Direct naar artikelinhoud
InterviewLust & Liefde

Ontrouw is niet altijd een zonde: ‘Mijn man liet me zonder ruzie naar mijn afspraakjes gaan’

Ontrouw is niet altijd een zonde: ‘Mijn man liet me zonder ruzie naar mijn afspraakjes gaan’
Beeld Sammy Slabbinck

Ontrouw is niet altijd een zonde, weet Marijke (61). Nadat ze met haar man en kinderen verhuisde naar een nieuw dorp, ver weg, ontmoette ze een schooldirecteur die jarenlang ‘gewoon’ een tennismaatje zou blijven. Terwijl er, zonder dat ze dat zelf beseften, veel meer in het spel was.

“Toen we in 1999 naar de andere kant van het land verhuisden en onze kinderen inschreven in de openbare school, stond op het plein van de school ernaast een heel aardige man die zijn hand opstak naar ons, nieuwkomers. Ik zei tegen mijn man: we hebben de verkeerde school gekozen, deze directeur is veel leuker. Een paar weken later zagen we hem opnieuw op de tennisbaan. Zullen we gemengd dubbel spelen, stelde hij voor. En al snel werd hij mijn vaste tennismaatje. 

“Het is niet fatsoenlijk om verliefd te worden op een andere man, termen als ‘vreemdgaan’ en ‘er met een ander vandoor gaan’ hebben een ordinaire klank. Ze zijn egocentrisch en nietsontziend, ontdaan van alle poëzie. Ik sublimeerde het gevoel dat ik langzaam voor deze onbekende begon te ontwikkelen met woorden als genegenheid en vriendschap, ik zag in de kennismaking zelfs een manier om te aarden in ons nieuwe dorp. Wat een geluk, dacht ik, dat ik in de streek waar mijn man en ik beiden geboren zijn en die we zo gemist hadden, zo snel een goede vriend had gevonden. Een met wie ik kon praten over onze zoons, een die mij op een dag hoffelijk aanbood mijn kuit te masseren toen de kramp er bij het tennissen in schoot, een vriend met wie ik na afloop weleens een tas koffie dronk.

“Als het regende en het tennissen niet door kon kan gaan, bedierf dat mijn hele dag. Als ik hem had gezien daarentegen, bezag ik de hele wereld met een milde blik; inclusief mijn goedaardige maar van lust gespeende huwelijk met de man die ik al sinds mijn zestiende kende. Lust speelde trouwens ook in deze kennismaking geen grote rol; het was er niet, omdat ik het niet toeliet. Ik was er, zoals gezegd, het type niet naar achter de rug van mijn trouwe echtgenoot een verhouding te beginnen. En wilskracht blijkt, ook in de liefde, een sterke bepaler. Toespelingen en flirterige grapjes gingen nooit verder dan de hoop dat de ander ermee aan de haal zou gaan. Maar dat gebeurde nooit, en op een of andere manier was dat ook veilig. Tijdens een grote dorpsbarbecue verbaasde hij me door ineens de microfoon te pakken en een bluesnummer te zingen – speciaal voor mij bleek later, maar die mogelijkheid drong niet tot me door. 

“Ik had nog heel lang op deze manier blijmoedig gelukkig kunnen zijn, mij tevreden kunnen stellen met het evenwicht tussen de prikkelende vriendschap met de een en het kalme huwelijk met de ander, als zijn vrouw niet na twee jaar een einde aan ons spel had gemaakt. We hadden weleens gekscherend tegen elkaar gezegd: als we niet getrouwd waren, zouden we perfect voor elkaar zijn geweest. Zijn vrouw moet dat gevoeld hebben – niet wetend dat ze met haar plotselinge botte verbod op alle contact iets belichtte wat wij zelf niet eens zagen. Zijn afscheidsmail was kort en zakelijk. Hij zegde het lidmaatschap van de tennisvereniging op, bijna alsof hij daarmee schuld bekende. Ik was beledigd en beschaamd, wilde dat wat in mijn hoofd nog altijd onschuldig, gewoon kameraadschap heette, netjes afsluiten en schreef hem een brief die ik adresseerde naar zijn school, maar het haalde niks uit. Ik dacht, het slijt wel, die rare spanning die ik voel als ik hem zie in het dorp. Maar we bleven ons bij elke toevallige ontmoeting schielijk afwenden.

“Acht jaren gingen voorbij, tot ik hem ineens zag fietsen toen ik met de hond door het bos liep. Hij kwam op me af, kuste me op een wang. En hoewel ik nog steeds beledigd was door zijn laffe aftocht, raakten we aan de praat alsof er niets had plaatsgevonden. Toen we daarna elk een andere kant opliepen en ik zei: “Dat was het dan”, antwoordde hij: “Je weet nooit hoe het balletje rolt.” Rare opmerking, dacht ik. Een bal rolt nooit vanzelf. 

“Pas een jaar later durfde ik een mail te sturen. Hij belde meteen. Hij bleek de afgelopen acht jaar ook dagelijks aan mij te hebben gedacht en vanaf dat moment begonnen we elkaar weer vaker te zien. We hadden geen seks, soms kusten we, knuffelden, meer niet. Mijn man wist daarvan. Toen hij en ik trouwden, waren we twee jongeren die elkaar tijdens het volwassen worden leerden waarderen als familie. Maar we wisten niks van dat ‘andere houden van’, de liefde tussen twee volwassenen waarbij niet alleen familiaire gevoelens maar juist erotiek en verlangen een grote plek innemen. Als ik weleens over dat gemis begon, hield hij zich van de domme. Maar toen hij zag hoe ik veranderde door mijn tennismaatje, begreep hij dat ons huwelijk het uiteindelijk tegen deze man zou afleggen. Zonder ruzie liet hij mij telkens naar mijn afspraakjes gaan: de man die zijn familie het allerbeste gunde, zelfs als dat ten koste ging van hemzelf. Op Valentijnsdag 2014 ging ik, voor het eerst in de vijftien jaar dat ik mijn vriend kende, een paar dagen met hem weg. Tegen mijn echtgenoot zei ik: ‘Ik ga nu echt een andere richting uit dan jij.’ Hij antwoordde: ‘Oké, dan weet ik dat. Dan kan ik zelf ook stappen ondernemen.’ Hij huilde toen hij dat zei, maar heeft me nooit veroordeeld.

“Ik leef maar een keer, dacht ik, ik moet dit doen. Toch bleef ik me schuldig voelen. In april 2014 zijn we gaan samenwonen, maar de eerste maanden ging ik een paar keer in de week terug om voor mijn man en nog thuiswonende jongste zoon te koken. Ik zette bakjes in de ijskast, genoeg voor twee dagen. De kinderen hebben tijd nodig gehad om aan de nieuwe constructie te wennen, maar dat is allemaal goed gekomen. Mijn ex had al snel een nieuwe vriendin, een die wel van kamperen houdt, en ik ben nog steeds dolverliefd op mijn lief. We tennissen weer samen en na afloop fietsen we samen naar huis. Vijftien jaar lang, tussen mijn veertigste en vijfenvijftigste, hebben we ons best gedaan om onze liefde te relativeren, maar die bleek onontkoombaar. Vaak rekenen we: hoeveel jaar hebben we nog samen, vijftien, twintig of misschien wel vijfentwintig?”