk – ik wéét – dat ik daar een groot aandeel in heb gehad.

“Toen ik meer succes kreeg, is er vaak over gesproken om het contract open te breken. Maar dat werd steeds uitgesteld, ik heb het uitgezeten tot twee jaar terug. Toen kwamen ze ineens wél met een verlenging, maar met een voorstel dat totaal niet in verhouding stond tot wat ik voor ze heb gepresteerd. Ik vind het tot op de dag van vandaag spijtig, want ik heb nooit weg gewild. Voor mijn gevoel ben ik naar de uitgang gewuifd.”

De begeleiding die je nu krijgt, van Spec, heb je die gemist toen je begin 20 was?

“Toen werd ik begeleid door m’n homies. De juiste mensen om je heen hebben, is belangrijk, misschien nog wel het meest op het moment dat je een grote ster begint te worden. Omdat je dan toch de neiging hebt het zicht op de realiteit te verliezen, vanwege de bubbel waarin je leeft. Ik moet mezelf props geven dat ik altijd alles honderd (authentiek, eerlijk, red.) heb gehouden, ik heb altijd geopereerd vanuit een goed hart, nooit iets doms gedaan waardoor ik op een spraakmakende manier in de media kwam. Maar ja, misschien, als Breghje er in het begin was geweest, was dat verhaal met Top Notch wel anders gelopen. Zij is veel meer dan een manager, ze vlecht mijn haar, maakt eten, doet boodschappen. Breghje is een tweede moeder. Ik denk dat ik een andere managementconstructie heb dan de meeste artiesten.”

Breghje zei dat het vele blowen wat je deed een dodelijke combinatie was met de prestatiedruk die je jezelf oplegde. Het blowen leidde tot uitstel, waardoor de druk nog hoger werd, waardoor je als uitvlucht meer ging blowen – een vicieuze cirkel.

“Ik zat in een door mezelf gecreëerde gevangenis. Blowen deed ik al vanaf m’n 18de, het begon onschuldig, maar het werd steeds erger, tot op het dieptepunt de balans totaal zoek was. Ik deed het de hele dag door, vanaf het moment dat ik wakker werd, elke anderhalf uur. Op mijn 23ste begon het uit de hand te lopen, en dat wist ik zelf ook wel. Je loopt rond met een rotgevoel over het feit dat je te veel blowt, en als reactie daarop ga je blowen. Want blowen is een manier om alles uit te stellen en voor je uit te schuiven. Je maakt jezelf wijs dat je er iets aan gaat doen, maar het gebeurt niet.”

Had je het er met anderen over?

“Ja, met m’n matties. Maar die hadden hetzelfde probleem. ‘We moeten stoppen man’, zeg je dan tegen elkaar. Het is ontzettend moeilijk om daar uit te komen.”

Heeft het je ook iets gebracht?

“In het begin wel. Extase, tijdens het maken van of luisteren naar muziek. Als ik een joint had gerookt en ik zat in de trein op mijn oordopjes muziek te luisteren, helemaal knetter, verdween ik in het nummer. Ik hoorde elk detail, kon op een heel ander level van muziek genieten.

‘Ik kan niet om met confrontaties. Dus ik praat niet met mijn moeder over het blowen en ik zeg er niks van als iemand voor­dringt in de rij.’Beeld Jouk OosterhofFotografie Jouk

“Dat had ik ook als ik af en toe een beetje mdma gebruikte. Dan kwam ik tot nieuwe inzichten, schreef nieuwe teksten en beleefde de teksten op een andere manier. Dat is een valkuil; drugs en muziek gaan hand in hand, dat heeft de geschiedenis vaak genoeg uitgewezen. Je moet er niet te diep in verzeild raken. Want als je steeds meer gaat blowen, zoals ik deed, verdwijnt het effect. Dan is er geen gevoel meer. Het is dan alleen nog maar verdoving. Als je heel veel blowt, voel je niet meer dat je stoned wordt. Je bent het gewoon de hele tijd. En toch, tegelijkertijd heeft het me dingen gebracht.”

Nummers die je anders nooit had kunnen maken?

“Neem een van mijn grootste hits, en een van de grootste Nederlandse hits van de laatste tien jaar, ‘Drank & drugs’. Dat hebben we in twintig minuutjes gemaakt en het kwam voort uit het leven dat we toen leefden. Dat nummer was de grote doorbraak.”

Hoe zagen de dagen eruit voor je stopte met blowen?

“Op het dieptepunt waren er geen dagen, ik sloeg de dagen over en leefde ’s nachts. Ik was soms vier dagen achter elkaar thuis zonder naar buiten te gaan, zat non-stop te gamen en bestelde elke dag een pizza. Soms kwam er wel iemand langs, maar ik merkte dat het contact met mijn familie verwaterde. Terwijl de veiligheid en geborgenheid die je voelt bij je familie het belangrijkste is in het leven.”

In de documentaire De vlucht van Ronnie, die in 2019 over je is gemaakt, zien we je voor de uitreiking van de Popprijs uit een raam kotsen. Hoe vond je het om dat terug te zien?

“Toen ik gefilmd werd, had ik het niet door. Ik dacht dat de film ook de positieve dingen zou laten zien, zodat de kijker zou zien dat er twee kanten aan het verhaal waren. Maar die positieve dingen kwamen er niet in terug. Misschien maar goed ook, want dat maakt de film indringend en sterk. Toen ik hem zag, ben ik in tranen uitgebarsten, daarna wilde ik hem niet nog een keer bekijken. Bij de première zat ik niet in de zaal, ik ging ergens anders chillen.”

Schaamde je je?

“Wel een beetje. Maar het was vooral de confrontatie met mezelf die het heftig maakte. Dat je denkt: yo, ga ik echt zó slecht in m’n life? Is het zo fucked up? En ik had natuurlijk een kindje voor wie ik graag goed wilde zorgen, Nori was nummer één. Dan is het niet leuk om jezelf zo terug te zien, want je lijkt incapabel als vader.”

Breghje zei: ‘Ik heb honderden gesprekken met hem gevoerd, we hebben vier kampen georganiseerd met psychologen en coaches. Het stoppen met blowen lukte dan voor een bepaalde periode, maar we hadden geen controle.’

“Ik dacht steeds: oké, als jullie dat willen, ga ik het wel proberen. Maar het kwam niet voort uit een diepgeworteld gevoel. Het was probéren. Twee keer heb ik het anderhalve maand volgehouden, en dat was dan dus met behulp van allerlei mensen, psychologen en weet ik veel wat. Elke dag kwam er hier iemand over de vloer om met me te praten, me de nadelen van blowen uit te leggen. Maar als je het zelf niet voelt, werkt het niet.

“In januari van dit jaar wilde ik het zelf, en toen lukte het me zonder hulp. Ik ben elke dag gaan sporten om de dagen te vullen. Ik ben een tijdje in Abcoude (stadje onder de rook van Amsterdam, red.) gaan zitten, waar mijn schoonmoeder woont. Daar ging ik naar een weiland zitten kijken, een beetje muziek maken, soms een wandelingetje naar de groentejuwelier. Beetje groente halen. Gezond leven. Demi is niet van mijn zijde geweken. Dat heeft me geholpen om niet weer in dezelfde val te trappen. Want je stopt niet alleen voor jezelf, maar ook voor haar en voor Nori.”

Vond je het meteen leuk om vader te zijn?

“Ik heb altijd een kinderwens gehad, ik ben zorgzaam. Dus ik vond het leuk, maar het was iets nieuws. Het was moeilijk om uit de lifestyle te komen waarin ik zat toen Nori werd geboren. En ik was alleen. Haar moeder en ik waren al lang bevriend, maar hadden nooit een relatie. Nori kwam bij me slapen zodra ze negen maanden was. Haar moeder heeft me altijd toegelaten, ze heeft er vertrouwen in gehad dat het beter zou worden, ze heeft niet gezegd: zorg eerst maar dat je je leven op orde krijgt. Wat er bij mij altijd is geweest – en ik denk dat zij dat misschien ook heeft gezien – is de sterke wil om er voor Nori te zijn.

‘Ik denk dat het mij goed heeft gedaan dat er iemand in mijn leven is gekomen voor wie ik verantwoordelijk ben en die onvoorwaardelijk van me houdt.’Beeld Jouk OosterhofFotografie Jouk

“Dat zie je ook in die docu. In het begin moet Nori huilen als ik haar vasthoud, je ziet dat ik me er geen raad mee weet. En later zie je dat ze juist niet bij me weg wil, dat onze connectie als vader en dochter sterk is geworden. Ze is hier nu drie dagen per week.”

Hoe ging dat samen, zoveel wiet roken en voor een baby zorgen?

“Dat was, eh, nou ja, ik maakte me natuurlijk veel meer zorgen. Juist omdat ik blowde. Als je blowt, en je gaat slecht, dan ga je je zorgen maken over de dingen die niet goed gaan in je leven. Het blowen maakte me minder actief maar wel extra oplettend. Je kunt het ook paranoïde noemen – ik ging vijf keer per nacht naar boven om te kijken of ze nog ademde en of ze goed lag. Je hebt ergens het gevoel dat je tekortschiet, dus je mag het niet verpesten, dat gevoel. Ik maakte me extreme, extreme zorgen.”

Je moeder zei dat je sinds Nori’s geboorte een ander mens bent.

“Ik denk dat het mij goed heeft gedaan dat er iemand in mijn leven is gekomen voor wie ik verantwoordelijk ben en die onvoorwaardelijk van me houdt. Ze heeft mij nodig. Hoe meer liefde ik haar geef, hoe meer ik terugkrijg. De liefde van een kind voor een ouder is niet te evenaren door welke andere soort liefde in het leven dan ook.”

Vulde het ook een leegte op?

“Zeker. Het gaf me weer een reden om te ‘zijn’. Dat was ik kwijtgeraakt, gaandeweg. Ik wist niet meer waar ik het eigenlijk voor deed. Ik heb echt een beetje in de put gezeten. Muziek maken is leuk, het geld wat ik verdiend heb ook, maar het gaf me niet het geluk dat ik nodig had. En dat gaf zij me wel.”

Je zegt ‘een beetje in de put’, was het een depressie?

“Ja, ik denk het wel. Ik vind het moeilijk om te zeggen, omdat er mensen op aarde zijn die het echt fucked up hebben. Hoe kan ik dan zeggen dat ik depressief ben, met alles wat ik heb – snap je?”

Je moeder zei ook dat je haar nooit iets vertelt. Ze merkte aan je dat je worstelde met het blowen, maar je sprak er niet over.

“Nee, klopt. Het is moeilijker omdat mijn moeder zo dichtbij staat. Dat is eigenlijk wel gek, ik vind het makkelijker om met een vreemde te praten over dingen die me dwars zitten dan met mensen die dicht bij me staan. Met hen praten is te confronterend. Dat is misschien een van mijn slechtere eigenschappen, ik kan slecht omgaan met confrontaties, zowel met mezelf als met anderen. Ik ontwijk ze. Van het kleine tot het grote. Dus ik praat niet met mijn moeder over het blowen en ik zeg er niks van als iemand voordringt in de rij.”

De ouders van Ronell Plasschaert scheidden toen hij 3 was, zijn Surinaams-Nederlandse moeder hertrouwde en woont nog steeds in Capelle aan den IJssel, zijn Moluks-Nederlandse vader vertrok op Ronells 13de naar Amerika om daar een carrière als muziekproducer na te jagen. Acht jaar zag hij zijn vader niet. Het sloeg een diepe wond. “Het is op zich niet bijzonder, een van je ouders missen, ik zie het veel om me heen. Misschien is het wel zo dat je kinderwens dan groter wordt, omdat je zo graag wilt dat iemand onvoorwaardelijk van je houdt.

“Het contact met mijn vader was na de scheiding altijd goed, ik zag hem elke twee weken. Veel minder vaak dan ik met Nori ben, maar hij was er wel. En toen ging hij weg. Natuurlijk denk je: waarom blijf je niet voor mij? Maar mijn vader is en was mijn held, hij was er vroeger vaak genoeg voor mij om mij dat te laten voelen.”

Waarom was hij je held?

“Is. Ik was echt een vaderskindje, mijn broertje trouwens ook. Ik heb gewoon een hele lauwe vader, man. Hij was jong, hij was cool, hij bracht me in aanraking met hiphop, met zwarte cultuur, hij kon tekenen, pianospelen, beats maken. Hij gaf me mijn eerste geschiedenisboeken, boeken uit de jaren zeventig, daar is mijn interesse voor geschiedenis begonnen, nog voor ik kon lezen. Dan keek ik naar plaatjes van Inca’s die aan het matten waren. Ik vond het hard.

“Mijn vader leerde me wat de oorsprong van dingen was: als ik zei dat ik Eddie Murphy goed vond, liet hij me Richard Pryor zien, snap je? Niemand in de klas had zo’n coole vader als ik. En toen vertrok hij naar Los Angeles. Hij kreeg 30.000 euro van platenmaatschappij BMI om naar de Verenigde Staten te gaan om beats te maken. Hij was echt goed, dus ik geloofde erin. Ik dacht: hij gaat het maken. Ik ben zometeen lit, ik loop straks in frisse outfits, want hij gaat het regelen. Dat geloofde ik, maar het is niet zo gegaan.”

Hoe ging het wel?

“Hij ging erheen, na een jaartje kwam hij terug, voor twee weken, daarna heb ik hem acht jaar niet gezien. Hij heeft het niet gemaakt in de muziek, maar hij woont nog steeds daar.

“In het begin, de eerste paar jaar, was er nog telefonisch contact, hij stuurde soms iets op, maar dat verwaterde. Ik líét het verwateren, toen ik een jaar of 17 was en gemengde gevoelens begon te krijgen over de hele gang van zaken. Ik wilde dat hij er was, ik wilde geen contact via de telefoon. Dan maar niet, dacht ik, ik ga wel gewoon mijn gang, m’n leven leiden op straat met m’n matties.

“Elk jaar, op mijn verjaardag, kreeg ik een brief van hem. Tot op de dag van vandaag vind ik het daardoor niet chill om jarig te zijn. De eerste jaren was ik blij met die brief en dat cadeautje, maar dat veranderde in de loop der jaren. De teleurstelling omdat hij er niet was begon toen te overheersen – het verdriet, eigenlijk, diep verdriet, wat veranderde in boosheid.

“Tot ik 18 werd, weer een brief kreeg en dacht: ik maak die brief niet open. Terwijl ik wist dat als ik die brief wel zou lezen, het me veel zou doen, want mijn vader is goed met woorden. Hij kan alles: beats maken, schrijven, dichten. Die brieven van hem, dat waren geen normale brieven. Maar het bleven brieven, waarin hij schreef hoe trots hij op me was, terwijl hij er nooit wás. Die brieven deden pijn.”

Bleef hij elk jaar brieven sturen?

“Ja, nog steeds. Cadeau erbij. Maar nu zijn er sociale media, er is meer contact dan vroeger. Twee jaar geleden is hij naar Nederland gekomen, ook om Nori te ontmoeten. En toen ik begin 20 was, ben ik met mijn acht jaar jongere broertje naar Los Angeles gegaan en drie weken bij hem gebleven. Dat was, eh, kapot leuk en emotioneel. Als je als kind opkijkt tegen je vader, ben je op het moment dat je hem na zo veel jaar weer ziet, niet boos. Wij waren niet boos. Ik was gewoon blij, dat gevoel overheerste.”

Je broertje Samir Plasschaert, alias ADF Samski, is ook de muziek ingegaan.

“Ja, hij heeft een andere moeder, maar sinds mijn vader weg was hebben onze moeders erg hun best gedaan om het contact tussen ons goed te houden. Hij kwam bij me logeren. Hij doet nu zijn ding in de muziek, hij is ontzettend goed. Ik denk persoonlijk dat ons succes vreugde brengt bij mijn vader. Als jij het zelf niet maakt, maar je kinderen wel, dan heb je het alsnog een beetje gemaakt, toch? Ik denk en hoop dat hij het zo ziet.”

Heb je hem gevraagd waarom hij acht jaar weg is gebleven?

“Nee, nee, nee. Ook niet toen we bij hem waren. De dag dat we weggingen was een emotionele dag, ook omdat we allemaal wisten dat dit het was; een vertrek voor onbepaalde tijd. Zijn vrouw probeerde het me uit te leggen, ze zei dat het met van alles te maken had, met geld onder andere. Maar van hem heb ik het nooit gehoord, en die confrontatie ben ik zelf ook uit de weg gegaan. Hoe het is gegaan, en waarom, dat boeit me ook niet meer. Ik wil gewoon mijn vader in mijn leven hebben. Is dat gek? Dat is wel zoals het is.”

Heeft je eigen vaderschap je kijk op hem veranderd?

“Ja, je gaat er natuurlijk over nadenken. Ik zou Nori nooit zo lang kunnen missen, nooit zo uit haar leven kunnen stappen. Ik zou nog liever de aarde verlaten dan dat ik dat zou doen.”

Kun je je nog herinneren dat Nori hier voor het eerst kwam slapen?

“Ja, ik wist me er geen raad mee. Ze was negen maanden en ze viel maar niet in slaap, ik heb drie uur lang met haar in de kamer rondgelopen. Als ik haar neerlegde moest ze huilen, ik moest haar op mijn schouder houden. Ik heb kapot lang door de woonkamer gelopen, een marathon, tot ze tegen me aan in slaap viel. Een overwinning. Eerst was ze onwennig bij mij, maar op een gegeven moment zag ik aan haar dat ze begreep: jij bent hier om voor mij te zorgen, doe m’n luier maar, geef me maar eten. Ze accepteerde me, dat zag ik in haar ogen. Ik zag dat ze me vertrouwde.”