Direct naar artikelinhoud
InterviewWim Lybaert

Wim Lybaert: ‘Ik vind het een hele klus, opvoeden’

‘Ik vind het een hele klus, opvoeden. Het is ook wat, hè, zien hoe je kind worstelt, en als ouder niet meteen de ­juiste pleister voor de wonde vinden.’Beeld Thomas Sweertvaegher

Na vier seizoenen kwam De Columbus aan op zijn eindhalte en wordt hij door Wim Lybaert (53) uit roulatie genomen. 28 afleveringen lang stak Lybaert elegant zijn neus in andermans zaken, en toonde hij foeterend en toeterend aan dat onder de wegenkaart van Europa een sensationeel schilderij verborgen zit. 

“Hier: mosterdblad.” Wim Lybaert helt voorover, ritselt een blaadje van de plant, en geeft het me. “Proef maar.”

We lopen door een grote, door een herfstzon ingestopte kasteelmoestuin in een Limburgs dorpje dat zich stilhoudt in een stiekeme plooi van het landschap. Sinds januari helpt Lybaert Gust, de vaste moestuinier van de graaf die het nabijgelegen kasteel bewoont, met het onderhoud van de moestuin. ‘Het zijn drukke jaren geweest, en ik had nood aan wat rust en afzondering. En aan met mijn vingers in de grond woelen. Het bezorgt me ook inspiratie voor het nieuwe boek waaraan ik werk: een pil van vijfhonderd pagina’s over moestuinieren – tien jaar na m’n eerste boek.’

Ondertussen neemt Lybaert ook afscheid van De Columbus, zijn programma dat na vier seizoenen een point final krijgt.

Wim Lybaert: “Dat doet me onvermijdelijk even stilstaan bij die vijf jaar van hard werk, bij die 28 afleveringen: wat hebben ze me bijgebracht?

“Het reizen met die bus heeft dingen in me aangeboord… Dingen die al in me zaten, maar wel verstopt bleven. (Twijfelt) Hoe zeg ik dat nu goed? De Columbus heeft me van een zekere schroom afgeholpen. Toen Marleen Merckx me op één van de eerste reizen plots iets heel persoonlijks vertelde, iets waar ze tevoren nooit over gepraat had, deinsde ik terug. Ik wilde daar ver van af blijven, er met een boogje omheen lopen. Eigenlijk was ik toen de anti-journalist: vooral níét doorvragen. Het was een vorm van pudeur die me tegenhield, een oud mechanisme in mij dat me ervan weerhield om kwetsbaar of persoonlijk te worden. Als ik daar nu over nadenk, vind ik dat ik toen heel onbeleefd was. Want wie je in vertrouwen neemt, zegt eigenlijk: ‘Vraag maar! Ik wil het je graag vertellen.’ Ik ben daar nu, vijf jaar later, heel erg in veranderd. Ik ben niet langer bang van de grote emoties, ook niet bij mezelf. Die schroom is weg.”

Toch ben je in De Columbus altijd meer op de stilte dan op de vraag blijven rekenen.

Lybaert: “Het is eerder mijn houding die de verhalen losweekt, denk ik: ik straal iets van veiligheid uit. De belofte dat ik niet aan de haal zal gaan met je verhaal. De klassieke interviewvorm, met twee mensen die intens communiceren met elkaar, is trouwens ook praktisch onhaalbaar in De Columbus. Tijdens het rijden kan ik mijn gast niet in de ogen kijken, hè. Onze blikken zijn altijd vooruit gericht, op de weg, op het landschap. Dat zorgt er vaak voor dat mijn gast onbekommerd een gedachtenstroom ontwikkelt, zonder dat hij of zij afgeleid wordt door een reactie van mij. En dat werkt. Het klinkt gek, maar eigenlijk kan een goed gesprek gebaat zijn bij een gebrek aan interactie.”

Toen Wim Willaert begon te huilen, leek je dat aanvankelijk niet op te merken.

Lybaert: “Ja, ook dat heeft met die praktische setting te maken. Ik moet tien fucking ton veilig over smalle wegen krijgen, vaak veel te hoog in de bergen: ik kán de gezichtsuitdrukking van mijn gast niet voortdurend peilen.”

Als ik alle afleveringen van De Columbus heb gezien, heb ik je dan goed leren kennen?

Lybaert: “Dat is iets waar ik een beetje mee worstel: de spagaat tussen de sympathieke buschauffeur in De Columbus en wie ik ben in het echte leven. Die buschauffeur is een opgepoetste versie van mezelf. Geen válse versie, hoor, we hebben geen fictie gemaakt: er zit ook echt een aardige, vrolijke, verwonderde man in mij. Maar ook: een nonchalante vader, een norse echtgenoot, een vriend die niet altijd even attent is. Het is een gekke gewaarwording om dan afgeschilderd te worden als de ideale schoonzoon, en – naarmate de reeks vorderde – ook als de ideale man en de ideale vader.”

Waarom laat je je niet gewoon helemáál zien?

Lybaert: “Mja, ’t is waar… Daar heb je een goed punt. Soms fantaseer ik er wel over om op het scherm zonder schroom de bad boy te zijn, om me niet te schamen voor mijn onvolkomenheden. Maar ik zit soms met voor mij onbekende mensen op de bus, dan laat je je automatisch van je goede kant zien. Dat is in het dagelijkse leven ook zo. En ik ben een pleaser, vrees ik, een ijdeltuit die gilt: ‘Zie mij graag!’ (Denkt na) Misschien doe ik mezelf nu wel een beetje tekort. Ik ben ook geen gangster, hè.

“Televisie is niet geschikt voor absolute eerlijkheid. Ik had er laatst nog een discussie over met Philippe Geubels. Hij had veel commentaar gekregen op de aflevering waarin hij te gast was, omdat hij daarin niet de onschuldige lolbroek bleek waarvoor mensen hem doorgaans houden. ‘Maar je bént soms ook een pain in the ass,’ zei ik hem, ‘je kúnt ook gewoon een flink pakske zagen.’ En dat hebben we toen laten zien, omdat we het héle beeld wilden tonen. Alleen: dat had een naar, ongewenst effect. Want de kijkers zagen Philippe als de bad boy, en mij als de goeierd. Terwijl dat helemaal niet klopte! Ik kan ook een ongelooflijke zaag zijn.”

‘Dat ik niet opmerkte dat Wim Willaert begon te huilen? Ik moet tien fucking ton veilig over smalle wegen krijgen, vaak veel te hoog in de bergen: ik kán de gezichtsuitdrukking van mijn gast niet voortdurend peilen.’Beeld © VRT

DE KATTENKOP

We zijn in de tuin gaan zitten van het huis dat Lybaert huurt om aan zijn boek te werken. Hij jaagt het vuur in de open haard, en zo krijgt het gesprek er een krakende stem bij.

Lybaert: “Een gebrek aan plannen en een verlangen naar vrijheid: daar leunt De Columbus heel erg op. Zelf vertaal ik het altijd als een terugkeer naar de kindertijd – alles mag, niets moet. Mijn gasten krijgen in hun dagelijkse leven niet meer de kans om een kind te zijn, hè. Of ze nu minister, acteur of tv-presentator zijn: er wordt ernst en discipline van hen verwacht, een volle deelname aan het leven. Bij sommigen lukte het vanaf het eerste moment om weer 12 te worden, bij anderen duurde het een dag, bij nog anderen twee dagen. Het vraagt overgave, en overgave is moeilijk.”

Heb je enig idee waarom je zo hartstochtelijk graag weer 12 wilt zijn?

Lybaert: “Ik koppel er geen diepe gedachten aan. Het is eerder een vaststelling: in alles wat ik doe, grijp ik terug naar die jonge jaren. Dat zal vast te maken hebben met de idyllische kindertijd die ik gehad heb. Ik ben opgegroeid met fruitbomen in de tuin, met weidse natuur daarrond, met het bostje waar ik kampen bouwde. Daarna kwam ik in het echte leven terecht, en dat begreep ik niet goed. Plots was ik mijn onbezonnenheid kwijt, dat gevoel van puur, evident en onaantastbaar geluk. Ik heb lang gezocht naar een manier om dat terug te krijgen, en met De Columbus vond ik die. En met dit hier ook (wijst naar het vuur en de fraaie file van lege wijnflessen daarnaast). Met een paar oude vrienden van het college hier zitten, in de natuur, met net wat te veel flessen wijn binnen handbereik: dan ben ik meteen weer 12.

“Het is toch niets uitzonderlijks, denk ik: blijft niet zowat iedereen een leven lang op jacht naar het gevoel van die eerste jaren? Naar die vrijheid, naar die zomers die eeuwig lijken te duren? (Denkt na) Je kunt me alleszins niet aanwrijven dat ik in mijn programma’s ver wegloop van mezelf. Toen de eerste reeks op antenne ging, belde mijn beste vriend me – we kennen elkaar al veertig jaar. ‘Wim, behalve jou ken ik niemand, maar echt níémand, die geld verdient met de absolute kern van wie hij is.’ En hij herinnerde me eraan dat we in het vijfde leerjaar, toen we les kregen van De Kattenkop, op de achterste rij dezelfde dromen koesterden. Dat we op kladpapiertjes hetzelfde zaten te tekenen: een grote bus, een dubbeldekker, met alles erop en eraan – een bed, een fornuis, een diepvriezer, een bubbelbad zelfs. En ik bouwde mijn Lybaert-mobiel vervolgens ook na in Lego.

“Ik herinner me ook de zolder van m’n ouderlijk huis. Daar stond wat op een zolder hoort te staan: onbestemde rommel, datgene wat je niet meer gebruikt maar toch niet weg wilt doen. Ik vond er een slee, en daar installeerde ik een radio op batterijen op, en gewapend met een hoop proviand ging ik dan op expeditie op de zolder. (Glimlacht) Die tapis-plain gleed heerlijk.”

Eigenlijk rijd jij dus al je hele leven met De Columbus rond?

Lybaert: “En toch zou ik zelf niet de perfecte passagier zijn. Ik heb gasten in mijn bus gehad die écht de geest van het programma ademen: ‘We kunnen naar links, we kunnen naar rechts, dus laten we vooral niet rechtdoor gaan.’ Mensen die niet bang zijn voor een bruuske, brutale afslag in hun leven. Ik ben daar anders in, eerder de twijfelaar dan de avonturier. Ik ben ooit ook wel een maand gaan rondtrekken in Zuid-Amerika om een liefdesbreuk weg te kauwen, maar toch: in wezen ben ik iemand die de dingen graag goed gepland ziet. De verrassing sluit ik bij voorkeur uit: ik weet graag waar ik heen ga.”

'Zodra je jezelf ervan overtuigd hebt dat we in wezen niet zo veel verschillen, kun je met iedereen praten. Op café in China lukte het me om te communiceren, door plat West-Vlaams te praten.’Beeld Thomas Sweertvaegher

FORSE ALCOHOLKEGEL

Lybaert verdwijnt even in de keuken en komt dan terug met twee obese hompen vlees. “Rubia gallega: Spaans rundsvlees, uit Galicië.” Hij schuift een rooster over het vuur, laat de vlammen naar het vlees reiken, en schenkt onze glazen halfvol.

Lybaert: “Hoe verschillend de levensomstandigheden ook zijn, overal ter wereld kom je dezelfde mensen tegen. Er zijn maar een paar grote thema’s in een mensenleven. Het gaat over gezondheid, liefde en dood. En over het grote raadsel, de onoplosbare vraag wat we hier een jaar of tachtig lang lopen te doen, en waarom in hemelsnaam.

“Zodra je jezelf ervan overtuigd hebt dat we in wezen niet zo veel verschillen, kun je met iedereen praten. Vijftien jaar geleden zat ik met Martin Heylen twee maanden in China, voor Man bijt hond. Daar ging ik vaak in m’n eentje op café: in het hol van Pluto, op plekken waar ze nog nooit een buitenlander gezien hadden, ging ik pinten drinken. En het lukte om te communiceren. Concreet: door plat West-Vlaams te praten.”

(lacht)

Lybaert: “Ik méén het! Want dat West-Vlaams is mijn moedertaal, en daardoor sloot mijn mimiek heel erg aan bij wat ik probeerde te zeggen, en begrepen ze mij. In Noord-Afrika heb ik hetzelfde meegemaakt, maar dan met mierzoete muntthee in plaats van pintjes. En tussen twee opnames van De Columbus door heb ik zo eens ongewild een verhitte discussie over de Joegoslavische oorlogen ontketend tussen een aantal Kroaten met wie ik de avond doorbracht.”

Zie je – behalve die universele thema’s waar je het over had – iets wat die 28 gasten in je bus met elkaar deelden?

Lybaert: “Ik geloof dat ze allemaal worstelen met hetzelfde verleden. Dat van het katholieke Vlaanderen, bedoel ik. Niet dat ze stuk voor stuk hun kindertijd in de kerk hebben gesleten, en nog nachtmerries hebben over de catechismus die ze moesten opdreunen. Het zit ’m eerder in de mentaliteit, in dat bedompte sfeertje dat ook na de ontkerkelijking nog lang is blijven doorwerken in Vlaanderen. Het korset van schuld en boete! De eeuwige verplichting om bescheiden en nederig zijn! Het verbod op frivoliteit! Het kwam bij iedereen naar boven. En het mooie: niemand bleek echt boos te zijn op zijn of haar ouders. Omdat iedereen inziet dat die óók maar het product waren van een tijd en een plaats.”

In de laatste reeks bleken die ouders – en dan vooral: de vaders – opvallend vaak niet opgewassen tegen hun taak. De vaders van Helmut Lotti en Charlotte Adigéry verdwenen snel uit het gezin, Rick de Leeuw verloor zijn beide ouders op jonge leeftijd, de vader van Wim Willaert reed zijn omgeving vast in stug- en starheid.

Lybaert: “Wim zei daar iets heel moois over: ‘Als ouder weet je nooit wat je je kind aandoet.’ En zo is het, natuurlijk: ouders zwemmen doorgaans in een vijver vol goeie bedoelingen. De intenties zijn haast altijd zuiver. En tóch verwonden we onze kinderen.”

Zoals de dronken pastoor uit het verhaal van Wim Willaert het uitdrukte, in een mis met plechtige communicanten: ‘Hier staan vijf ruwe diamantjes, en jullie, ouders, gaan er allemaal brokken van afkappen.’

Lybaert: “Precies. Ik geloof trouwens dat het een goeie zaak was dat die pastoor dronken was, anders had hij dat allicht nooit durven te zeggen.

De Columbus heeft me vaak doen nadenken over hoe ikzelf m’n kinderen opvoed. Zal ik later óók de boel overschouwen, en vaststellen dat ik te veel brokken van mijn diamantjes heb afgekapt?”

Misschien valt dat wel mee. Tijdens je reis met Jan Kooijman barstte je in snikken uit toen je vertelde over de moeilijke periode die je dochter op dat moment doormaakte. Daar zag ik een gevoelige, betrokken vader.

Lybaert: “Het is ook wat, hè, zien hoe je kind worstelt, en als ouder niet meteen de juiste pleister voor de wonde vinden.

“Ik vind het een hele klus, opvoeden. Ik behoor tot de generatie die de opvoedingsmethoden van de eigen ouders heel bewust en kritisch geanalyseerd heeft, die precies aangeduid heeft waar de kwetsuren zijn ontstaan. En die het dus béter zou moeten doen. We zullen niet meer kunnen zeggen: ‘We deden maar wat, want we wisten van niets.’ Maar ik betwijfel of het wel echt zo werkt. Ik ben er nogal zeker van dat mijn kinderen me later ook op mijn blinde vlekken zullen wijzen, op de generatiekloof, op wat ik, al mijn goede bedoelingen ten spijt, in hen ontregeld heb.

“Wim zei ook nog dat je een kind voor vol moet aanzien, dat je het niet mag degraderen tot een kleuter als het dat al lang niet meer is. Ik probeer dat. Als mijn oudste zoon – hij is 17 – met slechte punten thuiskomt, is mijn reflex om hem te verbieden om uit te gaan. Maar die reflex slik ik in, omdat ik besef hoe onnozel hij is: zo deden mijn ouders het bij mij, en dat had het omgekeerde effect, want zodra ik op kot zat, deed ik niets anders dan uitgaan. Dus laat ik ’m uitgaan en probeer ik over die slechte resultaten te praten. Hetzelfde met alcohol. Ik druk mijn oudste zoon op het hart dat het niet erg is als hij pintjes drinkt met zijn vrienden, dat ik niet de kijvende vader zal zijn als hij met een forse alcoholkegel thuiskomt, maar dat hij wel over z’n veiligheid moet waken. Dat hij niet dronken op z’n fiets over straat mag zwalpen, of met ne zatte meerijden. Dat klinkt allemaal goed, maar is het de juiste manier? (Haalt hulpeloos de schouders op) Ik weet het niet. Soms vraag ik aan mezelf om wat aanweziger te zijn, om meer grenzen te stellen.”

Je kunt je ook niet onttrekken aan de blik van je kinderen. Ze doorzien je. Ze weten hoe het met je gaat, ook al probeer je iets anders te acteren.

Lybaert: “O ja. Je verhult niets, hè: kinderen zien je kwetsbaarheid, je tristesse, je onvolkomenheden. En de mijne zijn dan ook nog eens heel mondig en benóémen dat dus allemaal.

“De mondigheid van die generatie maakt me wel optimistisch. Ik geloof oprecht dat de Greta’s en Anuna’s van deze tijd de wereld vooruit gaan helpen. Dat bewustzijn over het klimaat, de vanzelfsprekendheid waarmee ze in een gekleurde wereld leven, de openheid waarmee ze met gender omgaan: dat gaat blijven hangen. De generatie van mijn ouders krijg je niet meer veranderd, en die van mij hangt er een beetje tussen: we willen onszelf wel enigszins in vraag stellen, maar blijven tegelijk toch gehecht aan onze oude gedachten en reflexen. Maar de generatie van mijn kinderen, die gaat de dingen écht veranderen. Het is zoals Charlotte Adigéry het in De Columbus zei: zelf zal ze het racisme haar hele leven blijven proeven, maar voor haar kinderen zal dat al anders zijn, en haar kleinkinderen zullen helemaal in een andere, vrolijkere realiteit opgroeien.”

Daarop volgde een prangend fragment. ‘Ik ken geen mensen die er anders uitzien dan ik’, zei je haar. ‘Ik weet van toeten. En ik vind het frustrerend dat ik zo dom blijf.’

Lybaert: “Ik ben blij dat je dat aanhaalt, want het is mijn favoriete fragment uit de reeks. Ik zat al dertig jaar te wachten om dat eens te kunnen zeggen tegen iemand die er niet uitziet zoals ik. Het bleek bovendien de goeie manier: Charlotte was opgelucht dat ik m’n eigen onbeholpenheid eerlijk onder woorden bracht. Ik – en met mij zoveel mensen – kom uit een heel rigide, besloten wereld. Ik zat op een jongenscollege in Brugge: tot mijn 18de had ik nooit een meisje gezien, of iemand van kleur, of iemand die zich openlijk outte als homo. Dan is het niet zo evident om de sleutel te vinden tot de echte wereld, die zoveel complexer, zoveel geschakeerder is. En dan kun je bang worden en helemaal naar de rechtse conservatieve kant opschuiven, maar je kunt ook proberen om te luisteren, en vragen: ‘Leg me uit wie je bent, hoe je leeft en op welke voor mij onzichtbare grenzen je loopt. En vooral: wat je van mij verlangt.’ Ik hou niet van het wat wrokkige, agressieve activisme van de wokebeweging, maar ik ben het wel helemaal eens met de basisgedachte: iedereen moet de kans krijgen om van betekenis te zijn.”

'Die buschauffeur is een opgepoetste versie van mezelf. In mij zit ook een nonchalante vader, een norse echtgenoot en een niet altijd even attente vriend.'Beeld Thomas Sweertvaegher

DE NAVELSTRENG

Met de pontificale trots van de geboren gastheer verhuist Lybaert het vlees van het vuur naar onze borden. De salade en de tomaten heeft hij net geoogst in de moestuin. “Het is een côte à l’os van een oude koe”, doceert hij. “Vandaar de diepe, volle smaak.”

Ik vraag hem hoe hij een imaginaire vijfde reeks van De Columbus zou invullen – eentje waarin hij met zijn intimi op reis zou gaan.

Lybaert: “Katrien, mijn vrouw, zou mijn eerste compagnon zijn. Ze vraagt trouwens al lang om eens met die bus op reis te gaan (lacht). Ze zou er goed passen: Katrien is iemand die niet bang is, die het volle leven niet schuwt. Ze heeft ook altijd televisie gemaakt, en eigenlijk was ze voorbestemd om eindredacteur te worden. Maar ze heeft zich heel erg weggecijferd voor het gezin, voor de kinderen. Voor mij dus, eigenlijk, want ik was ondertussen m’n drukke leven aan het leiden. De Columbus zou een catharsis kunnen betekenen. Vier dagen waarin ik zou zeggen: ‘Voor mij hoeft het allemaal niet zo meer, schuif jij nu maar naar het voorplan. Breek uit!’ In het echte leven zeg ik haar dat ook, hoor, maar daarin smelt zo’n voornemen al snel in de routine van elke dag.

“In de tweede aflevering zou ik mijn twee zonen meepakken. De oudste wordt binnenkort 18 en gaat op kot, de tweede is 14, je merkt dat we elkaar zullen moeten loslaten – en daarbij zal het grootste werk voor mij zijn. In zo’n vierdaagse waarin je op elkaar aangewezen bent, zou dat makkelijker zijn. Dan zou het een soort van ritueel worden, iets plechtigs dat de overgang markeert naar een ander soort relatie.

“Wie zou ik nog meenemen? Philippe, natuurlijk, de jeugdvriend over wie ik het had. Hij is wat gereserveerd, niet tuk op veel belangstelling, en dat hele kamperen zou hij hartstochtelijk haten. Maar het zouden vier heerlijke dagen zijn, want hij houdt van het goede leven. Schenk hem volle glazen wijn en hij heeft het hart op de tong.

“Kunnen er in die imaginaire reeks ook mensen van over het graf mee?”

Natuurlijk! De VRT schenkt je ongelimiteerde vrijheid.

Lybaert: “Dan kies ik voor mijn grootouders – ook al zijn ze alle vier gestorven. Ze hebben die prachtige jeugd van me minstens even hard vormgegeven als mijn ouders: ik had een hechte, vanzelfsprekende band met hen. Er zitten strakke draden tussen wie mijn grootouders waren en wie ik nu ben. De liefde voor het land en de lucht, voor het krioelen in de aarde, voor proeven van wat je zelf geplant hebt: ze komt van hén.

“Maar zoals dat altijd gaat: ik ben hun veel vergeten te vragen. Ik keek met de liefhebbende blik van de kleinzoon, maar ik vroeg me te laat af wie ze als mens waren, en hoe ze zelf naar hun geschiedenis keken. Mijn grootmoeder was bijvoorbeeld maar tot haar 11de naar school geweest. Daarna moest ze naar de fabriek, later naar het gezin, naar de keuken. Ze was een heel intelligente vrouw, dus dat moet toch geschrijnd hebben? En mijn grootvader heeft na de oorlog zes maanden in den bak gezeten omdat hij zogenaamd zwart was. Maar ik heb nooit geweten hoe dat nu precies zat. Hij was een grote flamingant, ja, dat wist ik. Maar wat is er toen echt gebeurd, en hoe keek hij daarop terug? Dat zou ik hem dus vragen in die bus.

“Helemaal op het einde van de reeks, wanneer ik gewapend ben met de inzichten van mijn grootouders, mogen mijn ouders mee.”

Zou het een vrolijk tochtje worden?

Lybaert: “Goh, in eerste instantie zou het toch een gevecht zijn. Om hen uit het korset van het goed fatsoen te krijgen, bedoel ik, om door het muurtje te breken. En het zouden ook twee aparte afleveringen zijn, want mijn ouders zijn gescheiden toen ik 18 was. Mijn vader woont in Gistel, mijn moeder in het zuiden van Frankrijk. Ze gaat er nu beginnen aan de olijfpluk – een klus van wéken.”

Vond je het jammer dat je ouders uit elkaar gingen?

Lybaert: “Neen. Mijn moeder kwam het me op een avond vertellen – ik lag al in bed – en ik begreep het meteen.

“Ik draag die scheiding niet mee. Wat daarvoor kwam, dát heeft impact gehad. Ik had thuis een volwassen man en een volwassen vrouw gezien die elkaar wel zochten maar niet vonden – en niet tot een volwaardige, intieme liefde kwamen. Er wijst een pijl van die werkelijkheid naar mijn eigen liefdesleven: voor ik Katrien ontmoette, implodeerden mijn relaties altijd weer.

“In mijn omgeving zie ik nu veel vergelijkbare scheidingen: de kinderen staan op het punt om uit te zwermen, en plots beseffen de ouders dat ze de rest van hun leven niet met elkaar willen doorbrengen. Als mensen me daarover in vertrouwen nemen, let ik erop dat ik nooit een oordeel uitspreek. Ik ben zelf een paar keer met mijn kop tegen de muur gelopen, en telkens werd ik beoordeeld en veroordeeld. Daarna dacht ik: hoe unfair was dat? Mensen leggen de dingen graag tegen de lat van hun eigen grote gelijk, maar je weet toch nooit helemáál wat er in de ander omgaat, wat die denkt en voelt, en waarom hij doet wat hij doet?”

In De Columbus vertelde Wim Willaert dat hij net voor de dood van zijn moeder haar blik ving en recht in haar ziel kon kijken. Charlotte Adigéry getuigde over het omgekeerde: zij ziet hoe haar dementerende vader dwars door haar heen kijkt. Ken jij je ouders? Slaag jij erin om je met hen te verbinden?

Lybaert: “Steeds beter, maar het blijft een work in progress. Ingeborg heeft daar ook slimme dingen over gezegd in De Columbus. Ze heeft haar dementerende mama verzorgd, en dat was zwaar, maar ze zei dat ze dat ook nodig had. Want zo kreeg ze eindelijk de band met haar moeder waar ze zo naar snakte.

“De navelstreng losknippen, dat is het moeilijkste in een ouder-kindrelatie. Ik ben 53, en bij mij is het nu pas aan het gebeuren. Tot voor kort was ik het kind, niet de gelijkwaardige volwassene. En nu ik zelf vader ben, begrijp ik ook hoe moeilijk het is je als ouder los te werken uit dat stramien. Want eerst stoot je op al de problemen die met opgroeien komen, en daarna zie je je kind zich ook als volwassene bezeren aan de puntige uitsteeksels van het leven. Als ouder wil je daarboven blijven hangen: je wilt je kind behoeden voor de pijn. En net dat doe je beter niet, want dan knip je je kind de vleugels. Sommige mensen kunnen zich daaraan onttrekken, anderen slagen er nooit in, en blijven zelfs na de dood van de ouders in hún cadans lopen.

“Enfin, het zouden boeiende gesprekken zijn, daar in de bus (grijnst). Maar het zou vooral mooi zijn, denk ik: in de afgelopen jaren zijn mijn ouders en ik elkaar steeds dichter genaderd.”

De borden zijn leeg, het vuur blijft vol. Lybaert serveert het dessert: het is rood, vloeibaar en komt van een goeie druif. Ik merk op hoe zorgzaam hij zich toonde in de aflevering met Charlotte Adigéry, op dat moment zwanger. Hoe er plots zoveel tederheid naar buiten schoot.

Lybaert: “Ik zag die buik en ik werd teruggeworpen in de tijd. Mijn vrouw is drie keer zwanger geweest, en ook al zag ik daar toen de kracht en de schoonheid van in, ik liep er toch te snel aan voorbij. Ik denk niet dat ik toen altijd even zorgzaam was. Door de zwangerschap van Charlotte kwam de herinnering aan die periode volop aanzetten, en het voelde als een kleine herkansing – want er kwamen gevoelens naar boven die ik indertijd niet toegelaten heb. Ik zei het je al, hè: het heeft me veel tijd gekost om uit mijn capsule te kruipen, om emoties toe te laten. Hoe Charlotte in De Columbus ’s avonds met haar ongeboren kind lag te praten… Het wonderlijke daarvan! Het is die verbondenheid tussen moeder en kind waar je als man niet bij kunt, hè. En ik besefte: ik ben drie keer een vader moeten worden, terwijl Katrien telkens al negen maanden een moeder was.

“Ondertussen is het kindje van Charlotte er trouwens. Een zoon, Rocco, en hij is geboren op mijn verjaardag. Binnenkort ga ik ’m bezoeken. Daar kijk ik zo naar uit: vijf kilogram nieuw leven in m’n armen voelen, en beseffen dat alles altijd zo mooi blijft doorgaan.”

De Columbus, te bekijken op VRTNU

© Humo