Direct naar artikelinhoud
InterviewPatrick Radden Keefe

Deze familie is verantwoordelijk voor de verslavende pijnstillers die ontelbare levens kostten in de VS

Kunstenares Nan Goldin is een van de voortrekkers van de protestbeweging tegen de Sacklers.Beeld LightRocket via Getty Images

Journalist Patrick Radden Keefe onderzocht wie verantwoordelijk is voor de verslavende pijnstillers die veel Amerikanen het leven kostten. Tot de uitgave van zijn boek Het pijnstillerimperium stond de familie Sackler bekend als filantropen. Dat is nu voorbij.

In het eerste decennium na de eeuwwisseling stierven vele Amerikanen in de bloei van hun leven. Bijna niemand vroeg zich af wie daarvoor verantwoordelijk was. Er was wel een oorzaak aan te wijzen: de pijnstillers die waren voortgebracht door het medisch-farmaceutisch complex (en die nog steeds elk jaar tot tienduizenden overdosisdoden leiden). Maar een schuldige? Hoewel Amerikanen hun moordenaars graag een gezicht geven, bleven de hoofdpersonen in dit verhaal lange tijd min of meer anoniem.

“De Sacklers werden soms wel genoemd in artikelen over de opiatenepidemie”, zegt de Amerikaanse journalist Patrick Radden Keefe (45). “Dan dacht ik: vertel me meer over die mensen. Maar het bleef bij kleine hapjes. Niemand maakte er een hele maaltijd van.”

De familie Sackler stond bekend als een familie van filantropen, gulle gevers aan kunst en wetenschap, die graag hun naam schreeuwden van de daken van de instellingen die ze steunden. Je had de Sackler-vleugel in het Metropolitan Museum in New York, het Sackler Center for Arts Education van het Guggenheim, de Sackler Room in de National Gallery in Londen, de Sackler Escalator in het Tate Modern, de Sackler Library in Oxford, een Sackler-zaal in het Louvre in Parijs, een Sackler-trap in het Joods Museum in Berlijn, en een Sackler-lezing, een Sackler-leerstoel, een Sackler-beurs en een Sackler-laboratorium in het Nederlandse Leiden.

Dat ze daarnaast de eigenaren waren van het pillenbedrijf Purdue Pharma hielden ze liever stil. Purdue was een bedrijf in Connecticut dat in 1995 OxyContin had uitgevonden, een pijnstiller met dezelfde werkzame stof als heroïne, die de grote wegbereider was geworden van de opiatenepidemie. Dáár kwamen de miljarden vandaan waarmee ze goede sier maakten in de villa’s en country clubs van de miljonairsenclave Greenwich, op de gala’s en vernissages van New York, in de musea en universiteiten van hun geboortestad en de rest van de wereld.

“Dat de Sacklers de eigenaren en commissarissen waren van Purdue was niet terug te vinden op de website”, zegt Radden Keefe. “Terwijl hun naam wel groot op een roltrap in het Tate Modern staat.” Daar wilde hij meer van weten. Zijn onderzoek mondde dit voorjaar uit in een onthullend boek, Empire of Pain, dat nu in het Nederlands is vertaald als Het pijnstillerimperium. Eerder deze maand was Radden Keefe in Nederland om over zijn boek te spreken.

Patrick Radden Keefe: ‘Mijn boek is een familiesaga, maar ook een aanklacht tegen het systeem waarin de Sacklers zo lang konden floreren. Als je genoeg geld hebt en invloed kunt uitoefenen, ben je onkwetsbaar.’Beeld Rebecca Fertinel

Wanneer dacht u: hier moet ik over schrijven?

“Ik schreef in 2012 in The New York Times Magazine een groot verhaal over de bedrijfsmatige kanten van het Mexicaanse Sinaloa-kartel van El Chapo. Ik keek naar de drugshandel als een businesscase. Ik schreef over de markt, de organisatie, productlijnen, de productieketen, het rendement. Ze zijn zeer rationeel en commercieel. Ze zien een behoefte, en die willen ze vervullen. Opvallend was dat je rond die tijd meer heroïne dan ooit over de grens zag komen. De vraag was: waarom? Het antwoord: vanwege de opiatencrisis.”

Na de lancering van OxyContin pakte Purdue het voortvarend aan. Tot dan toe werden soortgelijke pijnstillers alleen aan kankerpatiënten voorgeschreven, en na operaties gebruikt. Maar nu stuurden de Sacklers honderden artsenbezoekers het land in, allereerst naar de oude mijnstreken in de Appalachen, waar veel mensen woonden met onduidelijke chronische klachten. De lokale huisartsen bleken makkelijk te overtuigen, zeker nadat toezichthouder FDA het licht heel welwillend op groen had gezet voor bredere toepassing. De FDA gaf zelfs goedkeuring aan een claim dat de pil ‘misbruikbestendig’ zou zijn.

De pillen werkten geweldig en werden ook populair onder mensen zonder pijn: ze werden verkruimeld en als poeder gerookt of direct geïnjecteerd. Apotheken in gehuchten in West Virginia en Kentucky verkochten soms miljoenen pillen per jaar. Toen de pillen na een jaar of tien iets beter werden gereguleerd, vluchtten de verslaafden naar andere opiaten zoals heroïne en het nog veel sterkere fentanyl, geïmporteerd uit Mexico en China. Opiaten groeiden uit tot de belangrijkste onnatuurlijke doodsoorzaak in Amerika, vóór auto-ongelukken en vuurwapens. Hoewel de coronapandemie het probleem tijdelijk heeft versluierd, sterven er nog dagelijks bijna 200 Amerikanen aan een overdosis pijnstillers.

Toen u interesse kreeg in dit onderwerp, was de crisis in volle gang. Er was zelfs al een rechtszaak geweest tegen Purdue Pharma. Toch bleven de Sacklers buiten beeld. Wat zag u dat andere journalisten niet zagen?

“Ik werk bij The New Yorker, en daar zijn we langzaam. Ik hoef geen breaking news te brengen, ik maak van die lange stukken. Daarbij bouw ik voort op wat anderen hebben gedaan. Er was wel wat geschreven over Purdue en de Sacklers: door The New York Times in 2003, en door Sam Quinones in zijn boek Dreamland. Maar als ik die verhalen las, wilde ik vooral meer weten over die familie, terwijl die slechts terloops werd behandeld, als bijzaak.

“Ik wilde in mijn artikel dat in 2017 verscheen, van hen de hoofdzaak maken. Er waren al veel feiten bekend, maar ze waren nog niet verbonden op een manier dat de familie niet meer zou kunnen ontsnappen. Zij zijn niet de enige schurken in deze geschiedenis, maar hun bedrijf was wel de pionier. En dan heb je zo’n familie met een reputatie, zo deugdzaam en genereus, met hun naam overal, behalve op de website van hun bedrijf. Daar wilde ik over schrijven. Niet per se over de opiatencrisis.”

De Sacklers arriveerden begin 20ste eeuw als immigranten uit Oost-Europa, en belandden in Brooklyn. Vader begon als groenteboer, de zonen gingen geneeskunde studeren. De oudste, Arthur, deed onderzoek naar geesteszieken, maar had tegelijkertijd een reclamebureau. Daarmee bedacht hij advertentiecampagnes voor het kalmeringsmiddel valium, dat uitgroeide tot het meest voorgeschreven medicijn van het land. Een van de noviteiten van Arthur was dat hij zijn reclames direct op artsen richtte. Daarnaast gaf hij een medisch tijdschrift uit, waarmee hij miljoenen artsen in het land bereikte. Zijn reclamebureau en het tijdschrift deelden hetzelfde kantoor, en deelden zelfs werknemers. Die twee petten vond hij alleen maar handig. Arthur was een man met overal pannetjes op het vuur. Hij trouwde drie vrouwen, met nogal wat overlap. Met zijn jongere broers kocht hij in 1952 een kleine fabrikant van anti-oorsmeer- en laxeermiddelen, met de naam Purdue Frederick.

Had u verwacht dat u zo’n totaal geëscaleerde Amerikaanse droom zou aantreffen?

“Het was een tijd van mogelijkheden voor jonge witte mannen, de Sacklers voelden dat aan. Arthur is een van de grote Amerikaanse personages van de 20ste eeuw. Doordat hij tegelijkertijd onderzoeker en reclameman was, overbrugde hij de barrière tussen medicijnontwikkeling en commercie. Hij heeft de wereld gecreëerd waarin OxyContin zo groot kon worden.

“Het rare met verhalende non-fictie is dat je iets hoopt te schrijven dat als een roman voelt. Maar het ís geen roman, dus je mag niks verzinnen. Je moet blijven zoeken en hopen dat je op enig moment een steen omdraait waar goud onder ligt. Mijn goud was een brief van Isaac Sackler, de pater familias, aan zijn kinderen. Hij schrijft: als je een fortuin verliest, kun je een nieuw fortuin verdienen. Maar zorg dat je altijd je goede naam behoudt. Als je die verliest, ben je hem voor altijd kwijt. Toen viel alles op zijn plek. Het helpt het mysterie te ontrafelen waarom deze familie al zeven decennia zo maniakaal haar naam op dingen zet. De brief is ook een tragische vooruitwijzing naar het einde van het verhaal. Honderd jaar nadat Isaac dat schreef, verliest de familie haar goede naam.”

Arthur M. Sackler in zijn kantoor.

Is het geen traditie van Amerikaanse rijken om via goede doelen hun naam op te vijzelen?

“De Sacklers zijn niet de enigen die via filantropie aan reputatiemanagement doen. Veel meer giften zijn verdacht. Het is een groot dilemma voor de instellingen die geld van zulke gulle gevers krijgen. Iemand van het Metropolitan Museum in New York zei tegen me: als we een morele lakmoesproef houden voor onze donateurs, dan zijn de Sacklers niet de enigen die afvallen. Dan komen we in grote problemen.

“De connectie die de rijken willen maken met de kunstwereld zegt al veel. Die lui geven meestal geen zak om kunst, tot ze miljardairs zijn. Als ze alle materiële dingen hebben - huis, boot, vliegtuig - dan gaan ze op Picasso’s azen. Het is het enige waarmee ze hun status verder kunnen verhogen. Het is ook een onsterfelijkheidsdingetje; je zet je naam ergens op, dan leeft die voort na je dood. Maar het gaat ook om het witwassen van een reputatie. Het is een afleidingsmanoeuvre. De Sacklers zagen filantropie niet als gift, maar als een zakelijke transactie, met doortimmerde contracten over wat ze gaven en wat ze ervoor terugkregen.”

Instellingen werken zelf mee aan deze witwasoperatie. Neem het in memoriam dat de Universiteit Leiden schreef toen in 2017 de jongste van de drie broers stierf, Raymond, die zijn naam aan veel academische instituten en evenementen had verbonden. Het persbericht was lovend, maar over de herkomst van zijn geld was het kort. “Dr. Sackler maakte fortuin als ontwikkelaar van medicijnen”, stond er. Welke medicijnen, dat stond er niet bij.

“Dat is normaal”, zegt Radden Keefe. “Toen Arthur Sackler zijn collectie met Aziatische kunst in 1987 naliet aan het Smithsonian, de nationale musea in Washington, schreven ze een prachtige biografie over hem. Heel uitgebreid, maar heel selectief. Daarin staat wel dat hij hoofdredacteur was van de schoolkrant, maar geen woord over de reclamefirma die hij had gerund, waarmee hij het land aan de valium had gekregen. Dat was veertig jaar zijn belangrijkste werk! Daarmee had hij die Aziatische kunst betaald. Kennelijk moest de herkomst van het geld verborgen blijven.”

Zijn er nu instellingen die de naam Sackler van hun gevel halen?

“Sommige, zoals het Smithsonian, het Louvre, de Serpentine Galleries in Londen. Het Metropolitan Museum neemt geen geld meer aan. Het verdrietige met veel van deze instellingen is dat ze pas gaan bewegen als ze aan de schandpaal worden genageld. Ze hopen zo lang mogelijk dat het zal overwaaien.”

Was dat uw bedoeling, een schandpaal bouwen?

“Ik ben een journalist, geen activist. Het is niet mijn grote plan om die naam neer te halen. Ik heb wel een hekel aan hypocrisie, aan verhulling, aan mensen die hopen dat de waarheid niet naar boven komt. Ik heb een zekere bewondering voor de universiteit van Oxford. Zelfs geconfronteerd met al deze verhalen zeggen zij: wij houden van de Sacklers! Ze zijn zo goed voor ons geweest. Dat waardeer ik meer dan museumdirecteuren die de telefoon niet opnemen.”

Maar is het noodzakelijk, dat iemand zo’n schandpaal bouwt?

“Dat sommige musea zich van de Sacklers hebben gedistantieerd is onder meer te danken aan de fotograaf Nan Goldin, die zelf in veel van die musea heeft geëxposeerd. Ze was na een operatie aan haar hand zelf verslaafd geraakt aan OxyContin. Nadat ze mijn artikel had gelezen, belde ze mij op. Ze zei: ik ga een campagne beginnen om die naam neer te halen. Ik dacht dat ze gek was, of naïef. Haar activistische idioom stamde uit de jaren 80, toen ze betrokken was bij aidscampagnes. Ik vond het een beetje antiek, om zo’n die-in te organiseren op de trappen van een museum. Maar tot mijn verbazing werkte het. In een tijd dat veel activisme slechts een hashtag is – mensen die een beetje boos doen op Twitter en Facebook – is het mooi te zien dat er ook nog mensen zijn die strak geplande acties organiseren die effect hebben.”

Waarom ontstond die ophef pas na uw artikel? Waarom konden de Sacklers, ook na honderdduizenden doden, hier zo lang mee wegkomen?

“De macht van grote bedrijven zit erin dat ze individuen kunnen afschermen van verantwoordelijkheid. Dat geldt niet alleen voor de rijke familie in de coulissen die eigenaar is van een bedrijf, maar zelfs voor de managers. Vorig jaar was er in Las Vegas een rechtszaak die eindigde met een grote uitspraak. Purdue Pharma bekende schuld aan federale misdrijven. In de schuldbekentenis wordt geen directielid genoemd. Dus het bedrijf is schuldig, maar niemand heeft iets gedaan. Hoe kan een bedrijf een misdaad begaan als geen mens een misdadige beslissing heeft genomen? Dat is toch onbegrijpelijk?

“Ook waren de Sacklers niet vies van dreigementen. Al in 2003 probeerde Barry Meier van The New York Times een verhaal over de Sacklers te publiceren. De krant deinsde terug na druk van advocaten. Hun tactieken zijn vergelijkbaar met die van Harvey Weinstein.

“Daarnaast is er natuurlijk het geniale talent van de familie. Het verhaal van de Sacklers en OxyContin gaat over marketing. Hoe zorg je ervoor dat iets eruitziet als iets anders? Daar zijn ze al sinds de jaren 40 mee bezig. Toen bedacht Arthur een campagne met acht artsen die een nieuwe pil aanbevolen en die artsen bleken helemaal niet te bestaan. Zo goochelden ze ook met zichzelf. De familie wiste zichzelf helemaal uit het familiebedrijf.

“Ik heb interne mails gezien van directeuren die schreven: er is een groot artikel verschenen waarin verschrikkelijke dingen over Purdue Pharma staan, maar het goede nieuws is dat de naam Sackler pas helemaal aan het einde genoemd wordt, dat ziet waarschijnlijk niemand. Dat idee, dat het bedrijf de klappen kan opvangen voor de eigenaren, zat heel diep bij de familie.”

Na het verschijnen van Radden Keefes artikel in The New Yorker, richtten de juridische pijlen van duizenden nabestaanden, steden, staten en indianenreservaten zich op de Sacklers. Het leidde tot een faillissement van Purdue Pharma, dat vervolgens met een zelfgekozen faillissementsrechter tot een schikking kwam, voor al die duizenden zaken. De Sacklers moeten 4 miljard dollar schadevergoeding betalen, maar kunnen dan door niemand meer aansprakelijk worden gesteld.

Is dat gerechtigheid?

“Nee, zoveel pijn doet die boete ze niet. Ze hebben de afgelopen jaren miljarden uit de firma gesluisd. Die is nu failliet, en het geld staat op hun Zwitserse bankrekeningen. Als ze dat een beetje goed beleggen, kunnen ze uit de opbrengst daarvan de boete betalen.”

Wat vindt u van het Amerikaanse rechtssysteem?

“Ik vrees dat het systeem kapot is. Mijn boek is een familiesaga, maar ook een aanklacht tegen het systeem waarin de Sacklers zo lang konden floreren. Als je genoeg geld hebt en invloed kunt uitoefenen, ben je onkwetsbaar. Het systeem is erg gevoelig voor geld en invloed. De geneesmiddelen van de Sacklers werden goedgekeurd door ambtenaren van de FDA, die niet veel later voor de Sacklers werkten. En het waanzinnige is dat het niet één keer gebeurde, maar telkens weer. Steeds kwamen ze ermee weg. Dat is zo teleurstellend: het systeem lijkt niet te leren. Dat baart me zorgen. Er zullen nieuwe bedrijven komen waarvan managers en eigenaren weer soortgelijke keuzes moeten maken. Doe ik het foute en ga ik miljarden verdienen, ook al kost dat levens, of doe ik het goede en zie ik daarvan af? Als zij er dankzij het geld op kunnen vertrouwen dat het systeem goed voor hen zal zorgen, zullen ze foute beslissing blijven maken.”

Toch is de naam van de Sacklers, die Arthur het hoogste goed vond, voor altijd aan een schandaal verbonden. Is dat een vorm van gerechtigheid?

“Voorlopig kunnen ze zich in New York niet meer vertonen. De meesten zijn de stad ontvlucht, naar Zwitserland en Florida. Daar zullen ze, met dank aan hun geld, best comfortabel verder kunnen leven. Er zijn kennelijk plekken waar dit soort mensen altijd welkom is.”

Wie zijn uiteindelijk erger: de Sacklers of het Sinaloa-kartel?

“Iemand schreef in een recensie van mijn boek: het enige verschil tussen de Sacklers en El Chapo is dat de Sacklers ermee zijn weggekomen en El Chapo niet. Maar dat is niet het enige verschil. Je kunt de Sacklers heel onsympathiek vinden, maar zij snijden geen mensen de kop af op straat. Toch zijn er zeker overeenkomsten. En zoals ik altijd geïnteresseerd ben geweest in de bedrijfsmatige kanten van de onderwereld, ben ik ook geïnteresseerd in de criminele kanten van de bovenwereld. De Sacklers hebben altijd volgehouden: het enige wat we gedaan hebben is een geneesmiddel verkopen dat goedgekeurd was door de FDA, dus wat zeuren jullie nou? Dat kan wel zo zijn, maar kijk hoe ze dat voor elkaar hebben gekregen. Het schandaal zit niet in wat illegaal is, het schandaal zit in wat legaal is.”

Patrick Radden Keefe, Het pijnstillerimperium, Nieuw Amsterdam, 34,99 euro